den catechismus niet alleen de bekwaamste, maar ook de braafste en de beste. Het zou dus een heel aardig voorbeeld geven zijn, zoo hij wegens de onkunde zijner broeders, een jaar achteruit gesteld werd. Daar mocht dan ook in geen geval spraak van zijn, meende de goede heer pastoor en de jongens moesten er maar in berusten.
Cornelia wendde dan ook alles aan om dit hare kinderen aan 't verstand te brengen.
Jacob en Simon mompelden nog wel tegen en meenden dat dit alweer gedaan was om dien ‘fleewer’ vóór te trekken en hen zelf te vernederen, vooral, dat er nu ook nog dat ‘heksenjong’ moest bij zijn.
Cornelia had hen streng berispt over dit gezegde en drukte hun op het hart hoe zondig en hoe slecht zij handelden.
De vrouw echter vergat en vergaf alles, toen zij zag hoe Everard, 's zaterdags, naar zijne broeders ging en op hartelijken toon zei:
- Jacob, Simon, wij zullen morgen het geluk hebben samen onze eerste Communie te doen.
Dien dag moet alles vergeven en vergeten zijn, alles, zei Mijnheer de Pastoor. Wilt ge mij nu zeggen dat tusschen ons alles vergeten en vergeven is?
Toen geen van de twee jongens antwoordde, kwam moeder er tusschen en, Everard omhelzend trok, zij hare twee andere jongens insgelijks aan haar hart en zeide:
- Geeft u allen de hand op die goede woorden van Everard en weest altijd goed voor elkander, gelijk brave broeders dat zijn moeten.
Kom hier, Roze Kate, ging Cornelia voort, gij zijt ook ons kind; en Simon, Jacob en Everard zullen u liefhebben als eene zuster. Wilt ge mij dat belooven, jongens?
- Ja, ja, moeder, riep Everard, wij geven u daarop ons woord. Nietwaar, Jacob, nietwaar, Simon, wij zullen altijd zoo veel van Roze Kate houden, als ware zij van onze eigene zuster? Nietwaar dat wij dat doen zullen?
- Ja, zei Jacob, ik zal mijn best doen om moeder te gehoorzamen, en, als zij het goedvindt, dan mag Roze Kate voor mijn deel zoolang op de hoeve blijven als zij dat goedvindt; maar ze zal toch wel van zelve voelen dat zij slechts eene vreemdelinge en niet een eigen kind van moeder is.