- Hij is onschuldig, onschuldig, gilde eene stem en, toen de hoofdman en de kamerdienaar, beiden evenzeer outhutst, zich hadden ongekeerd, zagen zij een jong meisje dat het vertrek binnenstormde.
- De halsechting gaat plaats hebben, gilde ze, men zal hem vermoorden en hij is onschuldig; o ik smeek er u om: aanhoort mij, ging ze voort zich voor de beide mannen op de knieen werpend, brengt mij bij onzen genadigen vorst.
Hij is goed en rechtvaardig, zegt men, hij zal ons recht laten geschieden.
- Wat verlangt gij, meisje? vroeg de kamerdienaar, haar teeken doende dat zij zich oprichten zou, wie zijt ge!
- Ik ben Roze Kate, de verlefde van den veroordeelde.
- En? vroeg de kamerknecht, die niet te begrijpen scheen wat de hertog met heel deze geschiedenis te maken had.
- Maar, vriend, zei de hoofdman, gij weet toch wat ik u zoo even zeide, Everard Dirix is onschuldig; de strafuitvoering mag geen plaats hebben.
- Ik kan u alleen herhalen wat ik reeds zeide, hernam de kamerdienaar, terwijl hij zuchtend de schouders ophaalde: gij moet beiden wachten tot de personen die bij den vorst zijn vertrokken zullen wezen. Daarna zal ik u aandienen.
Roze Kate wrong wanhopig de handen.
- Hoór, zei ze, hoor hoe daarbuiten het volk begint te woelen. De stoet kan ieder oogenblik op de Markt komen.
Op dit oogenblik weêrklonk de schelle klank eener bel.
- Dat is mijn meester die mij roepen doet, zei de kamerdienaar heensnellend. Hebt slechts nog een oogenblik geduld thans.
- Geleid deze personen tot aan de deur, zei de hertog streng, zend mij dadelijk een bode der wacht.
- Genade, hoofdman Willems is in de wachtkamer en verzoekt om de hooge eer in uwe tegenwoordigheid te worden toegelaten.
- De hoofdman der wacht? Laat hem binnen, sprak de Vorst.
- Daar is insgelijks een meisje van van Auderghem dat dringend smeekt om een verhoor.
De beide bezoekers bleven staan toen zij deze mededeeling hoorden.
Van Auderghem? vroeg de gesluierde dame.
- Ja, Mevrouw, zij zegt Roze Kate te heeten, antwoordde de dienaar.