- Daar ligt iets midden in den weg, zei één uit de voorste rijen.
- Wat is het, Koenraad? vroeg van Oudburg.
Degeen, die met den naam van Koenraad werd aangesproken, was een man van midden in de veertig, blond van haar en baard, in tegenstrijd met al de andere mannen van het gezelschap.
Bij de vraag van den aanvoerder sprong hij vlug uit den zadel, en nu bukte hij zich over het voorwerp, dat het paard van den schoonen graaf van Oudburg had doen schrikken.
- 't Is een groote zak, zei hij, het voorwerp met verwondering betastend.
Een zacht gekerm trof het oor der omstanders.
- Er bevindt zich een levend wezen in dezen zak, zei Koeraad, en, haastig zijn dolk trekkend, sneed hij den zak los.
Een borstelig, dik, breed hoofd kwam onmiddellijk te voorschijn.
Een schaterlachen weerklonk.
- Een fakkel hier! riep Koenraad.
De graaf van Oudburg was inmiddels insgelijks van zijn paard gesprongen.
Bij het schijnsel der aangereikte fakkel kon men nu den persoon uit den zak nauwkeurig openen.
Onze lezers hebben dien persoon reeds herkend.
't Was inderdaad Heinke Bult.
- Wat beteekent dat? bromde de aanvoerder. Wat voert gij hier uit?
Men bemerkte thans eerst dat Heinke aan handen en voeten gebonden was.
Het gelaat van den aanvoerder helderde op.
Een oogenblik had hij gedacht dat hem eene hinderlaag gespannen was. Iemand, die aan handen en voeten geboeid was, kon hem echter weinig schadelijk zijn.
- Neemt hem mede. 't Is een ongelukkige, die wellicht door baanstroopers werd aangerand. Hij is onze gast en bijgevolg onder onze hoede.
Voorwaarts!
Vlug sprong hij weder in den zadel.
- Voorwaarts! gebood hij, en voort ging het in wilden galop.
De graaf van Oudburg had zijn paard met eene vlugge bewe-