als ik u hinder zal ik gaan, maar dit zeg ik u nog: Lieden die zich zóó gedragen als gij, die zal het nooit goed gaan op de wereld.
- Boer Tijckaert doet zeggen, zoo klonk op dit oogenblik de stem van Katrien, de stalmeid, dat hij u in den Wolf wacht; hij moet u spreken.
Het optreden van Katrien maakte een einde aan het tooneel met Jan Meerlo, dat dreigend begon te worden.
- Wat komt die hier nog doen? mompelde de meid, dezen laatsten zijdelings bekijkend.
- Ik ga, zei Jacob, toon Katrien weer buiten de smidse gegaan was, ik moet naar De Wolf.
Jan Meerlo keek hem spottend aan.
- Dag Jan Meerlo, zei Jacob, zonder erg niet waar?
- Dag Jacob, antwoordde de boer, erg was het van mijnen twege niet gemeend. Ik sprak enkel uit belangstelling voor u en uwe familie.
- Nu, nu, 't is goed, zei Jacob.
En zich tot het meisje richtend, zei hij op innigen toon:
- Dag Roze, tot straks, ik kom spoedig wêer.
- Ga maar, ga maar, zei Jan Meerlo toen hij weg was, wat scheelt het u te weten wat ik zeggen ging? Wat geeft gij om Everard?
En gij, Roze Kate, hoe is het mogelijk dat gij zulke gemeenheid ja gemeenheid begaat zei Jan Meerlo op ieder woord drukkend.
Everard vergeten!
Och dat is 's werelds loop, al had ik het van u dan ook anders verwacht.
Mnar dat hij nu reeds in uw hart vervangen is doon dien Jacob, zie, dat kan ik toch maar niet begrijpen.
Roze Kate antwoordde niet.
Onrustig stapte zij heen en weer door de smidse.
- Pas op meisje, pas op, ging Jan Meerlo voort, hoed u voor dien Jacob, 'tis de ware niet.
Indien gij hem kendet gelijk ik hem ken, zoudi gij zijne schoone woorden zoo licht niet aannemen voor klinkende munt.
't Is geene liefde die uit hem spreekt, maar drift, enkel, lage drift. Of ziet gij dat niet aan zijn lonkende blikken? Of hoort gij dat niet aan zijn nokkende stem? Pas op meisje. Pas op en speel met geen vuur!