Nagelaatene gedichten(1786)–Petronella Johanna de Timmerman– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 83] [p. 83] Brief van mijn katje aan haar oude vriendin Joli, het hondje van mijn broeder. Zoet Jolitje, beste maatje, Eertijds liefste huisvriendin, Die 'k nog als mijn kameraadje Boven andre hondjes min: 't Heugt me, en 't zal mij nooit vergeten, Hoe we speelziek onze jeugd En piepjonge dagen sleten In een onbesuisde vreugd. [pagina 84] [p. 84] Hoe we sprongen, renden, liepen, Beide wulps en wild van aard, Nimmer stil, dan als we sliepen Elk in 't hoekje van den haard. Wijl ons nijd, noch afgunst kwelden Waren we altijd gul en mild. Zulk een vriendschap vindt men zelden Tusschen 't honde- en katte-gild. 'k Vlei mij des, mijn speelgenootje, Zoo gij nog dezelfde zijt, Dat dit briefje van mijn pootje U nog weer in 't hart verblijdt. Daar 't U zal de tijding dragen, Tijding zeker aangenaam, Dat ik over tweepaar dagen Ben bevallen in de kraam Van een trits welschapen katjes, Eerstelingen van dit jaar, Juist besneen, en net en gladjes, Mij gelijkend op een hair. [pagina 85] [p. 85] Wist ge nu, Jolitje, 't kunstje, o Wat waar het mij een troost! Om bij uw Meesteresse, een gunstje Af te prachen voor mijn kroost. Aardig zou het bij haar spelen, Of al kloutrende op haar schoot, Zou 't haar blanke handjes streelen, Om een weinig melk en brood. 't Fraaiste zou het hare wezen, Dat in vlakjes leest en stal (Kan uw voorspraak haar belezen) Uitmunt van mijn driegetal. Mogt ik dat geluk verwerven, 'k Hiel me op 't duurst aan U verplicht: Dus bleef in ons bloed en erven Onze vriendschap opgericht. 'k Blijf, Jolitje, Bestemaatje, 'k Blijf nog, met dezelfde min, Poes, Uw trouwste kameraadje en gedienstige Vriendin. Vorige Volgende