- Ik was uitgegaan om........
- Om hazenstrikken te spannen of misschien om te bespieden, vulde de graaf aan.
Heinke boog het hoofd en antwoordde niet.
- Vertel nu eens: hoe kwaamt gij in dien zak?
Ik vermoed dat één der jachtopzichters u een toer gespeeld heefd die inderdaad niet slecht bedacht was. Hij stak u in den zak dien gij mêegebracht had om er de gestrikte hazen in te bergen.
Niet slecht, niet slecht, ging de graaf voort, zoo moesten alle pensjagers afgevangen worden.
Doch, ging hij voort, zijn strengen toon van daar straks hernemend, vertel nu eens waarom gij in het kamp rondzwierft.
- Ik had onraad vermoed en wilde zien wat er tegen u beraamd werd, genadige heer, zei Heinke bevend.
- Onraad? riep de jonge van Oudburg; wat praat ge van
- Het is zooals ik zeg, genadige heer, ik meende u dienst te bewijzen.
- Ga voort, bevool de aanvoerder streng.
- Ik lag nauwelijks te ruste in het vertrek dat mijn welwillende beschermer tot mijne beschikking gesteld had, toen ik bij den ingang gerucht meende te hooren,
Ondanks de duisternis, die in 't vertrek heerschte, was ik toch spoedig overtuigd dat er iemand in het vertrek drong.
Koenraad sliep in den tegenovergestelden hoek, dat hoorde ik duidelijk aan zijne regelmatige ademhaling.
Ik had mij op mijn leger overeind gezet en trachtte door de duisternis heen te ontdekken wat er bij den ingang gebeurde.
Heinke hield een oogenblik met spreken op om na te gaan welken indruk zijne woorden maakten.
- Ga voort, bevool van Oudburg, steeds op denzelfden kouden, onverschilligen toon.
- Ik verroerde niet en hield mijn adem in, ging het bultenaarken voort.
Eensklaps hoorde ik eene fluisterende stem die zei:
- Hij slaapt.......... alles is stil, maak spoed.
Die woorden golden gewis Koenraad, mijn weldoener.
Ik begreep dat er iets tegen hem beraamd werd. Wilde men hem vermoorden?