te verlaten, zelfs al werd hem daartoe de gelegenheid aangeboden.
- Wij moeten, sprak Judde-Marie opgewonden, hem overtuigen dat het belang Harer Keizerlijke Hoogheid zijne vrijheid eischt.
- Toch zou hij weigeren, zuchtte de gesluierde dame.
- Maar waarom? drong Judde-Marie aan.
- Omdat zijn lot thans aan dat zijner medegevangenen verbonden is. Graaf van Rozenberg heeft een te veel ridderlijk hart dan dat hij ontvluchten zou, indien zijne medegevangenen tevens ook niet kunnen ontvluchten.
Judde-Marie bleef eenige oogenblikken stilzwijgend nadenken.
- Welaan, als het moet, sprak ze met gesmoorde stem, dan moet het. Wij zullen ze allen vrij maken!
- Hoe zult gij dat bewerken? vroeg de gesluierde dame, wilt gij het gerecht verwittigen? de krijgsoverheid met de zaak moeien?
- Mevrouw weet even goed als ik, antwoordde Judde-Marie, dat wij er niet aandenken mogen dergelijken middele te beproeven. Overigens het is klaar dat gerecht en militaire krijgsmacht niets zouden durven ondernemen tegen den gevreesden Zigeuner. Zijne aanhangers bevinden zich overal en zijne macht schijnt inderdaad onbeperkt. Er moet dus op andere wijze gewerkt worden, want graaf van Rozenberg moet vrij, of nooit zullen wij de booswichten kunnen treffen.
- Welk middel stelt gij voor?
- Dit jong meisje moet vertrekken en alles in 't werk stellen om tot de gevangenen van Tervuren door te dringen.
- Gij denkt er niet aan, riep de gesluierde dame hare handen wringend, wat zal dit zwakke meisje kunnen verrichten tegen de macht van Zitzka?
- Mevrouw, hernam Judde-Marie, dit jonge meisje is verstandig en in de jongste gebeurtenissen heeft zij ook bewezen, dat ze moed heeft. Ik ben overtuigd dat zij in hare onderneming gelukken zal, indien zij daartoe besloten is.
De gesluierde dame keerde zich naar Angela als om het antwoord te hooren dat het jonge meisje op het voorstel van Judde-Marie geven zou.
- Mevrouw, riep Angela, beschik over mij naar goedvinden. Mijn hart en wil staan u ten dienste.
Ik dank u, Angela, zei de dame zuchtend, doch ik sidder bij de gedachte aan de verschrikkelijke gevaren, die gij trotseeren wilt.