Nagelaatene gedichten(1786)–Petronella Johanna de Timmerman– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 16] [p. 16] Lettertuiltje, gevlochten voor mijn neefje, Johan David Herklots, zijn eerste jaar vervullende, den één en dertigsten van Bloeimaand, 1744. Jongste Wichtje van drie Zoontjes; Lagchebekje, schoon van leên, Vol van zoete aanminnigheên, Op wiens lieve roozekoontjes Roemen mag de blonde Mei; Hartestrikje, dat de zinnen Van uw oud'ren in kan winnen, Door uw aangenaam gevlei: Geestig Kindje; aanvallig Jantje, Speeltuig, vreugde, liefdebaak, Vrolijkheid, en al 't vermaak Van uw Broêrtjes, Zoete Mantje, [pagina t.o. 16] [p. t.o. 16] PETRONELLA JOHANNA DE TIMMERMAN, Gebooren te middelburg den 2 February 1724. Gestorven te utrecht den 1 May 1786. [pagina 17] [p. 17] Wellust van het huisgezin, Die door al uw kussen, streelen Weet een ijders hart te stelen En te troonen tot uw min: Lenteroosje pas ontloken, Aartig Neefje, gun mij, dat Ik uw wieg en bakermat, Daar Gij nog in ligt gedoken, Met wat geurig meiloof cier, Dat ik op mijn citersnaren Dezen dag van uw verjaren, Met verheugde klanken vier; Dat ik bloemtjes 't zaam mag vlechten, Doorgemengd met jeudig groen, Net schakeere ten festoen, En met zijden lintjes hechten Op uw kruintje: wijl men zag Over viermaal dertien weken Pas uw levenszon aanbreken Met een aangenamen lach. [pagina 18] [p. 18] Toen wierd Gij van vrienden, magen, Blij verwellekoomd in 't licht: Nu word nieuwe vreugd gesticht, Daar een ijder schept behagen In de straaltjes, die Ge spreit, Door de lonkjes van uw oogjes Net gevormd in winkbraauboogjes, Met uw zoete vriend'lijkheid. Want zoo 'k immer aan de trekken (Schoon d'onnoos'le kinderstaat Echter nog niet zeker gaat) Van uw wezen kan ontdekken, Zult Gij 's Vaders wijs Beleid En zijn Deugdenspoor betreden, Uwes Moeders brave zeden Met heur blanke Nedrigheid, Klaar vertoonen en dus weezen Uwen Ouderen tot troost, Zijnde een telg, waar in het kroost Van hun beiden is te leezen. Vorige Volgende