- Open de deur, hernam de stem, het overige verneemt gij nader.
De waard deed zijne vrouw opstaan om de deur te openen en te vernemen wat er gaande was.
De waardin gehoorzaamde.
Nauw echter had zij de deur geopend of zij deinsde verschrikt achteruit.
Naast de deur stond tegen den muur geleund, eene jonge vrouwengestalte geheimzinnig door het weifelend nachtlicht beschenen.
Die jonge vrouw was Etna; haren en kleederen waren verward, het gelaat was aschgrauw en hare oogen, die als 't ware uit het gelaat dreigden te springen, stonden zoo strak en akelig, dat de waardin er waarlijk benauwd om werd.
- Zeg mij, jonkvrouw, sprak ze eindelijk, zeg mij, bid ik u, wat er gebeurd is.
- Zeg dat uw man opsta en mij onmiddellijk volge, antwoordde Etna op somberen toon.
De waardin deed wat haar geboden werd. De waard en zij zelve kleedden zich metterhaast.
Beiden gevoelden dat er iets verschrikkelijks op handen was, doch zij waren zoo zeer ontsteld dat geen hunner er aandacht zijne gevoelens aan eenander uit te drukken.
Maakt spoed, riep Etna van buiten in den gang.
- Wij zijn gereed, jonkvrouw, zei de waard uit zijne kamer tredend; doch, ik bid u, zeg ons wat de oorzaak is van dit nachtelijk tooneel. Zijn er dieven in huis?
- Vraagt niets en volgt mij onmiddellijk, zei Etna en terzelvertijd richtte zij zich naar de kamer die Ermach was aangewezen geworden.
Zij ging die kamer binnen, gevolgd door den waard en diens vrouw, nam de lamp van de tafel en, deze in de hoogte heffend, trad zij eensklaps voor het bed.
Het uitwerksel, op het echtpaar teweeggebracht, was ontzettend!
- Geen noodeloos gekerm, sprak Etna, geen geroep.
- Een moord! zuchtte de waard, en zijne knieën knikten.
- Een moord, gilde de vrouw, een moord in ons huis, in deze kamer!
- Ik ben de moordenares!..... sprak Etna zonder op die uitroepingen acht te slaan.
- Gij, jonkvrouw! riep de ontstelde waard, dat is immers onmogelijk!