Roze Kate
(1893)–Nestor de Tière– Auteursrecht onbekend
[pagina 275]
| |
- Goeden morgen, juffer Linda, sprak hij lachend. - Hoe kent ge mij? vroeg het jonge meisje. - Wel zeker, wie in 't kamp zou u niet kennen! Hoe dikwijls werd gij met brandende blikken nagekeken als gij met Beatrix uwe meesteresse, jonkvrouw Satanaïs op hare wandelingen naar de hut van Judde-Marie of hare tochtjes in het bosch vergezeldet. Maar, zeg eens, ging de soldaat fluisterend voort, ik wist niet dat Satanaïs eene zuster had, en ik zou deze wel eens willen zien, want ik heb bevel iedereen te laten in- of uit te gaan, behalve natuurlijk de gevangene zelve, en ik ken haar niet! - Dat zal gemakkelijk genoeg zijn, antwoordde Linda. Ik ga terug in de kamer en zal de deur laten openstaan zoodat gij onze meesterese op uw gemak kunt gade slaan. Linda opende de deur en wisselde een blik van verstandhouding met Etna; het dienstmeisje nam een neusdoek dat op een tafeltje lag en verliet de kamer; zij trok de deur achter zich toe en bleef in den gang staan. - Welke wonderschoone vrouw! zei de soldaat, het sprekend evenbeeld harer zuster Satanaïs! Alleen de kleur der haren verschillen. Ook de tint der huid is anders. - Gelijk gij zegt, iedereen wordt getroffen door die wonderlijke gelijkenis. Nu moet ik voort. Zeg mij eens wanneer wordt gij afgelost? - Binnen een uur, doch waarom die vraag? - Omdat gij aan uw kameraad de gelijkenis en het verschil van beide zusters moet uitleggen, want gij zult toch niet eischen dat ik de kamer zou openen om mijne meesteres te toonen telkens als een andere schildwacht voor de deur wordt gezet? De soldaat knikte ten teeken van verstandhouding en Linda ging naar de kamer waarin zij met Beatrix den nacht had doorgebracht. Enkele oogenblikken later kwam zij terug met een pak kleederen en, na nog eenige woorden met den schildwacht gesproken te hebben, verdween ze in de kamer van Etna. |
|