- Wat beteekent dat!
Roze Kate en Simon rukten zich om.
Roze Kate, als ware zij hevig geschrokken, slaakte een weerschallenden en machtig snijdenden schreeuw.
- Valsche kat, riep Jacob schuimbekkend van afgunst en vol scherpe spotternij, valsche heks, pas een stond geleden hebt gij mij gekust: gij zeidet mijn lief te zijn en daar ligt gij thans, ellendige feeks, aan zijn lijf geplakt.
- Gij liegt! schreeuwde Simon hem tegen.
Lieg ik? Ha ha, grinnikte Jacob, zie dat kieken daar weèr staan! Ik lieg!
Ik zeg u dat ze mij daar over een poos, op dezelfde plaats waar gij staat, gezegd heeft dat zij mijn lief, mijn vrouw wilde worden!
- Gij liegt, zij heeft u niet gekust, snauwde Simon.
Zeg al wat gij wilt, riep Roze Kate uit al hare macht tegen Jacob, maar Simon heeft mij daar van u iets wreeds gezegd!
- Roze! riep Simon geweldig onsteld.
- Wat? raasde Jacob, wat heeft hij gezegd?
- Gij hebt uwe moeder vermoord....
- Wat? schreeuwde Jacob.
- Gij hebt uwe moeder vermoord! herhaalde Roze Kate met harstocht, Simon was bij u, doch hij heeft niet geholpen!
Een geloei als van een woedenden stier ontsnapte aan Jacob 's borst.
Iets vreeselijks, iets schrikaanjagends verspreidde zich over zijn gelaat.
- Jacob dreigde letterlijk in zijne woede te stikken.
- Hij.... hij heeft het gezegd!.... hijgde hij.
- Ja.... knikte Roze Kate krachtig bevestigend.
- Gij hebt het gezegd!... zoo wendde hij zich thans tot Simon, zeg, hebt gij dat....
En, daar Simon zwijgen bleef, en, stom van verkropte woede en inwendigen angst naar den grond bleef staren, ging hij voort in steeds woedender wordende drift.
- O beest, die ge zijt! Bêest, beest. ge zijt meer dan beest!
En, zinneloos door drift, barstte hij verder los:
- Niemand hoort ons.... het huis is alleen.... ik kan dus spreken....
Luister, Roze Kate....