De kinderen van Jesenin
(1969)–Charles B. Timmer–
[pagina 36]
| |
1De onlangs gepubliceerde roman In de eerste cirkel van de russische auteur Aleksandr Solzjenitsyn bevat, in een gesprek tussen een schrijver en een diplomaat de volgende passage: ‘Een groot schrijver is in zijn land een soort tweede regering. In de Sowjetunie vertegenwoordigt A. Solzjenitsyn de afgelopen zeven jaar in zijn naam en door zijn werk zo'n soort tweede regering. Eigenlijk is het onjuist in dit verband een naam te noemen. Immers, de naam is eerder te zien als een magneet die een aantal krachten naar zich toetrekt. Krachten van sociale actie, krachten van wijsgerige verdieping, krachten van morele bezinning. De positie van de schrijver is op dit punt in Rusland altijd van bijzonder grote betekenis geweest, centraler, ingrijpender, rustverstorender dan in de literatuur van de meeste andere landen. Op een gegeven moment in de russische geschiedenis kon men ook de naam Pasternak noemen als symbool van een ‘tegen-regering’, of, in een nog vroegere periode die van L. Tolstoj. Karel van het Reve wijst in een artikelGa naar voetnoot2. op de uitspraak van een russische krantenmagnaat uit het begin van deze eeuw: ‘dat Rusland twee keizers had: Nikolaas Romanow en Lew Tolstoj.’ | |
[pagina 37]
| |
Een dergelijke positie nam ook Maksim Gorki een tijdlang vóór en na de revolutie in de literatuur en in het openbare leven in. De russische criticus V. Laksjin opende in 1964 een artikel over Solzjenitsyn in het januarinummer van het maandblad Nowyj Mir met de woorden: ‘Je kunt je nauwelijks voorstellen dat wij de naam Solzjenitsyn een jaar geleden nog nooit hadden gehoord. Je hebt het gevoel dat hij al heel lang in onze literatuur leeft en dat die zonder hem beslist onvolledig zou zijn’.Ga naar voetnoot1. In 1968 kan men, steunend op de barre feiten, de criticus antwoorden: ‘Je kunt je nauwelijks voorstellen dat de naam Solzjenitsyn, die in 1963-64 in de Sowjetunie op aller lippen lag, vier jaar later amper meer zou mogen worden uitgesproken’. Inderdaad, de koersnotering van deze naam geeft de hausseperiode en de malaise aan van de gehele moderne russische literatuur. Hoe alarmerend de situatie is, blijkt uit een in 1968 door de dichter A. Twardowski (hoofdredakteur van het tijdschrift Nowyj Mir) aan Konstantin Fedin (voorzitter van de Russische schrijversbond) gerichte brief, waarin onder meer staat: ‘Toen ik eergisteren aan mijn bureau deze brief zat te schrijven, werd ik door de Staatsuitgeverij aan de telefoon geroepen. Een stem zei: ‘In uw artikel over Marsjak dat in deel V van uw verzamelde werken zal worden opgenomen, komt de naam Solzjenitsyn voor... U begrijpt, wij hebben onze instructies... Ik weigerde natuurlijk de naam Solzjenitsyn te schrappen, al zou dat de publikatie van dit vijfde deel in gevaar kunnen brengen, maar het feit dat zich zulke dingen kunnen voordoen is verbijsterend.’Ga naar voetnoot2. Maar wie is Aleksandr Solzjenitsyn die door zijn existentie en door zijn werk zulke gedachten oproept en zulke krachten in beweging brengt, dat het terloops noemen van zijn naam de uitgave der verzamelde werken van een bekend russisch dichter, kommunist en tijdschriftredakteur, in gevaar kan brengen? Toen in november 1962 de korte roman Eén dag uit het leven van Iwan Denisowitsj in Nowyj Mir verscheen, die de auteur op slag in de hele wereld beroemd maakte, beschikte men nauwelijks over enige biografische gegevens over Solzjenitsyn. Bekend was slechts dat hij | |
[pagina 38]
| |
ergens in de provincie, in Rjazan, als wiskundeleraar teruggetrokken leefde, dat hij ziek was, niemand ontving en niet in literaire kringen verkeerde. Sindsdien is er over de schrijver veel meer aan het licht gekomen, vooral door toedoen van de slowaakse journalist Pavel Ličko die de moeilijk te benaderen Solzjenitsyn in 1967 een interview heeft afgenomen.Ga naar voetnoot1. Aan dit, tot een soort autobiografie uitgegroeide interview worden hier enkele gegevens ontleend. Aleksandr Isajewitsj Solzjenitsyn werd op 11 december 1918 in Kislowodsk geboren en bracht zijn jeugd en schooljaren door in Rostow aan de Don, in Zuidrusland. Hij voltooide zijn studies aan twee instellingen voor hoger onderwijs tegelijk: de faculteit van natuur- en wiskunde van de Moskouse Staatsuniversiteit en aan het Instituut voor filosofie, literatuur en geschiedenis. Dit was vlak voor het uitbreken van de oorlog met Duitsland in 1941. Solzjenitsyn volgde daarop een kursus voor officieren, waarna hij naar de stad Gorki werd gedetacheerd. Zijn belevenissen gedurende de veertiendaagse tocht daarheen in de chaos van de duitse overrompeling heeft Solzjenitsyn neergelegd in zijn verhaal Een gebeurtenis op het station Kretsjetowka.Ga naar voetnoot2. Hij kwam aan het front dankzij een benoeming tot kommandant van een afdeling voor geluidsmeting bij de artillerie. De ervaringen in deze funktie opgedaan hebben hem stof geleverd voor de roman In de eerste cirkel. Daarna was Solzjenitsyn kommandant van een batterij en maakte in de rang van kapitein het russische offensief door Witrusland, Polen en Oostpruisen mee. In januari 1945 werd hij, tijdens de gevechten om Koningsberg, gearresteerd op beschuldiging van antisowjetagitatie onder zijn kennissen. Solzjenitsyn vertelt hierover het volgende: ‘Dat ik gearresteerd werd kwam door mijn naïeveteit: ik wist dat het in brieven van het front verboden was militaire geheimen prijs te geven, maar meende dat je wel mocht blijven denken. Ik had geregeld brieven aan een vriend van me gestuurd, waarin ik geen blad voor de mond nam en het onder andere ook over Stalin had, zonder overigens ooit zijn naam te noemen... Ik vond dat hij van het Leninisme was afgeweken, dat hij voor de aanvankelijke tegenslagen verantwoordelijk was en dat hij onbeschaafd sprak.’ | |
[pagina 39]
| |
Voorbeelden van dit laatste vinden wij terug in het portret dat Solzjenitsyn van Stalin in enkele hoofdstukken van In de eerste cirkel geeft. Zonder gerechtelijk proces werd Solzjenitsyn in de zomer van 1945 tot acht jaar dwangarbeid veroordeeld. De ontberingen van het kampbestaan overleefde hij dankzij de wiskunde. ‘Op een goede dag kwam een ambtenaar van het gevangenisbestuur en deelde formulieren onder ons uit, die wij moesten invullen. Ik schreef dat ik wis- en natuurkundige was. Daarop werd ik overgeplaatst naar de afdeling voor wetenschappelijk onderzoek bij de gevangenis, een instelling van zulk een hoog niveau, dat iedere geleerde in vrijheid het als een eer zou beschouwen daar te mogen werken.’ Solzjenitsyn verbleef hier vier jaar en zijn belevenissen bij dit instituut vormen de hoofdbestanddelen van de roman In de eerste cirkel. Vervolgens werd hij drie jaren verbannen naar een werkkamp in een mijndistrikt van Noord-Kazachstan, waar hij het materiaal verzamelde voor zijn Eén dag uit het leven van Iwan Denisowitsj. ‘Op vijf maart 1953, vertelt Solzjenitsyn, kwam ik voor het eerst als vrij man - weliswaar in verbanning - weer op straat, waar het bericht van Stalin's dood door de luidsprekers werd verspreid.’ Gedurende de verbanning had Solzjenitsyn zich in een Kazachstaans dorpje aan de rand van de woestijn gevestigd, waar hij met het geven van lessen zijn brood verdiende. Deze omgeving vormt de achtergrond van enkele hoofdstukken van de roman Het kankerpaviljoen en tegelijk het uitgangspunt voor de novelle Het huis van MatrjonaGa naar voetnoot1., waarvan de handeling zich afspeelt in 1956, in midden Rusland, waarschijnlijk in de buurt van Rjazan. Nog in het strafkamp had Solzjenitsyn een operatie ondergaan en was gebleken dat hij aan kanker leed. Tijdens zijn verbanning in Kok-Teren (De groene populier), het dorp in Kazachstan, werd de kwaal erger, geneeskundige hulp was ter plaatse niet te vinden, maar de schrijver slaagde erin Tasjkent te bereiken, waar hij in het ziekenhuis werd opgenomen en genas. Aan deze gebeurtenis heeft Het kankerpaviljoen zijn ontstaan te danken. Na het XXste partijkongres in februari 1956 kreeg Solzjenitsyn toestemming naar Westrusland terug te keren en een jaar later werd hij volledig gerehabiliteerd. De schrijver vestigde zich met zijn vrouw Natalja, een scheikundige, in Rjazan. | |
[pagina 40]
| |
Wat in deze schets direkt in het oog springt is het feit dat bij het opsommen van de belangrijkste gebeurtenissen uit de biografie van Solzjenitsyn meteen ook de titels van bijna al zijn werken naar voren komen. Inderdaad, bijna alles wat Solzjenitsyn heeft geschreven vertoont autobiografische trekken, in min of meer verhulde vorm verwerkte persoonlijke ervaringen van de schrijver. Uit deze autobiografische inslag vloeit voor een niet onaanzienlijk gedeelte het karakter van autenticiteit voort, dat deze verhalen en romans van de eerste bladzijde af kenmerkt. Solzjenitsyn spreekt zich over het schrijverschap als volgt uit: ‘De schrijver moet zich verontrusten, zich door zijn artistieke geheugen laten leiden, hij moet schrijven wat hij ziet en hoe hij ziet; iedere kosmetische behandeling in de literatuur is uit den boze.’ Het zou echter onjuist zijn van autobiografische romans of verhalen te spreken: de schrijver is de waarnemer van zichzelf als objekt en van zijn omgeving en zijn omgeving is Rusland. ‘Ik weet, verklaart Solzjenitsyn, dat er niets zo gemakkelijk is als over jezelf te schrijven. Maar ik vond het belangrijker en ook interessanter de lotgevallen van Rusland uit te beelden.’ | |
2Aan Aleksandr Solzjenitsyn is een lot te beurt gevallen dat uniek mag worden genoemd in de wereldliteratuur. Hij is als schrijver gelanceerd door het hoofd van de regering van een wereldmacht, maar luttele jaren daarna zouden zijn werken slechts worden gedrukt en verspreid door elkaar fel bekonkurrerende buitenlandse uitgevers, op basis van voor een groot deel illegaal verkregen manuscripten. Op artistieke gronden moet Solzjenitsyn tot de grote schrijvers van Rusland worden gerekend, maar tegelijk worden zijn hoofdwerken in zijn vaderland niet uitgegeven en slechts als middeleeuwse handschriften in overgeschreven kopieën onder de mensen verspreid en gelezen. Toen het manuscript van de roman Eén dag uit leven van Iwan Denisowitsj in de herfst van 1962 aan de hoofdredakteur van het maandblad Nowyj Mir, A. Twardowski, werd aangeboden, was deze door de onthullende inhoud van het boek dermate gegrepen dat hij de hulp van N. Chroesjtsjow inriep om het werk gepubliceerd te krijgen. Dit | |
[pagina 41]
| |
was verklaarbaar, want die ‘ene dag’ ging over het leven van een politieke gevangene in een der strafkampen van Sulin, het onderwerp was dus riskant en de materie ontplofbaar. Chroesjtsjow kon in die periode, een jaar na het XXIIste partijkongres, in verband met zijn destalinisatiepolitiek uit die tijd een dergelijk briljant geschreven werk over de Stalin-periode uitnemend gebruiken; hij liet bij de Kremlin-drukkerij voor staatsuitgaven twintig exemplaren drukken die hij aan de leden van het Presidium van het Centrale Partijcomitee ter beoordeling voorlegde. Het is niet bekend, of verbijstering, angst of onverschilligheid de monden der hoge partijfunktionarissen snoerde, maar hun stilzwijgen werd door Chroesjtsjow in ieder geval als toestemming geïnterpreteerd, en zo verscheen het onthullende werk kompleet in het november nummer van Nowyj Mir, 1962. Het boek gaf niet alleen een brok sowjetgeschiedenis weer, - het maakte ook geschiedenis. Geen schrijver is zo snel uit de anonimiteit tot de toppen van de roem en de autoriteit opgeklommen, niet slechts in de Sowjetunie, maar ook in het Westen dat de ontwikkeling in dat land scherp observeerde. Wat de carrière van Solzjenitsyn als ‘sowjetschrijver’, dat wil zeggen, een in Sowjetrusland publicerende auteur, aangaat, kan worden volstaan met de vermelding dat er in de loop van 1963 nog drie verhalen van hem werden gepubliceerd, nl. in Nowyj Mir, januari 1963: Een gebeurtenis op het station Kretsjetowka en Het huis van Matrjona, in het juli nummer, 1963: Tot nut van de zaak en tenslotte in Nowyj Mir 1966: 1 nog het verhaal: Zachar-Kalitá, waarmee tot op heden officieel voor de ingezetene van het russische rijk het bibliografische beeld van de schrijver Solzjenitsyn is afgerond en voltooid. Deze lezer wordt verondersteld niets af te weten van de cyclus sublieme kleine verhalen (eigenlijk parabelen), niets van de twee toneelstukken en de filmscenario's die Solzjenitsyn heeft geschreven en niets van de twee magistrale romans van zijn hand, dat wil zeggen zijn hoofdwerken tot op heden. Het is een droevig te konstateren feit dat negen tiende van het oeuvre van de schrijver voor zijn landgenoten een ondergronds bestaan leidt, en met ondergronds wordt hier bedoeld de uitgave in een of andere klandestiene vorm in het buitenland. Gezien de huidige kultuurpolitiek zal het, vrees ik, niet lang meer duren, of deze uitspraak krijgt geldigheid voor de russische literatuur als geheel. Tot en met 1966 had er in Rusland nog een openlijke pro- en contra Solzjenitsyn diskussie in de russische pers plaats, met andere woorden, de schrijver bestond nog als literair verschijnsel, maar sindsdien | |
[pagina 42]
| |
werd meer en meer de techniek van isolane in de koelkasten van het zwijgen toegepast. Op de pogingen van Solzjenitsyn een ‘non-person’ te maken, reageerde de schrijver in 1967 ten tijde van het IV de schrijverskongres in Moskou met een brief aan het presidium van de schrijversbond, een brief die een meesterstuk van politiek-literair proza kan worden genoemd. Hij liet aan ongeveer 250 adressen kopieën van deze brief rondsturen (iets, wat hem het meest kwalijk werd genomen), en het gevolg van deze actie was dan ook dat het bestuur van de schrijversbond het epistel als een oorlogsverklaring beschouwde en er als zodanig op reageerde. Solzjenitsyn toont in zijn brief met talrijke voorbeelden aan, hoe en waarom Rusland zijn grote literaire reputatie in de wereld verloren had, hij hekelt de willekeur van de censuur en brengt in de tweede helft van zijn als een manifest klinkende brief een aantal persoonlijke grieven naar voren: 1) hoe in 1965 het manuscript van zijn grote roman In de eerste cirkel in beslag was genomen, 2) hoe zijn naam jarenlang systematisch in opspraak werd gebracht in verband met zijn arrestatie in 1945, 3) hoe zijn voor publikatie in Nowyj-Mir bestemde roman Het kankerpaviljoen op het laatste ogenblik, toen een groot gedeelte ervan al gezet was, door duistere machten achter de schermen werd verboden (met het gevolg dat het december-nummer 1967 van het tijdschrift met enkele maanden vertraging verscheen), 4) hoe zijn toneelstuk Het hert en de kampprostituée, dat door de toneelgroep Sovremennik (De tijdgenoot) voor opvoering in produktie was, werd verboden en 5) hoe zijn reeds in tijdschriften gepubliceerde verhalen niet voor een uitgave in boekworm werden vrijgegeven. De verspreiding van deze brief in een tamelijk grote oplage en de uitdagende toon ervan waren in de situatie van het ogenblik (1967) een ongehoord verschijnsel. Hier was iemand aan het woord die duidelijke taal sprak, ten behoeve van zichzelf en ten behoeve van allen wie het welzijn van de russische kultuur ter harte ging. Welsprekend beklemtoont Solzjenitsyn het nationaal-kulturele facet van zijn actie. ‘Nog tijdens mijn leven, schrijft hij, en tegen mijn wil, zelfs buiten mijn voorkennis om, is deze roman (In de eerste cirkel) in een onnatuurlijke, “besloten” editie ten behoeve van een kleine, niet nader genoemde lezerskring “uitgegeven”. Ik kan er niet voor zorgen dat er in de verschillende secties van de schrijversbond een openbare diskussie en beoordeling van plaatsvindt, ik sta machteloos tegenover misbruik en plagiaat.’ Het gevolg van deze ‘klandestiene’, niet geautoriseerde overheidsuit- | |
[pagina 43]
| |
gave is geweest, dat exemplaren van de ongeveer zevenhonderd pagina's tellende roman ook naar het buitenland kwamen en daar in handen van diverse uitgevers raakten in Italië, Frankrijk, Engeland en Amerika, die de lucht van een sensationele best-seller kregen, vooral met het oog op de gelegenheid zo snel mogelijk een kleine russische editie van het werk op de markt te brengen en aldus het copyright voor vertalingen te verzekeren. Iets van dezelfde aard vond plaats met de diverse naar het buitenland gebrachte versies van de beide delen van Het kankerpaviljoen, het laatste grote prozawerk van Solzjenitsyn. De uit deze ‘handel’ voortspruitende resultaten zijn voor het Westen enerzijds beschamend, anderzijds begrijpelijk en onvermijdelijk, gezien de oorzaken, die bij de kulturele politiek in Moskou liggen. Van de roman Het kankerpaviljoen verschenen al spoedig vier ongeautoriseerde russische edities in Westeuropa: één - en om duistere redenen nog wel anoniem! - in Milaan bij Mondadori, die zijn reputatie met deze uitgave voorgoed heeft bedorven, één editie bij de politiek geëngageerde uitgeverij Possev in Frankfort (het eerste deel), één bij Bodley Head in Londen en een uitgave bij de YMCA-Press in Parijs, een uitgave die wemelt van de meest stompzinnige drukfouten. Van In de eerste cirkel verschenen successievelijk russische edities - die nauwelijks meer in circulatie zijn - bij de Flegon Press, Londen, bij S. Fischer Verlag, Zürich en bij Possev in Frankfort. Van geen enkele dezer uitgaven heeft de auteur op de normale wijze drukproeven gezien, geen enkele uitgave is door hem geautoriseerd. Daarom dient bij iedere detailstudie van de beide werken rekening te worden gehouden met het feit dat zij aan de laatste - en vaak ingrijpende - supervisie van de schrijver zijn ontsnapt, dat het in wezen om publikaties gaat van manuscripten die men in statu nascendi aan de schrijver heeft ontfutseld. Op 21 april 1968 voelde Solzjenitsyn zich gedrongen in de Literatoernaja Gazeta, het orgaan van de russische schrijversbond, een verklaring te publiceren die luidde: ‘Uit mededelingen in Le Monde van 13 april is mij gebleken, dat er op verschillende plaatsen in het Westen fragmenten en delen van mijn roman Het kankerpaviljoen worden gedrukt en dat er tussen de uitgevers Mondadori (Milaan) en Bodley Head (Londen) reeds een strijd om het “copyright” van de roman is ontbrand (daar de U.S.S.R. geen lid van de Berner Conventie voor de | |
[pagina 44]
| |
regeling van de internationale auteursrechten is). En dat gebeurt terwijl de auteur nog in leven is! Ik verklaar hierbij dat geen enkele buitenlandse uitgever ooit een manuscript van de roman van mij heeft ontvangen, of een autorisatie heeft gekregen hem in druk te vermenigvuldigen. Op grond hiervan beschouw ik geen van de reeds tot stand gekomen uitgaven of de zonder mijn toestemming door wie ook te maken edities als een wettige uitgave, ik erken niemands auteursrechten en zal iedere tekstverminking (onvermijdelijk bij ongecontroleerde vermenigvuldiging en verspreiding van het handschrift) gerechtelijk doen vervolgen. Dit geldt ook voor iedere eigenmachtige verfilming en toneelbewerking. Ik heb reeds de ervaring opgedaan, hoe Eén dag uit het leven van Iwan Denisowitsj in alle vertalingen ten gevolge van haastwerk werd verknoeid. Het ziet er naar uit dat Het kankerpaviljoen geen beter lot is beschoren. Maar, behalve geld, bestaat er nog zoiets als literatuur.’Ga naar voetnoot1. Solzjenitsyn's vrees schijnt maar al te snel bewaarheid te zijn: over de engelse vertaling van zijn Kankerpaviljoen gewaagt de Observer van ‘a poor translation’,Ga naar voetnoot2. terwijl het weekblad Time N.Y. over de amerikaanse vertaling van In de eerste cirkel schrijft: ‘A translation that is often unreadable and sometimes ludicrously inaccurate’.Ga naar voetnoot3. De franse vertaling van deze roman onder de titel Le Premier Cercle, vertaald door Henri-Gabriel Kybarthi, is volgens het oordeel van kenners ‘abominable’. Op 29 april 1968 richt A. Solzjenitsyn zich met een tweede brief tot het presidium van de russische schrijversbond, waarin hij er zijn spijt over betuigt, dat manuscripten van sowjetschrijvers, inplaats van in de Sowjetunie gepubliceerd te worden, langs duistere wegen in handen vallen van uitgevers in het Westen, voor wie zij een winst- | |
[pagina 45]
| |
gevend objekt vormen. Behalve de reeds genoemde uitgeversfirma's zijn bij deze spekulaties nog boekenproducenten als Harper & Row, Praeger, New York en Collins-Harvill, Londen, Laffont, Parijs en anderen betrokken.Ga naar voetnoot1. Geen wonder daarom dat de vijanden van Solzjenitsyn, dat wil zeggen de voorstanders in Rusland van de status quo en de windstilte in de kultuur, de schrijver verwijten in verbinding te staan met anti-sowjetorganisaties in het Westen - hetgeen niet waar is - en dat zijn konservatieve kollega's in de schrijversbond van hem eisen dat hij principieel kleur bekent en zich van de ‘imperialistische machinaties’ distantieert, een absurde eis, waaraan de schrijver geen gevolg heeft gegeven. Het gaat hem immers niet om politieke posities van sowjet-ambtenaren en literaire ambachtslieden, maar om literatuur, om kunst, waarvoor andere maatstaven gelden en waarover op een andere manier gesproken wordt. Erger dan al deze agitatie in verband met literaire teksten, die politiek worden uitgebuit - altijd een tijdelijk en voorbijgaand verschijnsel - is het feit dat bijna alle tot dusver verschenen russische edities der twee grote romans van elkaar afwijken, weliswaar op punten van detail, maar toch met het gevolg dat wij - en de generaties na ons - een schrijver gepresenteerd krijgen van de hoogste autenticiteit - dat wil zeggen nauwgezetheid van observatie en geloofwaardigheid in zijn notering - maar in een uitermate niet-autentieke vorm en in een onzekere redaktie. Men behoeft slechts enkele opmerkingen van een argeloze, gematigde en niet-verontruste criticus te lezen als die van Anastasia Artemoff in Die WeltGa naar voetnoot2. om in dit verband het ergste te vermoeden, bijvoorbeeld de opmerking van de schrijfster: ‘...Wichtiger erscheint mir, dass bei Bodley Head (d.i. een van de russische uitgaven van Het Kankerpaviljoen) einige scharfe Kanten abgehackt sind, manches ist dagegen hinzugefügt oder aber sind einige Textumstellungen vorgenommen... Bodley Head behauptet, sein Text stamme aus Novyj Mir (dat wil zeggen de reeds circulerende drukproef van het eerste deel). Man könnte es beinahe glauben, denn einiges könnte als “Zugeständnis” seitens Solschenizyn angeschen werden.’ | |
[pagina 46]
| |
Naar aanleiding van de geprojekteerde russische uitgave van In de eerste cirkel door de amerikaanse uitgeverij Harper & Row maakt Thomas P. Withey (de amerikaanse vertaler van de roman) de opmerking dat de S. Fischer-editie, behalve dat zij een aantal wezenlijke tekstvervalsingen bevat, niet eens de titel adequaat weergeeft: deze luidt immers volgens Sozjenitsyn W kroege perwom (in de eerste cirkel van de hel, een toespeling op Dante's Inferno, waar, in de christelijke voorstelling, de antieke wijsgeren en dichters vertoefden en niet aan kwellingen blootstonden). Maar zowel S. Fischer, Zürich als The Flegon Press, Londen, hebben het boek de titel gegeven: W perwom kroegoe, een titel die in het Russisch associaties oproept met ‘In de eerste (vrienden) kring’.Ga naar voetnoot1. Op 25 januari 1968 richtte een van de meest integere russische schrijvers van de oudere generatie, W. Kawerin, in verband met Het kankerpaviljoen een uiterst bittere ‘open brief’ aan Konstantin Fedin die, als voorzitter van de schrijversbond, de publikatie van de roman eind 1967 in Nowyj Mir had tegengehouden. In deze brief zegt Kawerin: ‘Het zetsel is vernietigd en dat alleen, omdat jij zo fel tegen de publikatie was gekant. Dit betekent dat de roman ook verder in duizenden getypte kopieën zal blijven circuleren die, naar het heet, tegen hoge prijzen van de hand gaan. Dit betekent dat het boek in het buitenland zal worden uitgegeven. Wij zijn bezig zijn boek aan het publiek van Italië, Frankrijk, Engeland, Westduitsland weg te schenken, met andere woorden uitgerekend dát staat op het punt te gebeuren, waartegen Solzjenitsyn zelf zo dikwijls en zo fel heeft geprotesteerd.’Ga naar voetnoot2. Het is inderdaad een zonderlinge zaak: terwijl de russische literaire tijdschriften worden volgedrukt met bloedeloze tweederangsprodukten van talentloze konjunktuurschrijvers, krijgen de uitgevers in het buitenland gratis de meesterwerken toegeworpen, dat wil zeggen, de manuscripten van boeken, die nu en in de toekomst de literatuur van Rusland in een bepaalde periode vertegenwoordigen, boeken die aan deze literatuur inhoud en waarde geven en haar belangrijk maken voor de hele wereld. | |
[pagina 47]
| |
3Vrijwel alle handelende personen in de drie romans van Solzjenitsyn zijn ‘vernederden en gekrenkten’. Tegelijk worden zij door de auteur op overtuigende wijze aan de lezer voorgesteld als ‘het zout van de aarde’. De roman In de eerste cirkel speelt in het wetenschappelijke instituut Mawrino bij Moskou, een voormalig klooster, waarin 280 geselekteerde specialisten als politieke gevangenen zijn gedetineerd. De handeling van de ruim zeshonderd bladzijden tellende roman duurt vier dagen, van 24 tot 27 december 1949. Eén dag uit het leven van Iwan Denisowitsj heeft als plaats van handeling een strafkamp voor politieke delinkwenten in Noord-Kazachstan en beschrijft één dag in januari 1951 van een der gedetineerden. Dit boek, het eerst gepubliceerde werk van Solzjenitsyn, kan dus chronologisch als een vervolg, - maar dan dieper in de hel- op de roman In de eerste cirkel worden beschouwd. Als laatste werk in de trilogie geldt dan Het kankerpaviljoen, waar het gebeuren zich in een afdeling voor kankerpatiënten in het ziekenhuis van Tasjkent afspeelt. De handeling duurt een paar weken in het voorjaar van 1955. Het literaire genre dat Solzjenitsyn bij zijn werk voor ogen staat is, wat hij zelf noemt, de polyfone roman, die tegelijk nauwkeurig in de tijd en in de ruimte is bepaald. Romans zonder een centrale held, waar de handeling zich om concentreert, zonder een duidelijke intrige of ‘plot’, maar eerder werken die te definiëren zijn als kronieken van een levensgebeuren binnen een historische periode. De techniek van Solzjenitsyn openbaart zich het duidelijkst in de roman In de eerste cirkel (waarschijnlijk ook tot dusver zijn grootste boek). De roman bevat 87 hoofdstukken en feitelijk betekent dit een bundeling van 87 verhalen, die gezamenlijk een roman, een ‘geschiedenis’ vormen, zonder scheuren of hiaten. Het opmerkelijke is namelijk dat vrijwel ieder hoofdstuk als een zelfstandige ‘short story’ gepubliceerd zou kunnen worden, maar dat desondanks de eenheid van de roman als zodanig bewaard is gebleven. Door onzichtbare banden zijn de onderdelen zo hecht aaneengelast, dat de lezer geen enkel ogenblik de vermoeidheid ondergaat, die hij zou ondervinden bij het lezen van 87 heterogene verhalen achter elkaar. Het zelfstandige karakter van de hoofdstukken wordt bereikt, 1) door het telkens verplaatsen van de handeling naar een nieuwe situatie, 2) door de eenheid van tijd en handeling binnen | |
[pagina 48]
| |
het hoofdstuk, 3) door het aanbrengen van een climax in het hoofdstuk, dat als regel met een pakkende slotpassage wordt afgesloten. Vermeldenswaard is daarbij dat ieder hoofdstuk zijn eigen, de inhoud dekkende, pakkende titel draagt. De samenvoeging van de 87 verhalen tot een roman wordt bewerkstelligd door de eenheid van tijd, ruimte en handeling, door de terugkeer van dezelfde personen hierin en door hun inwerking op elkaar, hun onderlinge relatie. Het technische meesterschap, waarmee Solzjenitsyn op dit punt te werk gaat en zijn ‘polyfonie’ componeert, is verbijsterend. Het resultaat van deze techniek is adembenemende beweeglijkheid in een verhaal, waarin ogenschijnlijk niets bijzonders gebeurt. In Iwan Denisowitsj is het één dag van een politieke gevangene, die werkt en probeert zoveel mogelijk voedsel te bemachtigen; in In de eerste cirkel is het een groep intellektuelen, in een gedwongen samenzijn bezig met het ontwerpen van een soort stemregistratie-apparatuur (volgens de teorie dat, zoals ieder mens zijn individuele vingerafdruk heeft, ook iedereen een hem typerende registreerbare stem bezit, waardoor, samen met een afluister-apparaat, iedere onbekende stem over de telefoon tot de bezitter van die stem kan voeren). In Het kankerpaviljoen gaat het om de beschrijving van een andere groep van noodgedwongen op elkaar geworpen mensen: kankerpatiënten, waarvan sommigen sterven, anderen genezen, derden als hopeloze gevallen worden ontslagen. Zoals gezegd, is er van een ‘plot’ nauwelijks sprake. De kleine intriges, die zich hier en daar ontwikkelen - een liefdesverhouding, een verraderskomplot - zijn niet belangrijker dan de problemen van voedsel, werk, straf of van de schamele momenten van ‘vrije tijdsbesteding’, kortom, de kollektieve problematiek in de existentie van de talloze in de romans optredende figuren die - en dit is het opmerkelijke - stuk voor stuk een duidelijk herkenbare eigen existentie krijgen, een historische achtergrond, een volslagen eigen plaats in het geheel: elk karakter, en er zijn er vele tientallen in iedere roman, wordt tot een helder definieerbare, afzonderlijke klank in de polyfonie van de totale kompositie, een in een eigen toonaard gezette entiteit, maar tegelijk onafgebroken verbonden, mee- of tegenklinkend, met de vele andere klanken in de romans die men gerust partituren van grandioze concertwerken mag noemen. Solzjenitsyn's stijl onderscheidt zich daarbij door twee verrassende elementen. Ten eerste door een uitermate rijk en plastisch taalgebruik - na Tolstoj heeft wellicht niemand de russische taal als instrument zo virtuoos bespeeld - en ten tweede door een literaire | |
[pagina 49]
| |
kunstgreep die slechts weinige schrijvers in perfektie beheersen: die van de bijtende en bittere satire, zonder daarbij echter in banaliteiten te vervallen. In dit opzicht overtreft Solzjenitsyn zonder twijfel Ruslands grootste klassieke satiricus Saltykow-Sjtsjedrin. Als voorbeeld van dit facet van zijn kunnen kan worden genoemd het hoofdstuk, getiteld De glimlach van Boeddha over een fiktief bezoek aan een russische gevangenis van Mrs. Roosevelt (in de roman In de eerste cirkel) en het slothoofdstuk van deze roman, wanneer gedetineerden door Moskou worden vervoerd in gesloten bestelwagens met het opschrift ‘vlees’. Een criticus heeft eens de opmerking gemaakt dat Solzjenitsyn's romans geschreven zijn door een Rus voor Russen. En enerzijds terecht. In de eerste plaats, omdat ieder werk van hem niet alleen een verhaal is, maar ook een boodschap wil zijn, dat is, een bericht aan iemand die ‘een half woord’ begrijpt en het als ‘het verlossende woord’ tot zich neemt. In de tweede plaats, omdat Solzjenitsyn in verschillende passages direkt het woord tot zijn landgenoten richt als ‘ingewijden’, zo bijvoorbeeld in de roman In de eerste cirkel, wanneer de afreis van een aantal gevangenen uit het geprivilegeerde Mawrino naar een dwangarbeiderskamp (en wellicht de dood) wordt beschreven: ‘...En, gezuiverd van de zonde van het bezit, van de neiging tot een behaaglijk leven, van de hang tot kleinburgerlijke gezelligheid (terecht al door Tsjechow gehekeld), van vrienden en verleden, legt de gevangene zijn handen op zijn rug en... marcheert naar de wagon. Iedereen van u heeft hem op dat moment op onze spoorwegstations gezien, maar in uw lafheid en onderdanigheid hebt u daarbij schielijk een andere kant op gekeken, immers, de luitenant van het konvooi mocht eens denken dat u iets kwaads in uw schild voerde en u aanhouden...’Ga naar voetnoot1. Aan de andere kant is alles wat Solzjenitsyn beschrijft zo intens mededeelbaar, van zo'n algemeen menselijk appèl, dat zijn romans voor iedereen die horen wil even aangrijpend worden als een griekse tragedie of als een parabel uit het Oude Testament. Opvallend in dit verband is trouwens de macht van de auteur over zijn materiaal, zijn brede ‘epische’ toon en zijn rustig registrerende verteltrant, zelfs in passages die iemand de haren te berge doen rijzen, maar met een technische beheersing tot stand gebracht, die aan het geheel iets klassieks | |
[pagina 50]
| |
geeft, dat is, iets dat voor alle tijden en alle situaties geldigheid bezit. Het is een onpeilbaar wonder. Een Rus, een man die net begon te leven, wordt uit dit leven gerukt om onder onmenselijke ontberingen en vernederingen elf jaar onschuldig in kerkers door te brengen; vervolgens wordt hem op een ziekenrapport medegedeeld dat hij aan kanker lijdt. Een daarna schrijft hij over zijn leven drie meesterwerken, op zo'n manier dat plotseling iedereen de ogen opengaan voor diepten, spanningen en waarheden, die zonder zijn geregistreerde lijdensweg onbekend, onverklaard en onbegrepen zouden zijn gebleven. 1969 |
|