- Mij deert niets, heer Koenraad, antwoordde het bulje, wij zijn er beter van af gekomen dan ik gedacht had.
- Ja, maar hoe dit avontuur eindigen zal, blijft nog af te wachten.
- In elk geval zijn wij toch veilig.
Voor het oogenblik, ja, ik geloof niet dat onze vervolgers ons hier zullen komen opzoeken.
- 't Is mijn gedacht! lachte Heinke.
- Lach niet te vroeg, Heinke; wij zitten erin, maar hoe wij er weer uitkomen schijnt mij moeilijker te zeggen.
- Dat zal zoo moeilijk niet zijn, meende Heinke.
- Daarin bedriegt gij u. Betast de muren. Zij zijn glad en effen, zonder eenigen uitsprong, waaraan men zich met handen of voeten vasthouden of omhoog werken kan.
- Maar........
- Ja, Heinke, nu ziet ge dat het nooit geraadzaam is te vroeg te lachen: wij zitten in de val!
- En wij zullen er ellendig in omkomen.....
- Zoo is het!
Levend begraven!
- Inderdaad, helaas!
- Vreeselijk!
- Ja, liever nog stonde ik thans, daarboven, tegenover mijne vervolgers. Sterven met het wapen in de vuist, dat is ten minste nog een fatsoenlijke dood, maar ellendig van honger sterven, twintig of dertig voet onder den grond, dat doet mij griezelen.
- Wij zijn dus....... levend....... begraven, stotterde Heinke.
- Zoo ziet het er mij ten minste uit.
- En blijft ons dan geen de minste hoop meer over?
- Helaas! onze hoop moet heel, heel klein zijn!
- Wat gedaan?
- Hebt gij geen vuurstaal?
- Ja, dat heb ik, zei het bultje. Hier is het.
- Sla vuur en doe een stuk zwam ontbranden.
Heinke deed zooals hem gevraagd werd.
Een oogenblik later smookte het zwam.
Intusschen had Koenraad zijn zakdoek genomen on aan flarden gescheurd.
Daarna maakte hij er eene soort van prop mede die hij op het brandende zwam legde.