- Is ze ziek? vroeg Roze, die niet scheen te weten dat ze aangehouden was.
- Erger, antwoordde Heintje.
- Dood? vroeg Roze.
- Dan ware ze ten minste gelukkig en van de gruwelijke martelingen onttrokken welke haar te wachten staan.
- Maar wat gebeurt er dan met haar?
- Och, Roze, wat is er met onzen armen Everard gebeurd!....
- Aangehouden?
- Ja.
- En waarvan wordt ze beschuldigd?
- Van de dwaaste en ongerijmdste dingen.
- Ik zou niet weten waaraan zich de arme vrouw zou hebben plichtig gemaakt, sprak Roze Kate.
- Hare misdaad bestond alleen in het domme brein barer beschuldigers.
- Wat legt men haar dan ten laste?
- De zwarte kunst te beoefenen, zei Heintje met gesmoorde stem.
- Van tooverij dus? vroeg Roze Kate, en hare stem beefde.
- Ja.
- Arme, arme vrouw, ging Roze voort, en het meisje pinkte een traan weg. Zij dacht aan hare eigene ongelukkige moeder en aan haar rampzalig einde.
- Ja, arme vrouw, en arm kind, zei Heinke.
- Inderdaad, Everard sprak mij van het wichtje der arme Geertrui, zoo onderbrak Roze; wat is er van het ongelukkige kindje geworden?
- Kom, zei Heinke en hij greep Roze Kate bij de hand.
Spoedig hadden zij nu het huisje bereikt waarin Heinke Haas zijn nederig bedrijf uitoefende.
Alles in 't dorp lag nog in de grootste rust, al begon de morgendschemering ook reeds door de wolken te breken.
Heinke opende de deur en bracht Roze Kate door den barbierswinkel naar een achterkamertje. Hier schoof het bultje de gordijnen van een eenvoudig doch zindelijk bed ter zijde, waarin een vierjarig meisje gerust en zachtjes sliep.
- Dat is het kind van Geertrui, zei Heinke ontroerd, aan haar zal de schuld van erkentenis betaald worden door mij jegens uwe moeder-zaliger aangegaan.
Roze Kate keek eerst langen tijd naar het blonde kopje en