Nagelaatene gedichten(1786)–Petronella Johanna de Timmerman– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 81] [p. 81] Verschooningsbede van mijn hondje, aan mijne zuster. Met diep berouw in 't honds geweten, Zie 'k och! te laat mijn wilden aard, Hoe 'k onbesuisd en onbedaard, Uw waaier heb aan stuk gebeten. 'k Herdenk het daaglijks met chagrijn, Nu 'k aan een touw lig vastgebonden, Ja zelfs ten spot der buure honden Niet zonder boei op straat verschijn. Maar, Zusje van mijn meesteresse, Vergeef, uit mededogendheid, [pagina 82] [p. 82] Mijn wanbedrijf en onbescheid. Denk, 't was een coup de la jeunesse. Ontvang, schoon minder in waardij, Dit windverwekkertje uit mijn pootje. Ik blijf, met poes, mijn speelgenootje, Uw onderdanigste Jolij. Vorige Volgende