gewikkeld en dan onder een hagelblank linnen doek geborgen.
Reeds stond alles klaar tot haar vertrek. Roze Kate ging echter eerst naar den stal, streelde de koeien en wierp hun een vracht klaver voor.
- Dat is een buitenkansje voor vandaag, zei ze op vriendelijken toon, als sprak ze tot redelijke wezens die haar verstaan konden.
Dan ging zij terug naar huis, wekte Katrien de meid, gaf hare bevelen, nam den korf op en torschte hem op het ronde korfkussen dat zij op haar zwartlokkig hoofd gelegd had, en verliet met lichten voet de smidshoeve.
Vlug als eene hinde stapte zij voort over den veldweg.
Wat ging de moeder-overste haar zeggen?
Hoe kwam die ertoe haar te ontbieden?
Heinke had haar wel verteld dat de brave vrouw zich het lot van Everard wilde aantrekken en, zoo 't noodig mocht blijken, zelfs voor hem tot bij den vorst ten beste spreken.
Maar van waar die toewijding kwam, wist zich Roze Kate niet te verklaren.
Het voornaamste was, dat er nog brave lieden gevonden werden, die erin wilden toestemmen Everard's bevrijding te bewerken.
- He, goeden morgen, Roze Kate; reeds zoo vroeg, te been meisje? Altijd even ijverig, zie ik.
- Goeden morgen, Kato, zoo beantwoordde Roze minzaam den morgengroet van de bazinne uit den ‘Molensteen’. Naar de vroegmarkt, zeker?
- Ja, Roze, gij ook?
- Toch niet. Ik heb voor deze week, en voor vele volgende, hoop ik vaste bestelling voor de boter.
- Zoo. En mag men vragen waar?
- In het Godshuis uit de Wolstraat, zei Roze Kate met ietwat trotschheid.
- Proficiat, meisje. Dat is eene kalandizie die u van velen benijd zal worden.
- Och, zei Roze, mijne boter is niet beter als die van een ander. Ik geloof dat de moeder - overste nu al eens deze dan gene wil begunstigen.
- Begunstigen is het echte woord, zei Kato, nevens Roze