Voorberigt.
De Bondel der Gedichten, welken ik ter gedachtenis van mijne Echtgenoote uitgegeeven heb, is een gedeelte van haare Dicht-oefeningen, waarvan sommigen gedrukt zijn. De keus viel mij daaromtrent moeijelijk. De liefde jegens eene Echtgenoote kan niet vrij van eigenliefde zijn. De liefhebbende Man beschouwt zich als de helfte van het bemind voorwerp; hij deelt in haaren roem, in haare deugden. Ondertusschen vlei ik mij, dat zo niet alle, egter de meeste Gedichten aan de Nederlandsche Kunstkenners bevallen zullen. Niets zoude mij ongevoeglijker zijn, dan de scherpe pijlen van eene bedillende Critiek. Zij wilde bij haar leven niet met de Dichtkunst pronken. Men verwijte dus niet aan mijne rustende Echtgenoot, maar aan mij, de begaane feilen. – Zij kan zich niet verdeedigen.
Uit hoofde van den langsaamen voortgang der Drukpers, heb ik niet kunnen bij deeze zaamling van Gedichten de naavolging van den Tartuffe van Moliere uitgeeven. Ook was ik omtrent de uitgave verleegen, vermits 'er slegts vier bedrijven voltooid zijn.