- En ik ben eene nederige boerendochter.
- Wat beduidt zulks?
- Dat alle huwelijk tusschen u en mij volstrekt onmogelijk is.
- Ik zal die onmogelijkheid doen verdwijnen, riep Bruno, naar Angela toetredend.
Het meisje echter hield hem tegen met een afwerend gebaar.
- Angela, ging Bruno voort, met mijn hart heb ik u tevens mijne hand aangeboden. Ik, de eenige zoon van een der machtigste edellieden van het Oostenrijksche Hof, heb u beloofd u ten altaar te leiden.
- Inderdaad.......
- En die belofte zal ik houden, riep Bruno opbruischend.
- Het spijt mij werkelijk te moeten herhalen, dat ik uw aanzoek, hoe vereerend het voor mij ook moge schijnen, toch van de hand moet wijzen.
- Gij misprijst dus mijn voorstel! riep de jonge edelman driftig.
- Neen, heer Bruno, misprijzen is het niet, doch ik kan toch mijn hart geen geweld aandoen.
- Waarom u dan verwonderen dat ik dat evenmin kan als gij, hernam Bruno steeds driftiger wordende; doch, zoo ging hij voort, ik zeg het u, dat ik door geweld verkrijgen zal wat mij in der minne geweigerd wordt.
- Heer Bruno, riep Angela rood van verontwaardiging, de woorden, die gij komt te spreken, getuigen niet van een ridderlijke ziel! Doch, ik zeg het u, nooit zult gij mijn hart bemeesteren, noch door list, noch door geweld, daarvan neem ik den Hemel zelf tot getuige.
- Zwijg, zwijg, hoogmoedig meisje, riep Bruno, en zweer geen eed die later een meineed worden zou. Want ik ook, ik zweer, bij de hel, dat gij mijne vrouw worden zult!
- Nooit!
- Haha! mijn bruidje, spoedig zult gij dat wel anders ondervinden!
En gij moet mij dankbaar wezen dat ik, in mijne edelmoedigheid, u tot gravin wil verheffen, tot gravin van Oudburg, voegde hij er met trotschheid bij.
Angela antwoordde niet.
- Maak u tot het bruidsfeest gereed, sprak Bruno na enkele oogenblikken.