Nagelaatene gedichten
(1786)–Petronella Johanna de Timmerman– Auteursrechtvrij
[pagina 57]
| |
Aan de geestrijke jufvrouw Elizabeth BekkerGa naar voetnoota.
Gij vlecht me, Elizabeth, een lofkrans om de hairen
En maalt mijn beeltenis in uwe Poëzij.
Dan, hoe ik meer en meer blijf op dat kunstwerk staren,
Hoe ik mij minder ken in uwe schilderij.
Uw Dichtpenseel belust een meesterstuk te klaren,
Vergist in 't voorwerp zich, en daar Gij oogt op mij,
Treft Wilhelmina, die door 't klinken van heur snaren
Apol ten reie zingt, aan 't wimpelvoerend IJ.
| |
[pagina 58]
| |
Ik volg bedeest van ver Geleerdheids wijze stappen.
De Wijsgeert lokt mijn geest, 'k bemin de Wetenschappen,
De Dichtkunst boven al en die Haar hulde doet.
Neem vrij de proef hier van, 'k zal vriendlijk U ontvangen;
Verlekkerd op het schoon van uw verheven zangen,
Zie 'k reeds dien dag, dat uur reikhalzend te gemoet.
1756. |
|