Toen zei de oude: ‘Maar ik zal je raden dat je haar niet terug neemt hoor. Laat het zo. Beter dat je terug gaat naar de landingsplaats en haar begraaft.’
‘Neen’, zei de man. ‘Ik wil m'n vrouw terug. Zij was een mooie vrouw. Zij hield van mij en ik hield van haar.’
‘Ik waarschuw je’, zei de oude man.
‘Er gaat niets gebeuren’, zei de man. ‘Kunt u haar weer levend maken?’
‘Ja’, antwoorde hij. Toen zei de oude, een slimme man: ‘Geef mij je vinger.’
Je weet, als je naar de dokter gaat, prikken zij in je vinger om te kijken of je suiker of een andere ziekte hebt. Zij kijken ook of jouw ‘sali’ goed is. Zo prikte de oude de man ook, met een naald. Toen kwam er een druppel bloed uit zijn vinger. De oude schudde de vinger van de man, om de druppel bloed te laten vallen op het dode lichaam van de vrouw.
Of je het geloven wil of niet, de vrouw kwam weer tot leven. Zij was net zo mooi als vroeger. Beiden waren erg blij. Zij omhelsden elkaar en zij zeiden: ‘Wij gaan niet meer naar de oever. Wij gaan hier op de rivier wonen.’ Zo gebeurde het ook.
Zij waren net zo blij als vroeger. Wanneer de man naar de oever ging, ging hij alleen en kocht hij wat voor hem en zijn vrouw om te eten. Zij kookte het eten in de boot. Daarna gingen zij weer de rivier op.
Maar op een dag, toen hij van de markt terug kwam met zijn vracht - de groenten en het vlees, keek de man en zei: ‘Mischien zie ik niet goed. Ik zie niet één boot maar twee. Naast mijn boot ligt nog een boot.’ En toen hij dichterbij kwam vond hij een andere boot naast die van hem.
Toen zei de vrouw: ‘Luister, ik houd niet meer van jou. Nu ga ik met deze man leven. Ik wil jou niet meer.’