- Neen, neen! riep hij, zoo iets denk ik nu niet meer.
Vergeet wat ik zei.... Het was loutere veronderstelling. Het was dom, heel dom van mij zoo iets te denken.
Een meisje als Roze Kate kan een man krijgen gelijk zij wil, aan iederen vinger eenen zoo zij zulks begeerde.
Ik ben een domkop geweest daaraan niet eerder gedacht te hebben, niet eerder bemerkt te hebben dat gij mij lief hadt.
Thans weet ik het, ben ik er ten volle van overtuigd en... binnen kort, Roze, wordt gij mijne vrouw..,.
- Hoe droef zegt ge dat? Och Simon...
- Hoe kan het anders dan dat ik bedroefd zou zijn; hoe lang is vader dood? hoe lang is moeder dood?
En Everard...
Wordt die binnen twee dagen niet...
O 't is ijselijk!
't is een afgrijzelijk denkbeeld Roze...
Dat alles bevangt mij; ik heb opwekking noodig; ik heb dorst maar blijheid, naar genegenheid, naar eene vrouw, naar een ander leven!
Ik dorst, ik dorst naar u!
U Roze Kate, u wil ik tot mijne vrouw... o Roze Kate, o Roze!
Vol drift is hij naar het meisje getreden.
Hij verslindt haar met zijne blikken.....
Eene siddering doorloopt zijne ledematen.
Zijne tanden klapperen....
Doch eenklaps keerde hij zich om, en als hadde hij een plotselings besluit genomen, wilde hij de smidse verlaten.
Roze Kate echter versperde hem den weg met voor hem gaan te staan terwijl zij sprak:
- Neen, gij verlaat mij zoo niet!
Simon, Simon, blijf hier.,. bij mij...
Roze Kate trekt hem mede terug naar den achtergrond der smidse waar Simon zich op het houtblok vallen laat.
- Gij blijft hier, herhaalt Roze Kate.
- Wat zegt ge? vraagt Simon, in gedachten verzonken.
- Ik zeg Simon, dat gij mij iets verbergt!
En dat laat ik niet toe.
Ik wil niet dat gij mij iets verbergt.... Ik wil uw vertrouwen!