te brengen en uwe ziel te redden; doch, gij zelve hebt gewild dat die marteling herbegint.
- Herbeginnen... stamelde de arme vrouw! O God, laat mij liever dadelijk sterven!
- Gij zijt onschuldig, ging de vreemde voort, zonder op het gejammer der vrouw acht te slaan, doch gij voert geene bewijzen uwer onschuld aan.
Gij zult dus, ik herhaal het, andermaal op de pijnbank gelegd worden en, wie weet, misschien bezwijken...... dan blijft uw kind, uw klein hulpeloos kindje, als wees alleen op de wereld, die hetzelve zal behandelen als het kind......
- Zwijg, zwijg, snikte de arme vrouw, wat gij zegt is afschuwelijk.
- Er is, ging de vreemde voort, een middel om aan dit verschrikkelijk lot te ontkomen.
- O, ik bid u, ik smeek u, om de liefde van mijn arm kind, noem mij dat middel en ik zal u zegenen als onze redder, sprak de vrouw met vervoering.
- Luister, hernam de vreemde, kent g j Everard Dirix?
De zoon van de smishoeve?
Dezelfde.
- Ja; 't is een brave, goede jongen, die steeds vriendelijk en goed voor mij was en die meer dan eens in mijn arm hutje troost en hulp bracht.
Wanneer kwam hij voor de laatste maal ten uwent? vroeg de vreemde.
- 't Was een paar dagen voor mijne aanhouding, nu ongeveer eene maand geleden.
Wat voerde hem in huis?
- Zijn goed hart en zijne zoo zedige grootmoedige liefdadigheid, antwoordde de vrouw, doch waarom die vragen?
- Was het gekend dat hij u van tijd tot tijd bezocht? vroeg de vreemde steeds dringender. Bedenk dat uw lot en dat van uw kind van de rechtzinnigheid uwer antwoorden afhangen.
- Neen slechts eenmaal sprak ik van zijne milddadigheid aan Wanne, de spinster, die het aan Roze Kate overzeide toen deze haar het vlas te spinnen bracht dat zo op de hoeve niet konden opgewerkt krijgen. Everard wist dat nu spoedig, en, bij zijn eerste daaropvolgend bezoek, vermaande hij mij nooit nog aan iemand over zijne bezoeken te spreken.