- Ga naar den hof gij, Ivo, en zeg aan de kameraden dat zij op hunne hoede vezen en scherp toekijken.
- Goed, luitenant, antwoordde Ivo die inwendig er niet kwaad om was met die boodschap uit dien onheilspellenden gang te geraken.
In de vrije lucht scheen hem het gevaar dat dreigde, doch dat hij daarom niet vreesde, toch veel dragelijker toe.
- Moet ik hun anders niets berichten? vroeg hij fluisterend.
- Zoodra zij hooren dat de deur in den gang wordt opengeloopen, moeten zij zich met alle geweld naar de vensters aan de hofzijde werpen on langs deze in het vertrek dringen.
- Begrepen, zei de man, en hij verwijderde zich.
- Langs beide zijde te gelijk aangetast, fluisterde de luitenant Goliath in het oor, zullen zij onvermijdelijk in onze handen vallen.
- Zeker, meende ‘Goliath’.
- En wij zullen hun alzoo beletten, een, of misschien verscheidenen onzer te vermoorden.
- Begrepen, zei de reus.
- Zachtjes vooruit, bevool de luitenant toen, doch geen het minste gerucht alvorens bij de deur te zijn.
Met de grootste voorzichtigheid traden de mannen vooruit.
Een oogenblik later stonden zij allen voor de deur geschaard
De luitenant duwde de baas een weinig terzijde.
- Hier blijven! fluisterde hij hem toe,
Daarna greep hij Goliath bij de mouw van zijn kleed en trok hem zachtjes naar het midden der deur.
- Opgepast.
- Ik ben gereed, zei Goliath met gesmoorde stem.
- Nog niet, zei de luitenant, een oogenblik nog.
Met ingehouden adem wachtten allen tot het beslissende oogenblik komen zou.
- Zijt gij allen gereed? vroeg de luitenant.
- Ja, luitenant, antwoordden verscheidene gesmoorde stem.
Toen gaf de luitenant het teeken.
‘Goliath’ deed een stap achteruit.
Toen weerklonk in den gang een slag als een donderknal.
Op hetzelfde oogenblik vloog de deur uit hare hengsels.
De luitenant en zijne mannen stormden terzelfdertijd het vertrek binnen.