- Satanaïs hier! riep Gombert. Neen, daar zei hij geen woord van. Het is mogelijk dat zij hier binnen gekomen is zonder dat hare komst is bemerkt geworden?
- Wel, dat weet ik ook niet. Zijt gij overigens zeker dat zij ongemerkt hier gekomen is?
- Zeker ben ik er niet van, want ik was in den stal bij de paarden toen men mij riep dat het tijd was de wacht te nemen.
Ik spoedde mij toen hierheen en, nu ik er wel op nadenk, zal Satanaïs intusschen zijn binnen gekomen.
- Waarschijnlijk is zij in alle geval hier en dat is het bijzonderste, zei Linda.
Op dit oogenblik werd de deur der kamer geopend en verscheen Beatrix, die op den drempel staan bleef.
- Linda sprak ze, kom, jonkvrouw Satanaïs wil den hoofdman opzoeken, zich aan zijne voeten werpen en hem smeeken medelijden met hare zuster te hebben; alvorens echter heen te gaan wil zij u eenige mededeelingen doen.
- Ik kom, antwoordde het dienstmeisje, en meteen trad zij in de kamer. Gombert stapte weer met gemeten tred door den gang, zonder zich echter meer dan vijf schreden van de deur te verwijderen.
Na enkele oogenblikken traden Beatrix en Linda met betraande oogen in den gang.
- Wat is thans weer aan de hand? Kreegt ge nogmaals reden tot verdriet?
- Hebben wij dan geene reden genoeg, snikte Linda. De twee zusters nemen afscheid en dit afscheid is inderdaad hartverscheurend,
- Ik heb werkelijk medelijden met de arme meisjes, zei Gombert.
- Binnen een oogenblik zal Satanaïs de kamer verlaten.
- Moge zij gelukken in hare liefderijke zending, zuchtte Gombert.
Nauwelijks had hij die woorden gesproken of Satanaïs trad in den gang.
Ja, dat was wel inderdaad Satanaïs zooals wij ze onze lezers hebben voorgesteld! Over haar gelaat echter lag een spoor van diepen weemoed.
Zij trok de deur achter haar dicht en beantwoordde den groet van den schildknaap met een vriendelijk hoofdknikje.
- Vaarwel, zei Satanaïs, zich tot de twee weenende meisjes