vriend die om zijn geld kwam was Kakkerlak. Hij klopte op het huis.
‘Klop, Klop, Klop. Anansi, ben je thuis? Ik kom om mijn geld.’
Hij antwoordde: ‘Hier ben ik, toch. Ik ga niet weg want ik weet dat ik jou betalen moet. Kom binnnen. Ik zie dat je zweet. De zon is heet. Kom een beetje kokosnootwater drinken.’
Kakkerlak zei: ‘Ja, lekker. Ik drink graag een beetje’
Anansi zei: ‘Zit dan, rust even, dan gaan wij zaken doen.’
Maar terwijl Kakkerlak kokosnootwater zat te drinken, zag hij Kip aankomen. Hij zei, ‘Anansi, ik ga dood! Daar komt mijn grote vijand. Help me. Waar moet ik gaan?’ Hij rende rond. Hij wist niet waar hij gaan moest.
Anansi fluisterde: ‘Kakkerlak, ga onder het bed. Maar stil blijven, hoor.’
Kakkerlak zei: ‘O.K. Zeg hem niet dat ik hier ben.’
Kip kwam: ‘Klop, klop.’ Kip kwam zijn geld halen.
Zo hield Anansi zijn vrienden voor de gek.
Anansi zei: ‘Vriend, kom zitten. Voor dat wij geldzaken doen, drink een beetje kokosnootwater.
Kip zei: ‘O.K. want de weg is lang en de zon is snikheet. Ik drink twee teugjes.’
Anansi zei: ‘Dan heb ik een hapje voor jou. Kijk eens onder het bed. Ik heb wat lekkers daar voor jou.’
Kip stond op en zei: ‘Aha, ik heb vlees gevonden.’ Ham, ham, ham. Hij at Kakkerlak op. Dus Kakkerlak was er niet meer.
Maar nadat Kip Kakkerlak had opgegeten en zijn snavel op de grond had afgeveegd, zei hij: ‘Is dat geen Awari? Anansi hoe kan je me dat aandoen?’
Anansi zei: ‘Wat bedoel je? Ik heb jou lekkers gegeven.’