Nagelaatene gedichten(1786)–Petronella Johanna de Timmerman– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 1] [p. 1] Op het gebed. 't Godvrugtige gebed dringt vast ten tempel binnen, Daar zij haar reukwerk brengt met een bedeesd gelaat; In diepe ootmoedigheid voor Godes eertroon staat, Met 't gulden Wierookvat, gekleed in sneeuw-wit linnen. Zij stelt haar nooden voor en wenscht God te beminnen: Daar stort ze een traanen vloed, betuigend' dat ze een haat En grooten afkeer heeft van 't ijslijk zondenkwaad: Of smeekt weer om genaê, en poogt Gods gunst te winnen. Zij laat niet af, maar pleit op 't zalig vreêverbond, In 't dierbaar zoenbloed van den Middelaar gegrond; Nog dringt zij verder aan om op haar beê te erlangen Verhooring uit genaê, daar haare ziel naar hijgt, Tot dat zij eindelijk den kwijtbrief komt te ontvangen, En 't onvergaanbaar recht ten eeuw'gen leven krijgt. 17⁵⁄₁₈42 Vorige Volgende