- Gemakkelijker dan te paard. In het bosch zult gij veel beter verborgen zijn dan op de groote wegen.
- Gij hebt wellicht gelijk, zei Koenraad, ik ga dus op Gods genade!
- Neen, nog niet, zei het meisje naar het venster tredend, ik zie nog de twee schildwachten die heen en weer zwijmelen.
- Het begint daarboven ‘rumoerig’ ‘te worden, sprak een hunner met dikke tong; ik geloof dat wij gaan nattigheid’ krijgen.
- Mijn gedacht ook, stotterde zijn kameraad.
- We zullen doornat worden, bromde de eerste.
- Laat ons ten minste zorgen ook versch van binnen te blijven, is er nog iets in de flesch?
- Mischien nog een slok - We zullen eerlijk deelen.
- Geef hier, zei zijn kameraad.
- Na mij, jongen!
De man bracht de flesch met blijkbaar welgevallen aan den mond en klokte twee driemaal met gretige teugen.
Daarna reikte hij de flesch aan zijn gezel die de zelve zoo danig aansprak’ dat zij in een omzien ledig was.
Dat was nu echter te veel van hunne waakzaamheid gevergd.
De een na den anderen zakten de twee schildwachten op een hoop stroo die tegen den muur lag, en weldra ronkten beide tegen donder en bliksem op!
- Hoor, zei Julie, nu slapen ze!
- Vooruit dan, antwoordde Koenraad, de tijd is kostbaar.
Hij reikte het meisje de hand tot afscheid, deed voorzichtig het raam open en maakte zich gereed tot den sprong.
- Een laatste dienst kunt ge mij bewijzen, zei hij zich omkeerend toen hij reeds een voet op den vensterdorpel gezet had.
- Gaarne wil ik dat doen als het mogelijk is, zeg mij dus wat gij verlangt.
- Geef mij een mes?
- Een mes! Waarom?
- Om mij te verdedigen als ik aangevallen word.
- Gij wilt dus bloed vergieten......
Het meisje had gesproken op een toon waarin Koenraad al den afschuw hoorde trillen, die zij gevoelde bij het gedacht dat er, door haar toedoen, misschien bloed vloeien zou.