verijdeld zoude hebben, volgde stipt de aanbevelingen van zijnen beschermer.
- Gij moet nochtans opstaan en ons volgen, hernam Joris, de justitie heeft bevel gegeven u naar eene andere cel te vervoeren.
- Naar eene andere cel? vroeg Everard, lig ik hier dan nog niet ellendig genoeg? Is die bak nog te goed voor iemand die onschuldig is?
- Dat gaat ons niet aan, snauwde Joris. Volg ons.
- Ik kan niet, antwoordde Everard beslist, overtuigd dat men hem eenen valstrik spande en hem nieuwe folteringen wilde doen ondergaan.
- Blijf hier en bewaak den gevangene, zei Joris zich nu tot Fransen richtend, gij verantwoordt voor hem op uw hoofd.
Daarop verliet hij de donkere cel en liet de twee mannen alleen
Men hoorde het geluid zijner sloffende voetstappen in de verte wegsterven.
- Fransen, vroeg toen Everard met fluisterende stem, wat wil men andermaal van mij? Zeg mij de waarheid, moet ik nogmaals op de pijnbank gelegd worden, zeg het mij, ik zal meer moed hebben als ik weet wat men met mij voor heeft. Die akelige Joris vertrouw ik niet,
- Helaas! arme vriend ik weet niets. Joris zeide mij enkel dat gij naar eene andere cel werd overgebracht.
- Maar om welke reden dan? vroeg Everard.
- Ik weet het niet.
- Waarheen is Joris thans, denkt gij?
Naderende stappen waren oorzaak dat Fransen het antwoord op die vraag niet uitsprak.
- Men komt terug, fluisterde hij, laat ons voorzichtig zijn.
De deur der cel was open gebleven.
Joris, gevolgd door twee beulsknechten, trad in de cel.
- Neem den gevangene op en draagt hem naar de ronde torenkamer, sprak hij gebiedend.
De beulsknechten grepen in het donker naar Everard Dirix, die op zijne vermolmde legerstede lag uitgestrekt.
Een smartelijk gekerm weerklonk door de cel.
- Geen flauwigheden, zei Joris met den voet stampend, grijpt hem en brengt hem weg.
Zonder verder op het gekerm van Everard acht te geven, grepen zij hem, een bij de schouders, de andere bij de voeten