De kinderen van Jesenin
(1969)–Charles B. Timmer–
[pagina 26]
| |
Een brief van een JeseninistIk heb Uw opstel over De kinderen van Jesenin gelezen. Mijn respekt voor Uw speurzin en Uw belangstelling voor familierelaties. Speurzin leidt echter, wanneer men over gebrekkig feitenmateriaal beschikt, maar al te dikwijls te goeder trouw tot slechte resultaten, althans tot een voorstelling van zaken die niet in overeenstemming is met wat er zich in werkelijkheid heeft afgespeeld. En, overtuigd van de heiligheid van het historische feit, voel ik mij geroepen enkele punten in Uw betoog recht te zetten, en U daarbij, geachte vorser, natuurlijk ook een beetje te kijk te zetten, hetgeen U overigens aan Uzelf te wijten hebt, immers, waarom kon U zich, sprekend over de dichter Sergej Jesenin, niet beperken tot zijn geesteskinderen, maar moest U per se met Uw vinger op een door de dichter gestichte dynastie wijzen, in de mening dat U daarmee een bijdrage tot de russische literatuur leverde? Goed, op één punt kan ik U bijvallen: een studie over ‘de kinderen van Jesenin’ werpt inderdaad licht op bepaalde facetten in de cultuurgeschiedenis van de Sowjetunie. Maar de feiten, waar U Uw studie op baseert, moeten juist zijn. Ik geef toe dat het uitermate moeilijk is achter deze feiten te komen. Goed beschouwd is dit een bevreemdende omstandigheid, omdat het hier immers niet om gebeurtenissen uit een grijs verleden gaat, maar om een stuk contemporaine geschiedenis. Maar in de uitgebreide memoire-literatuur die in de loop der jaren over Jesenin is gepubliceerd, vinden wij vrijwel geen aanknopingspunten, in tegendeel, uit deze memoires rijst eerder het beeld op van een jonge bohémien, een ontwortelde, een russische playboy, een poète maudit, een eenzame die op dertigjarige leeftijd uitgeleefd en uitgeschreven de hand aan zichzelf sloeg. Nergens vinden wij ook maar één toespeling op het feit dat de dichter Jesenin de vader was van vier kinderen. Een van de biografen van de dichter, Nikolaj Werzjbitski, probeert in zijn boek Ontmoetingen met JeseninGa naar voetnoot1. zelfs het beeld van Jesenin op het punt van de erotiek met | |
[pagina 27]
| |
nadruk te retoucheren, wanneer hij opmerkt: ‘Over het geheel genomen heb ik de indruk dat avonturen met vrouwen in het leven van de dichter een ondergeschikte rol speelden. Mogelijk dat zijn eerste liefde, samen met zijn eerste dromen en illusies, voor goed de aanlokkelijkheid van nieuwe kontakten in de weg stond. Het was, alsof hij zich beperkte tot wat vluchtige blijken van belangstelling, terwijl wat de vrouwen aantrok het uitzonderlijke in hem was en de uiterlijke charme van de dichter, ja, misschien zelfs zijn koele en gereserveerde houding. In zijn leven heeft Jesenin nooit van een voorkeur voor erotiek blijk gegeven, hij hield niet van gewaagde anekdoten, tegenover de vrouwen van zijn vrienden gedroeg hij zich altijd korrekt.’ Gepubliceerde uitspraken van Sergej Jesenin zelf over de intieme kanten van zijn leven zijn al even schaars. Ik heb er één gevonden, in een brief uit de tweede helft van 1916 van Jesenin aan de schrijver I.I. Jasinski, waarin de dichter schrijft over zijn droevige ervaringen als milicien in het keizerlijke leger en dan probeert een serie nieuwe gedichten te verkopen: ‘...Bericht U mij toch alstublieft over de gedichten die ik U heb gestuurd... Het is momenteel van groot belang voor me een paar tientjes extra te kunnen verdienen voor mijn gezin, dat door de ziekte van de vader bijna honger lijdt.’Ga naar voetnoot1. Maar sta mij toe terug te keren tot Uw artikel, op de eerste bladzijde waarvan U vermeldt dat Jesenin driemaal gehuwd is geweest, waarna U verklaart: ‘Vast staat dat uit geen van deze drie huwelijken kinderen zijn geboren.’ U houde mij ten goede, maar deze bewering is onjuist. Om dit te bewijzen wil ik Uw aandacht vragen voor een korte schets van de familiekroniek van de dichter, wij komen dan vanzelf op die punten, waar U in gissingen bent blijven steken en daardoor nolens volens onjuiste gevolgtrekkingen maakt. Vrij spoedig nadat Sergej Jesenin als achttienjarige jongeman in Moskou arriveerde, trad hij in dienst bij de beroemde drukkerij en uitgeverij van I.D. Sytin. Daar leerde hij de jonge correctrice Anna Romanowna Izrjadnowa kennen, met wie hij in 1914 een zogenaamd ‘burgerlijk huwelijk’ aanging.Ga naar voetnoot2. Uit deze verhouding die niet veel langer dan een jaar heeft geduurd, werd een zoon geboren, Joeri, die, daar het huwelijk niet als wettig was erkend, officiëel de familienaam van de moeder droeg, dus Joeri Izrjadnow, al liet hij zich gewoonlijk | |
[pagina 28]
| |
Joeri Jesenin noemen. Hierop slaan dus de uitlatingen van Jesenin over ‘zijn gezin’, hierboven genoemd. Van Anna Izrjadnowa zijn fragmenten van memoires gepubliceerdGa naar voetnoot1., waarin zij over haar verhouding met Jesenin o.a. het volgende schrijft: ‘Eind december (1914) kreeg ik een zoon. Jesenin had heel wat met me te stellen (wij leefden toen samen). Ik moest naar het ziekenhuis worden gebracht en toen ik weer thuis kwam, trof ik daar alles in voorbeeldige orde aan... Hij bekeek zijn kind nieuwsgierig en verzekerde aldoor: “Zo, nou ben ik dus ook vader!” Daarna raakte hij er gauw aan gewend, ging van hem houden, wiegde het kind en zong hem slaapliedjes voor.’ De later geëmigreerde russische dichter Rodion Berjozow vermeldt in zijn herinneringenGa naar voetnoot2.: ‘Ik heb ze dikwijls ontmoet. Noch IzrjadnowaGa naar voetnoot3., noch haar zoon spraken ooit over Jesenin. Joeri was een knaap van een onaanzienlijk uiterlijk. Je zou niet geloven dat hij de zoon van de beroemde en knappe dichter was.’Ga naar voetnoot4. Een andere russische emigrant, de schrijver Sergej Maksimov, herinnert zich Joeri Jesenin als klasgenoot in 1924: ‘Joeri Jesenin was twee jaar ouder dan ik. Hij was klein van gestalte, een dikke, lelijke jongen met uitpuilende, lichtblauwe ogen en lange, gele “paardetanden”. Hij kon slecht leren en schreef slechte, zwakke gedichten... Opmerkelijk was het feit dat hij, ofschoon pas den jaar, heel goed besefte dat hij de zoon van een beroemd en begaafd dichter was en daar ging hij natuurlijk op kinderlijke wijze prat op.’Ga naar voetnoot5. Eerst jaren later zal deze oudste zoon van Jesenin nog eenmaal in de geschiedenis opduiken en wel in de allerdroevigste omstandigheden, nl. in 1936 als een politieke arrestant in de beruchte Boetyrski gevangenis te Moskou, dus ten tijde van de Stalin terreur. Over deze episode vertelt de russische auteur I. Berger in zijn herin- | |
[pagina 29]
| |
neringenGa naar voetnoot1. een aantal bijzonderheden, en wel als ooggetuige, daar ook Berger toentertijd als politieke gevangene in de cel zat. Op zekere nacht werd er een jongeman bij hem binnengebracht die sprekend op de dichter Sergej Jesenin leek. Berger's celgenoot bleek dan ook Jesenin's oudste zoon Joeri te zijn. Hij was in Chabarowsk, in het Verre Oosten, waar hij zijn militaire dienst vervulde, gearresteerd op beschuldiging van ‘deelneming aan een terroristische samenzwering’. I. Berger vertelt dan: ‘Hij vertoonde inderdaad een treffende gelijkenis met zijn vader. Joeri zei tegen ons dat hij zich weliswaar niet als een dichter beschouwde, maar toch ook wel verzen schreef en dat zijn leven in vele opzichten op dat van zijn vader leek. Joeri kende niet alleen alle gedichten van zijn vader uit het hoofd, maar ook de melodieën, waarop velen ervan getoonzet waren; hij had een goede stem en zong ons die liederen dikwijls voor... Hij bleef enige weken in onze cel... Reeds spoedig kwam aan het licht, welke beschuldigingen er tegen Jesenin waren uitgebracht. De hele affaire nam snel een tragische wending... Het bleek dat er in het begin van de jaren dertig een klub jonge mensen had bestaan, voornamelijk zoons van invloedrijke en hoogintelligente families. In 1935 was, kort na de moord op Kirow, een der leden van deze klub, de zoon van een oude bolsjewiek en van een officier van justitie, zijn kameraden gaan bewerken en gaan overtuigen dat de tijd was aangebroken om “aktief op te treden” en in het openbaar demonstratief uiting te geven aan de ontevredenheid met de politiek van de sowjetleiders. De jonge mensen waren het met hem eens dat de toestand inderdaad onhoudbaar begon te worden. Een van de jongelieden had toen verklaard dat de enige uitweg zou zijn de teugels van het regeringsbeleid in eigen handen te nemen. Joeri had aan dergelijke diskussies deelgenomen, daarbij zelf niet veel het woord gevoerd, maar kennelijk wel zijn instemming met de beraamde plannen betuigd. Hij had in die tijd gemeend dat alles afhing van het bestaan van een groep vastberaden, de beweging toegewijde mensen, of zelfs van een enkeling wellicht, met daarbij de gedachte bijvoorbeeld dat alle problemen door het opblazen van het Kremlin in een oogwenk konden worden opgelost. Een van de knapen, de zoon van een vooraanstaande ingenieur, had verzekerd dat hij wel voor zo'n ontploffing kon zorgen en | |
[pagina 30]
| |
technisch voldoende onderlegd was om zo'n karweitje op te knappen. Nadat, zoals dat gewoonlijk gaat, iedereen op die manier stoom had afgeblazen, waren ze gaan dansen en drinken en daarna had niemand meer met een woord over de “revolutionaire plannen” gerept...’ Een jaar later waren alle leden van de klub gearresteerd, waaronder ook Joeri Jesenin. Het is een opvallend verschijnsel in de geschiedenis van de russische samenleving, een verschijnsel dat zich bij iedere generatie opnieuw voordoet: de groepsvorming van jonge idealisten en heethoofden die tegen het regime van de vaders in opstand komen. Als een waarlijk frappant evenbeeld vinden wij bijna honderd jaren tevoren een dergelijke beschrijving terug in het tweede deel van Gogol's roman Dode zielen, een verhaal van dezelfde strekking en in vrijwel dezelfde bewoordingen: ‘Hier dient te worden vermeld dat Tentetnikow in zijn jonge jaren bij een dwaze onderneming betrokken was geweest. Twee filosofen onder de huzaren, wier hoofd door het lezen van allerlei brochuretjes op hol was gebracht... hadden een soort filantropische vereniging opgericht... De vereniging was gesucht met een weids doel voor ogen, namelijk om het hele mensdom een duurzaam geluk te verzekeren... Tentetnikow was lid van die vereniging geworden, daartoe overgehaald door twee vrienden van hem die allebei tot de klasse der verbitterden behoorden, twee brave jongens die echter tengevolge van de al te frekwente heildronken op de wetenschap, de verz lichting en de in de toekomst aan de mensheid te bewijzen diensten, in twee onverbeterlijke drinkebroers waren veranderd. Tentetnikow waren al spoedig de schellen van de ogen gevallen en hij distanciëerde zich snel van deze kring. Maar reeds was de vereniging in zekere aktiviteiten verwikkeld geraakt die een ander karakter droegen... met het gevolg dat na verloop van enige tijd de politie er nog aan te pas moest komen...’Ga naar voetnoot1. Men kan dus konstateren dat er in de honderd jaar tussen Gogol en het bericht van I. Berger over Joeri Jesenin niet zoveel is veranderd en dat de russische maatschappij in haar gezagsdragers nu net als toen fel reageert op manifestaties van jeugdig élan, sociale experimenten en pogingen tot vernieuwing. De oudste zoon van de dichter Sergej Jesenin bleek een opstandige te zijn van dezelfde mentaliteit door- | |
[pagina 31]
| |
drongen en door dezelfde krachten bewogen als die wij ruim dertig jaar later terug zullen vinden in het optreden van Ginsburg, Boekowski, Galanskow, Delone, Pawel Litwinow en Joeri Jesenin's halfbroer Aleksandr Jesenin-Volpin. Slechts met dit verschil dat in de jaren dertig de namen van de opstandige jongeren niet door de wereldpers gingen gelijk die der laatstgenoemden en verder bleek ook de afloop van dergelijke ondernemingen voor de betrokkenen onder het regime van Stalin fataler te zijn dan onder dat van zijn opvolgers: alle deelnemers, en onder hen ook Joeri Jesenin, werden gefusilleerd. Mijn waarde vorser, het mag ietwat patetisch of ironisch klinken, maar ik verzeker U dat U in Uw minutieus onderzoek naar ‘de kinderen van Jesenin’, als de legendarische kapellenvanger Prikkebeen, onbaatzuchtig een onthullend werk hebt verricht. Een onthullend werk in een wereld, waarin waanzinnige krachten werkzaam zijn, die - schijnbaar - totaal buiten het onderwerp van Uw onderzoek vallen. Uw mooie, bonte, kleurrijke en fragile vlinders, opgeprikt in een liefdevolle literair-historische beschouwing: Uw Jesenin, Sergej die zich in 1925 in een hotel in Leningrad ophing; Uw Jesenin, Joeri, die omstreeks 1936 met een nekschot uit het leven werd verlost, Uw Aleksandr Jesenin-Volpin, die in 1968 opnieuw in een krankzinnigengesticht werd opgesloten, Uw Tatjana Jesenina, die na haar grandioze novelle Zjenja - een held van de XXe eeuw niets meer kon zeggen, - heel Uw wonderbaarlijke kollektie, waarin alle schakeringen van het ‘russische lijden’ besloten liggen, heeft mij de overtuiging geschonken dat wat in deze wereld waarde heeft en geldigheid behoudt alleen in uitersten te vinden is, in uitersten van overgave, moed, vermetelheid, dronkenschap, desnoods zelfverbranding... Daarmee is wellicht het laatste woord van onze filosofie gesproken: een filosofie van Plato tot Bakoenin... Maar keren wij terug tot de feitelijkheden en bijzonderheden van Jesenin's familiekroniek. In 1917 trad Sergej Jesenin in het huwelijk met de mooie Zinaïda Rajch, een toneelspeelster en een van die - niet zo zeldzame - slachtoffers van de natuur, wanneer een uiterlijke schoonheid een innerlijke rijkdom van geest suggereert die er niet is. Het huwelijk werd reeds een jaar later ontbonden, maar de vruchten van deze verhouding waren twee kinderen, Tanja (Tatjana) en Kostja (Konstantin).Ga naar voetnoot1. | |
[pagina 32]
| |
Hier ontmoeten wij dus de Tatjana Jesenina, naar wie U in Uw opstel zou vlijtig hebt gespeurd, maar die U op grond van de feiten een andere moeder zult moeten geven: niet de Moskouse typografe Izrjadnowa, maar de uit Odessa geboortige toneelspeelster Zinaïda Rajch die, kort na de arrestatie in 1939 van haar tweede man, de beroemde regisseur W. Meijerhold, in haar woning vermoord werd aangetroffen. Ook zult U haar dochter, Tatjana Jesenina, enkele jaren jonger moeten maken: zij is op zijn vroegst geboren in 1917 en het kleine meisje dat eind december 1925 aan het graf van haar vader verzen van Poesjkin reciteerde, zal dus een kind van acht jaar zijn geweest. Over het tweede kind van Sergej Jesenin uit zijn huwelijk met Zinaïda Rajch, Kostja, of Konstantin, is weinig bekend. Hij zal dus wel als een eerzame Sowjetburger door het leven gaan, van die kategorie is nooit veel te vertellen. Zijn naam duikt alleen in maart 1964 op in het weekblad Ogonjok, als de vader van een jonge dichteres van veerden jaar, Marina Jesenina, van wie enkele gedichten in het tijdschrift werden afgedrukt.Ga naar voetnoot1. Deze verzen zijn niet veel meer dan kinderlijke imitanes van haar grootvader en het ging bij de publikatie ervan waarschijnlijk eerder om een journalistieke stunt met het oogmerk de kleindochter van Jesenin als dichteres te lanceren en daardoor een poëtische Jesenin-dynastie te kweken dan om een werkelijke literaire ontdekking. Wat nu het verdere lot betreft van Jesenin's jongste zoon, Aleksandr Jesenin-Volpin, die in 1924 werd geboren, kan worden vermeld dat zijn naam, na in 1959 achter het rookgordijn van sowjetrussische juridische procedures te zijn verdwenen, - in verband met zijn opsluiting in een krankzinnigengesticht, - drie jaar later plotseling weer in het nieuws kwam door een artikel van B.V. Birjoekov in het wetenschappelijke maandblad Voprosy filosofii (Problemen van de filosofie) van november 1962, in welk artikel een verslag wordt gegeven van een konferentie over filosofische problemen van de cybernetica en waarin Jesenin-Volpin optrad als een der aktieve deelnemers aan de diskussies en als een aanhanger van de teorie van de ‘cybernetische logika’ als een nieuwe wetenschappelijke discipline. Deze vermelding van zijn naam in een gezaghebbend tijdschrift | |
[pagina 33]
| |
kon zonder meer als een bewijs worden beschouwd dat de auteur in vrijheid was gesteld en bovendien als burger en man van de wetenschap was gerehabiliteerd. Maar kort daarna klonken er ook andere geluiden, en nog wel in de Prawda. In het nummer van 27 december 1962 verscheen een open brief aan de redaktie, ondertekend door de beide zusters van Sergej Jesenin, Jekaterina Aleksandrowna en Aleksandra Aleksandrowna, dus de twee tantes van Jesenin-Volpin. Toon en inhoud van deze brief wijzen op het bestaan van zekere krachten in het russische maatschappelijke leven die als een oorzaak van veel narigheid, zoals knechting, censuur, kunnen worden beschouwd, het merkwaardige verschijnsel namelijk van een vrijwillige, slaafse onderworpenheid en het kruipen voor de macht. De brief is belangwekkend genoeg om hem vrijwel in extenso over te nemen: ‘Geachte kameraad redakteur! Wij, de zusters van de dichter Sergej Aleksandrowitsj Jesenin, verzoeken U onze brief aan de redaktie van de Prawda in Uw dagblad af te drukken. In de redevoering van de sekretaris van het Uitvoerend Comité van de Kommunistische Partij van de Sowjetunie, L.F. Iljitsjow, onder de titel ‘Scheppen voor het volk, uit naam van het kommunisme’, in de Prawda op 22 december 1962 gepubliceerd, wordt het niet zo lang geleden in New York verschenen en alom luid aangeprezen boek van Aleksandr Jesenin-Volpin Leaves of Spring ter sprake gebracht, [het boek verscheen in New York in 1961] waarin ‘anti-sowjet en van haat tegen de mensheid getuigende rijmelarijen’ zijn opgenomen, en ‘de wartaal van een geestelijk gestoorde’. Net als alle Sowjetburgers zijn wij diep ontdaan door het optreden van A. Jesenin-Volpin en wij scharen ons geheel en al achter het oordeel, gegeven op de ontmoeting der leiders van de partij en de regering met de schrijvers en kunstenaars, over dit venijnige misbaksel. ‘Daarbij willen wij alle heren aan gene zijde van de oceaan het volgende voorhouden: Hoe ver is het met U gekomen, indien U de wartaal van een zieke gebruikt voor uw smerige, antisowjet oogmerken! A. Jesenin-Volpin, (geboren in 1924), is meerdere malen voor behandeling in een psychiatrische inrichting opgenomen geweest. Als zijn bloedverwanten valt het ons zwaar en is het ons onaangenaam daarover te spreken, maar de omstandigheden dwingen ons de waarheid te zeggen. ‘Met klem protesteren wij tegen de pogingen der amerikaanse beschermers van A. Volpin om in deze troebele geschiedenis de naam te | |
[pagina 34]
| |
gebruiken van onze broer Sergej Aleksandrowitsj Jesenin. Wij zouden ze eraan willen herinneren dat Sergej A. Jesenin al in de jaren 1922-1923 tijdens zijn reizen in Europa en Amerika schreef: ‘Wat zal ik U over die afgrijselijke heerschappij van de burgerlijkheid vertellen, die grenst aan idiotisme? Behalve de foxtrot bestaat er hier vrijwel niets, er wordt slechts gevroten en gezopen en dan weer de foxtrot... Mr. Dollar is verschrikkelijk in de mode...’ [Hierna volgt nog een bloemlezing van algemeen bekende anti-amerikaanse uitlatingen van Sergej Jesenin, met ‘rijmelarijen’ in de trant van: ‘Die lieden zijn rottige vissen / Heel Amerika - één gulzige bek / Maar Rusland, dat is een brok erts / Als de Sowjets maar kunnen beslissen!’ en dan komt de veelzeggende en welsprekende slotpassage:] ‘Zijn levenlang heeft onze broeder, door de vlam van zijn hart tenvolle aan zijn gedichten en Vaderland te geven, zijn liefde voor Rusland met zich meegedragen. Sergej Jesenin heeft altijd aan de kant van zijn Vaderland gestaan, van zijn volk en wij zouden gaarne zien dat de heren aan gene zijde van de oceaan hier eens en voor goed van doordrongen waren, die heren die in het verleden probeerden de naam van onze broeder uit te buiten voor hun smerige en oneerlijke machinaties en die dit ook nu weer doen. “Nu de tijden van de persoonsverheerlijking van Stalin tot het verleden behoren en de werken van Sergej Jesenin in ons land in enorme oplagen verschijnen, spreken wij, de bloedverwanten van de dichter, uit de grond van ons hart onze dank uit aan onze partij, aan haar door Lenin geïnspireerde Centrale Comité en aan Nikita Sergejewitsj Chroesjtsjow.” (ondert.) J.A. Jesenina De geschiedenis vertelt niet, of de boze tantes bijna twee jaar later, na de val van Chroesjtsjow hun diep uit het hart opwellende dank aan Chroesjtsjow hebben ingetrokken. Hun open brief verscheen op 27 december 1962 in de Prawda, dus op de dag af 37 jaar na de zelfmoord van Jesenin, voorwaar een fijngevoelige herdenking van de dichter. In februari 1968 raakte Jesenin-Volpin wederom in moeilijkheden: op 14 februari werd hij 's ochtends in zijn woning gearresteerd en naar een psychiatrische inrichting overgebracht, een en ander in verband met een protest-demonstratie naar aanleiding van de laatste | |
[pagina 35]
| |
schrijversprocessen. Mede onder invloed van een door 99 bekende sowjet-matematici ondertekend, aan de minister van gezondheid gericht schrijven, waarin geprotesteerd werd tegen ‘de grove schending van medische en rechtsnormen in verband met het optreden tegen een kollega’ werd Jesenin-Volpin een paar maanden later weer vrijgelaten.Ga naar voetnoot1.
In de gestalten van de ‘kinderen van Jesenin’, - het begrip hier in de ruimste zin genomen, met in deze groep bijv, de zoon van de in 1937 gefusilleerde generaal Jakir, de kleinzoon van de volkskommissaris van buitenlandse zaken, Maksim Litwinow, de twee zoons van de schrijfster Wera Panowa, Boris en Joeri Wachtin, de dochter van de nestor van de russische literatuur Kornej Tsjoekowski, Lidija Tsjoekowskaja, de zoon van de dichteres Anna Achmatowa e.a. - zien wij een brok geestesgeschiedenis van het russische volk oprijzen, zijn moed, verdwazing, lyriek, zijn scheppend vermogen en zijn eeuwigdurende worsteling om vrijheid en eerbied voor de persoon, zijn plooibaarheid en tegelijk opstand tegen kleinburgerlijke bekrompenheid, om het even, of die uit de koker van het tsarisme stamt of van het bolsjewisme. En, al moet men als historicus konstateren dat vrijwel alle ‘kinderen van Jesenin’ in die worsteling te gronde zijn gegaan, toch bewijst de geschiedenis dat ‘moedertje Rusland’ door die calamiteiten niet gelijk een Niobe in steen werd veranderd, maar in tegendeel steeds weer nieuwe krachten voortbrengt, voortdurend nieuwe ‘kinderen’ in het leven roept, in de hoop eens aan het lot van het russische volk een nieuwe zin en een nieuwe wending te kunnen geven. Zo, dit is alles wat ik weet en wat ik U wilde schrijven. Ik wens U verder veel succes toe op Uw speurtochten. een jeseninist 1969 |
|