Schetsen uit de geschiedenis van de monumentenzorg in Nederland
(1975)–J.A.C. Tillema– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 530]
| |
Entrefilet 4
| |
[pagina 531]
| |
is al zeer gecompliceerd. Wat al heeft het vaak in een lang leven door moeten maken! Het kan voortdurend naar de geest bewerkt en beïnvloed zin, soms van de vroege middeleeuwen tot in de 19e eeuw. Telkens weer kreeg de arme psyche het te verduren en sommige historische gebouwen hebben dan ook naar waarheid een wat gekwelde ziel met veel lidtekens, en daardoor een wat verwrongen, moeilijk, zelfs verbitterd karakter (af b. 321, 322). De arts moet trachten - en hij weet van te voren nooit precies waar 't op uit zal draaien - daarin meer eenheid te brengen, tegenstrijdigheden te verzoenen, maar mag aan de andere kant ook weer niet zo dogmatisch zijn alles in één vorm, het alleen-zaligmakend inzicht nl. van de architect, te willen persen. Wàt kan blijven, wàt mag of moet verdrongen worden? Moeilijke vragen, die alleen op de onderzoektafel of in lange, tastenderwijs gevoerde gesprekken, kunnen worden beantwoord. De stoffelijke noden van de patient zijn vaak al even hartverscheurend (afb. 323). Ze zijn met een oppervlakkige blik te constateren, de lepreuze muren, de lekkende goten, de rottende balken, de gemutileerde vensters, de verzakkende funderingen, scheuren, zwam, kortom de ganse ellende van een ontwricht organisme. Die oppervlakkige blik is niet voldoende. En dan geldt er maar één regel, één gedragslijn: onderzoek, onderzoek en nog eens onderzoek. Dan moet als het ware in de huid van het gebouw gekropen worden en niets mag het oog ontgaan. De te hulp geroepen arts moet psychiater, huisarts en veelvoudig specialist tegelijk zijn. Hij moet stijlkennis hebben en technische vakkennis, hij moet al wat hij tegenkomt kunnen determineren; hij moet weet hebben van de draagkracht van funderingen en balken, van de geheimen van kalkkuip en timmermanswerkplaats, hij moet de steenhouwer kunnen corrigeren en de verwoestingen van tijd en elementen naar waarde schatten. En dus: de steigers op, de kelders in; de patiënt geausculteerd, betast, beknepen, geobserveerd tot de kleinste finesses. Het gebouw bezien als een wezen in nood, d.w.z. aan duizend dingen tegelijk denken, aan alles van zijn gezondheid, èn aan zijn uiterlijk voorkomen, èn aan zijn toekomstige gerevalideerde plaats in de samenleving. Dit moet bovendien zo gedaan worden, dat de zieke na zijn herstel nog herkenbaar is gebleven, dat geest en lichaam nog redelijkerwijs die van het oorspronkelijke schepsel benaderen. Dit is ‘hard labour’ en het brengt, in overmatige zin, roem noch gewin; voor wie een monument waarlijk liefheeft, is het echter een levensvervulling. Waarom schrijf ik dit allemaal? Ook wel omdat het inderdaad waar is, maar in de eerste plaats om nog eens duidelijk te onderstrepen de betekenis, niet alleen van de architecten, die met een restauratie belast zijn, maar evenzeer van de rayon-architecten van de Rijksdienst voor de Monumentenzorg en hun medewerkers. Wat wordt van die rijksambtenaren al niet verwacht! Men eist, en terecht, volledig bouwkundig-technische kennis,Ga naar eind2 daarnaast voldoende kunsthistorische kennis terwille van de behandeling van de zozeer uiteen lopende details. Zij moeten tegenspelers zijn van zodanig formaat, dat zij namens de overheidsinstantie, de Rijksdienst - ook vaak namens de Monumentenraad - de particuliere restauratie-architecten, voor zoveel nodig, in het goede spoor kunnen houden; men laat hen besprekingen voeren met zeker niet altijd gewillige gemeente- of kerkbesturen, gezwegen nog van moeilijke burgers. Zij moeten in verband met de beperkte subsidies de altijd wankele begrotingen (want niemand weet precies van te voren wat 't kosten gaat) nauwgezet in de gaten houden, zij moeten tact tonen en beleid, hun mannetje staan bij de verdediging hunner ideeën in de Monumentenraad, initiatieven kunnen nemen en op het juiste moment terugtreden. Zij zijn overheid, maar dan toch bezielde overheid - ja, zoiets bestaat nog in deze wereld. En wanneer dan alles achter de rug is en het gebouw, ‘in oude luister herrezen’, met festiviteit en receptie en het trotse gevoel van de eigenaar de cultuur dan toch maar een dienst bewezen te hebben, wordt ingewijd, dan is vaak de officiële restauratie-architect - aan wiens verdiensten uiteraard niets te kort mag worden gedaan - begrijpelijkerwijs de eerste man, en is hij, die soms het gehele proces op gang heeft gebracht en, dit eenmaal geschied zijnde, een ieder tot rede heeft moeten brengen en binnen de rede heeft moeten houden, even vaak de bescheiden tweede. Waarmee ik maar zeggen wil dat zonder het toegewijde corps technici van de RijksdienstGa naar eind3 het proces van restaureren in Nederland niet of nauwelijks bevredigend zou kunnen verlopen. Zij bewaken en behoeden het nationale patrimonium naar beste krachten. Het is mij een behoefte, zo tussen de andere hoofdstukken, de betekenis te doen uitkomen van de bescheidenen op de achtergrond, die sinds de oprichting van de Rijksdienst, stimulerend en corrigerend,Ga naar eind4 de hitte van de dag hebben gedragen. | |
[pagina 532]
| |
En dan gaat nu de poort maar weer dicht, de klas is binnen en opnieuw aan het werk.
p.s.
Dit entrefilet, geachte lezer, is een min of meer theoretische benadering van het genus rayon-architect, een omschrijving van een en ander, zoals het in hoogste perfectie zou behoren te zijn, en soms - of vaak - ook wel is. Indien ge - bij uitzondering - situaties zoudt tegenkomen, die niet geheel aan dit ideale beeld beantwoorden, bedenk dan dat voor vrijwel elke bedrijvigheid in deze boze wereld een onvolkomen overeenstemming kan bestaan tussen werkelijkheid en wenselijkheid. Reeds het streven is schoon.
321 De Gelderse toren, Spankeren (gem. Rheden). Vóór de restauratie van 1868
| |
[pagina 533]
| |
322 De Gelderse toren, Spankeren gem. Rheden. Na de restauratie van 1868 tekening Ad. Mulder
| |
[pagina 534]
| |
323 St. Jan, Gouda. Ingang zuidzijde
| |
[pagina 536]
| |
Kasteel en tuin Middachten zie p. 543
|
|