Maurice Barrès
(1918)–Johannes Tielrooy– Auteursrecht onbekend
[pagina 110]
| |
V.
| |
[pagina 111]
| |
L'Ennemi des Lois gelijkt nog het meest op wat men een roman noemt: zuiver lyrisch is het niet, en een prozagedicht niet in de eerste plaats. Toch wil ik er hier, en niet elders, over spreken, omdat het vooral een ontleding is van Barrès' gemoedsleven; het heeft iets van een vierde deel van Le Culte du moi, al voegt het aan het met Bérénice bereikte niet veel toe, al beteekent het geen stijging hooger dan haar terras, maar slechts een eersten stap op een der drie wegen die daar samenkomen: op den weg van den droom. Men weet dat de individualist Philippe door Bérénice een liefde had leeren kennen die de liefde niet is, doch een vage, hoewel onmiskenbare neiging tot de volksziel. Het kwam er voor hem nu nog op aan, deze liefde geheel te doen versmelten met de liefde voor het eigen ik welke hem tot dien tijd alleen had bewogen (en hem, ofschoon gewijzigd, nog beweegt). Het was noodig deze beide tegenstrijdige liefden thans voor goed te verzoenen, deze twee soms nog vloekende kleuren van zijn innerlijk te verzachten en ineen te laten vloeien. Barrès, toen reeds député, wilde voorzeker de menschheid helpen; maar ook zichzelf. Je m'accuse, laat hij zijn ‘vijand der wetten’ zeggen, de désirer le libre essor de toutes mes facultés, et de donner son sens complet au mot exister. En tegelijk weet deze André dat zulk een streven naar volkomen zelfontwikkeling door een overeenkomstig streven van zijn medemenschen noodzakelijk geremd wordt. Hoe hun alle vrijheid te laten en zelf alle vrijheid te nemen? Dat ware mogelijk, voelt hij, indien geen wetten ons op wegen drongen die ons vrij gelaten gemoed ons nimmer zou wijzen, indien een gevoelstoestand als de zijne, meer algemeen en vooral meer bewust geworden, ons aller optreden in de samenleving richtte. | |
[pagina 112]
| |
Welke en hoe is dan die heilbrengende staat van gevoel? De in Barrès levende wensch deze vraag te beantwoorden werd de oorsprong van L'Ennemi des Lois, een der meest bekorende van Barrès' geschriften, een verhaal van ideologischen en tegelijk zinnelijken hartstocht, van goedheid, van sociaal optimisme; een verhaal waarin allerlei opmerkelijke personen rondgaan: een artistiek geleerde, een sensueele Russische prinses, een modern gestudeerd meisje; een werk waarin de theorieën van Saint-Simon en anderen bijna personnages zijn.... een rijk, een sierlijk en een zacht boekje. Om zich zijn gevoelsstaat geheel bewust te worden, gaat Philippe - maar hij heet hier André Maltère - na wat de stelsels van vroegere hervormers der maatschappij voor hem beteekenen, dat is: wat zij hem doen gevoelen; ze alle geheel te kennen is niet zijn doel. Daarom bestudeert hij, in gezelschap van het geleerde meisje Claire, alleen die sociologen welke, om het ook zóó te zeggen, nog leven. Zulk een is b.v. Saint-Simon, de voorname avonturier uit het begin van de 19de eeuw, die, in de - bedrogen - verwachting er de gansche maatschappij mee te genezen, eigenlijk iets als de tegenwoordige kapitalistische productiewijze heeft gewild; zoo is ook Fourier, een soort minder geletterde Rousseau, optimist, man van gemoed. Nog levend voor ons gevoel zijn ook een Lassalle en een Karl Marx - une allure fâcheuse de viveur romantique, voire de ténor, qu'agréeraient des imaginations byroniennes typeert den eersten uitstekend -; maar hun socialisme, het Duitsche, a paru réduire le parti des idéologues au parti du ventre. | |
[pagina 113]
| |
son éducation, épurée jusqu'au desséchement, d'Italien et d'Espagnol, qui ne lui laissait rien considérer que du point de vue de la beauté, et, ajoutons-le, avec son sang tout âcre satisfait uniment d'eau pure, de riz, d'oranges et citrons, de sucreries et de tabac, il ne parvenait pas à concevoir le bonheur futur de l'humanité sous l'aspect d'une kermesse, ni à rétrécir son ardeur vers l'idéal à une campagne pour le ventre, quoiqu'il sût bien, par Dieu! que pour les misérables la première condition, c'est le pain, la viande et l'alcool. Dat hier het Duitsche socialisme eenig onrecht wordt gedaan is niet te ontkennen. Als André zijn gemoedstoestand tot zoover nogmaals heeft omschreven, besluit hij dat wij geen nieuwe stelsels moeten bouwen, al hebben de oude gefaald of zijn ze antipathiek: stelsels zijn te eng, zij brengen het individu in gevaar. Société tracée au cordeau! Vous offrez l'esclavage à qui ne se conforme pas aux définitions du beau et du bien adoptées par la majorité. Au nom de l'humanité, comme jadis au nom de Dieu et de la Cité, que de crimes s'apprêtent contre l'individu! Neen, geen stelsels meer; geen nieuwe wetten meeten wij ontwerpen; want het is nu de tijd, als wegwijzer voor ons maatschappelijk gedrag ons instinct te kiezen, verrijkt en beschaafd als het is door eeuwen van denken, van gevoelen en van sociale orde. Laat ons, zegt André, voortgaan ons eigen gemoedsleven te verzorgen, ons eigen beeld te houwen, om met de Alexandrijnen te spreken; laat ons onszelf zijn. Maar ook, laat ons liefhebben al wat leeft. Wij moeten goed en medelijdend zijn. En, inderdaad wel consequent! besluiten Claire en André, inmiddels getrouwd, om... met André's vroegere minnares Marina samen te gaan leven; want deze Marina heeft André nog lief, de scheiding smart haar, en met welk recht zouden wij anderen verdriet doen? En niet alleen onze medemenschen en gewezen minnaressen behooren wij met zulk een prijzenswaardige zachtheid te | |
[pagina 114]
| |
bejegenen: van al wat leeft moeten wij houden. Hoe aardig zijn in de volgende bladzijden twee honden gezien in hun kinderlijk-ernstig bestaan en met welk een sympathie is dit beschreven: On l'appelait ‘le compagnon.’ Ce bâtard aux grosses pattes, affamé et fréquemment battu, avait un bon cerveau dont fut touchée Marina, qui, l'ayant acheté, le baptisa ‘Repasseur’ en souvenir de ses années d'apprentissage. Le patron déclara qu'il s'en séparait, non pour l'argent, mais parce que le compagnon était trop gourmand, et puis avait chez un rempailleur de chaises une amie qu'il allait visiter tous les jours. (Deze laatste opmerking is weer minder zachtzinnig, en.... het is een echte opmerking voor Barrès!) André vergelijkt dezen hond met een anderen dien hij vroeger bezat. L'un et l'autre, toutefois, en dépit de quelques gamineries de bêtes bien nourries et dans cette aménité qu'on leur montrait, étaient marqués des mêmes traits, qui allaient jusqu'au coeur d'André: c'étaient sur leurs fronts des rides profondes, et au fond de leurs yeux une gravité. Tous deux, en effet, de leur série d'ancêtres, gardaient une inquiétude sur les conditions de leur prochain repas. Sous leurs poils tombants de caniches, leur constant souci était: ‘Mangerons-nous ce soir?’ Et André, rassurant le Repasseur, s'excusait de l'enlever à une maîtresse auprès de qui il était heureux. Door liefde alzoo wil André het ik in zich verzoenen met de medemenschen; een wensch die reeds Philippe vervulde, maar door André misschien nog | |
[pagina 115]
| |
dieper wordt gevoeld. En natuurlijk behooren ook de medemenschen zich door dit verlangen te laten leiden: het moet hun worden geleerd. Een schoone gevoelstoestand moet in hen worden aangekweekt: daardoor, en niet door systemen, zal de maatschappij genezen. Un état d'esprit, non des lois, voilà ce que réclame le monde; une réforme mentale plus qu'une réforme matérielle. Il ne faut pas rêver d'installer les hommes dans une règle qui leur impose le bonheur, mais de leur suggérer un état d'esprit qui comporte le bonheur. Quel sens infini ne trouvait-il pas alors dans cette parole d'un fouriériste: ‘Fourier a amélioré le sort des animaux, non par une loi sur la protection des animaux, mais en les faisant aimer.’ Qui nous fera aimer les hommes? Quand le bien-être et la perfection des autres moi nous paraîtront-ils une condition du développement complet de notre moi? Comment les légistes, si minutieux que je les accorde, nous prémuniraient-ils de suffisants remèdes contre l'infinité des imperfections humaines? Nulle réforme n'y suffira qui sera une parole, une chose cérébrale. Seules nous mènent les vérités qui nous font pleurer. In den mensch van nu een dergelijken gemoedstoestand teweeg te brengen zou, helaas, maar al te bezwaarlijk blijken; daarnaar te streven sluit niet weinig optimisme op de wijze van Jean-Jacques in! Het veronderstelt een communicatie der zielen die misschien alleen de liefde tusschen man en vrouw ons, in zeldzame gevallen, kan verschaffen; misschien ook de vriendschap.... Barrès is dan ook later teruggekeerd, kan men aannemen, tot de harde waarheid dat wij zoo goed als nooit iets verkrijgen dan tegen betaling: het zij dan dat het betaalmiddel bestaat in gemunt geld, in genegenheidsbetoon of in ijdelheidsvoldoening. Beter dan zijn André indertijd, zal hij nu weer beseffen dat waterdichte schotten bijna alle zielen van elkander scheiden.Ga naar voetnoot1) | |
[pagina 116]
| |
Zulk een verandering van opvatting vermindert intusschen geenszins de waarde van L'Ennemi des Lois, juist omdat het geen roman-met-stelling is. Het is aanduiding van een gevoelsstaat, het is een lyrisch werk; en men mag er aan toevoegen: het is romantisch. Want wat doet meer aan de romantiek denken dan een verheerlijking van het instinct? Van de personen is Marina vooral niet minder interessant dan André en dan Claire, de ‘petite légiste.’ In Marina heeft men een nieuwe Bérénice te zien. Zij is het gevoel, het instinct. Maar zij is ook een levend en beminnelijk prinsesje, een sensueel en tegelijk melancholisch-fatalistisch aangelegd vrouwtje uit het half-Aziatisch Rusland. Eh bien! zegt zij, à l'écurie où je vais tous les matins - oh! cette petite odeur d'écurie chaude et agréable (et elle aspirait avec une jolie expression sensuelle) - il ramasse (haar hond) toutes les miettes du pain noir rassis que j'apporte à mon cheval.... Notez que mon cheval ne mord jamais. Moi, il me prend souvent par l'épaulette de ma robe, avec ses lèvres, mais jamais des dents. Il est vrai que ça n'arrange guère la robe, et ce n'est pas très propre, sa bave, mais enfin c'est une caresse. Zinnelijkheid begrijpt Barrès in dien tijd opmerkelijk goed, en ook later: men herinnert zich Astiné uit Les Déracinés. Hier volgt nog uit L'Ennemi des lois een tegelijk sierlijke en sensueele evocatie: (Marina en André brengen in het warme Venetië een nacht van onvasten slaap door).... et, au réveil, la venue d'une belle Italienne, jeune et très femme, ouvrant les fenêtres, et disant de la voix la plus douce et des yeux les plus chauds: ‘Commanda, signor.’ Puis une belle journée recommençait. | |
[pagina 117]
| |
Men kan vragen: vanwaar in dien tijd die blijkbare voorliefde van Barrès voor het zinnelijke en Aziatisch-fatalistische? Philippe's sécheresse maakte hem zeker wel voorbeschikt om den invloed van een Astiné te ondergaan; misschien ook was in die sécheresse reeds het saraceensche bloed te merken dat Barrès' voorouders hem misschien hadden meegegeven. ‘Misschien’ ...‘misschien’: wij moeten gissen. Hebben het matte gelaat en de lange, donkere oogen eener Astiné van vleesch en bloed - van warm bloed, van zacht-stevig vleesch, van Oostersch-fatalistischen geest, - een herinnering in hem achtergelaten die zijn gevoelsleven voor jaren beïnvloedde? Het ware onbescheiden het hem te vragen. Boeiend vraagstuk voor latere onderzoekers; zeer geschikt onderwerp voor een doctorsdissertatie in 1950! Zelf schrijft hij in een der aardigste hoofdstukken van Le Voyage de Sparte dat een jonge Armeniër, Tigrane, in deze richting groote suggestie op hem heeft geoefend. Maar jonge Armenische vrienden bekent men, Astiné's niet altijd! L'Ennemi des Lois is in hoofdzaak een voortzetting en een verdiepen van den culte du moi: het blijkt uit het hier tot nu toe gezegde. Ik wil er thans nog enkele plaatsen uit aanhalen die, op eenige andere punten, het beeld van Barrès' psyche en kunst mogen verscherpen of vollediger maken. Het genoegen in het dubbele leven is weder onmiskenbaar. Hier voor het eerst wordt van het secret merveilleux gesproken dat ik boven vermeldde en waarover Du Sang een opstelletje zal bevatten. André verheugt zich innig over de gelijktijdigheid van zijn nobele studies met de strenge maagd Claire en zijn zinnelijk avontuur met Marina. Et cette vie, pour André Maltère, prenait une saveur plus forte de la secrète contradiction qu'il mettait à être tout générosité, tout optimisme humanitaire avec Claire Pichon- | |
[pagina 118]
| |
Picard, et à se livrer au vice sentimental le plus raffiné avec la petite princesse Marina. En, voor het geval dat men dit dubbele leven nog met platte huichelarij mocht verwarren, vindt men hier, eveneens uit L'Ennemi des Lois aangehaald, een categorische tegenspraak van Barrès zelf: Ah! ne confondons point le goût de l'artificiel, la capacité de vivre plusieurs vies poussées toutes en beauté, avec l'hypocrisie d'un glouton qui se dégrade en vingt-cinq postures pour parvenir à un seul but. Avoir beaucoup d'avis, cela est joli; avoir plusieurs façons de parler, ce n'est que mensonge. L'homme qui me plaît, je le compare à une belle troupe dramatique où divers héros tiennent leur rôle, pour rien, pour employer leurs forces, mais je repousse un ventriloque qui sur des tons différents sollicite un bénéfice.... Omdat zij zoo aardig in tegenspraak is met het nationalisme van den staatsman Barrès, wil ik mij verder het pleizier gunnen nog even een uitlating te citeeren over den invloed van de Russin Marina op André. Ainsi le sentiment qu'il gardait de Marina avait permis à André de ne pas s'enfermer, comme dans une coterie, dans sa race. Grâce à la compréhension que lui faisait son amour pour cette étrangère, il n'était pas désorienté hors de l'atmosphère où était éclos son rêve. C'est l'enseignement de toute beauté exotique. Beaux yeux des Roumains qui troublez, sur le boulevard Saint-Michel, le coeur des petites filles françaises, vous rompez pour elles ce qu'a de trop étroit leur orgueil national. Men weet intusschen nu, hoe dergelijke tegenspraak te verklaren! Bondigheid en suggestieve kracht kenmerken ook hier weer den stijl; en men zal hebben opgemerkt dat het ditmaal een uiterst elegante bondigheid is. Geest ontbreekt evenmin in dit fijne boekje; om de kostelijke brutaliteit tegen gestelde machten citeer ik als voorbeeld deze twee zinnetjes: Je passe sur diverses insolences des magistrats au prévenu (André). Suggérées par leurs préjugés, leur impunité et leur ambition professionnelle, elles étaient entachées d'une indigne familiarité. Onmogelijk met meer ingehouden verve uiting te | |
[pagina 119]
| |
geven aan de meest volkomen minachting voor een toch algemeen geëerbiedigd instituut. - ‘Familiarité’ vooral is goed. ***
De andere meer lyrische geschriften zijn meditaties, gedichten in proza, korte verhalen, kleine essays, reisindrukken, kunstbeschouwingen. Alle tezamen genomen, geven zij van Barrès' gemoedsbewegingen een denkbeeld dat men op de volgende manier zou kunnen verzinnelijken. Men denke aan een slinger als van een uurwerk, die zich met zwiepende slagen over een groote breedte heen en weer beweegt. Aan het eene uiterste leest men Hoogste Verlangen, aan het andere Volstrekte Verwerping. Als de slinger een van beide punten is genaderd en, steeds minder vlug bewegend, het eindelijk bereikt, haast hij zich opeens terug te vallen naar het andere punt; en de snelheid waarmee de terugkeer geschiedt is des te grooter, naarmate een der uitersten meer volkomen is bereikt. Hij weet, die slinger, dat hij van Verwerping te meer zal genieten als hij Verlangen heeft bezocht, en dat het Verlangen een verdubbeld genot geeft als de Verwerping zoo juist is verlaten. Voortdurend schijnt deze dichterziel ernaar te smachten, het hoogste bereiken en een volkomen vernietiging in snelle wisseling te doorproeven. Dit vooral is voor dezen lyricus de waarste waarheid: dat het intense leven, dóór zijn intensiteit, onssteeds onvermijdelijk aan den dood zal doen denken. Zoo kan de sterkste willer de strengste asceet worden; zoo nadert somtijds hij die alles wil - en daardoor alleen reeds - in roekelooze vaart den scherpen hoek, waar het in dit leven bereikbare ophoudt, hij overschrijdt dien, en valt neder in den immer strak gereeden kuil eener doodsche gelaten- | |
[pagina 120]
| |
heid. Dit noodzakelijk verband tusschen verlangen en zelfontzegging, tusschen liefde en gelaten smart - Amor et Dolor - is altijd gevoeld: de diepsten en sterksten onder de menschen dreef het in de kloosters, waar het tijdelijke en persoonlijke reeds vóór het sterven in het eeuwige en algemeene scheen opgelost; en als zulke gemoederen thans, gelijk Barrès, ongeloovig blijven, kan het besef van dat verband hun gedichten inspireeren, welke ons de, misschien minder verre uitersten van ons eigen leven tegelijk smartelijk en heerlijk doen tasten. Wat is dan dit Verlangen bij Barrès? Het is de oude, sterke wensch naar verrijking in de wereld, naar verruiming door besef van eenheid met het vaderland ook wel (maar dit besef heeft hij 't sterkst nu in zijn actie); het is bovenal het oude streven naar een intens zieleleven: de beide andere wenschen komen uit dezen laatsten, alles beheerschenden voort. Het is Philippe's verlangen om volkomen, groot zichzelf te zijn. Hij wenscht zich vervuld van passie en passie waardeert hij bij anderen het meest. Daarom houdt hij zoozeer van Spanje, qui est le pays le plus effréné du monde. (Du Sang). Vroeger doelde ik al op deze liefde voor Spanje: men zal zich Sturel's vergelijking tusschen den parlementairen strijd en een stierengevecht herinneren. Staat dit espagnolisme misschien ook in verband met Barrès' (verondersteld) saraceensche bloed? Hoe dit zij, de geaardheid alleen al van Spanje, vooral van het Noordelijk deel, geeft voldoende verklaring van een sterke voorkeur, bij iemand die smacht naar intensiteit van hartstocht. Dans leurs moeurs, les Espagnols ne vont pas chercher midi à quatorze heures; sous un ciel de couleur violente, ils se conforment à leurs sensations. C'est un pays pour sauvage qui ne sait rien ou pour philosophe qui de tout est blasé, sauf | |
[pagina 121]
| |
d'énergie. L'Italie est moins simple, plus composée: dans sa douceur tu peux sommeiller; ici tout est brusque et d'un accent qui mord. (Du Sang). Burgerlijke middelmatigheid, verstandige passieloosheid minacht Barrès: in het nerveuse, geconcentreerde, want uiterst rijke en toch zeer korte verhaal Les deux femmes du bourgeois de Bruges (Du Sang), laat hij zich aldus uit over de goede Vlaamsche huisvrouw van den Bruggenaar: L'autre femme vécut fort longtemps dans le béguinage où elle s'était retirée. J'y suis allé rêver sur son cas. Rien ne saurait, que la douceur mouillée de ce mot ‘béguinage’, évoquer ces eaux qui entraînent des algues, ces saules déchevelés, ce tiède soleil adoucissant la teinte des briques, le souffle léger de la mer, le carillon argentin et la tristesse de cet enclos où elle continua sa pauvre vie qui n'avait jamais été qu'une demi-vie. Par-dessus les maisons basses, rien ne pénètre cet endroit désert, ni les appels de la volupté, ni les bruits de l'opinion. Mais de l'amour et de la vanité emplissant le monde, qu'avait-elle jamais su? Rien ne fleurissait en son âme qui fût plus compliqué qu'en la cour du béguinage, carré irrégulier, tendu d'une prairie que coupent d'étroits sentiers et d'où montent, comme des palmes de Pâques, de longs peupliers frêles. En het geheele verhaal, waarin aan de minnares uit het Zuiden verre de voorkeur wordt gegeven boven de gelaten en slechts zwakjes levende Noorderlinge, is één lofzang op den daadwerkelijken hartstocht: Et quand tout le monde loue les misérables primitifs, tous les Memling et toutes les vertus assoupies, je magnifie la splendeur italienne, la passion qui ne sommeille pas et qui a les gestes de la passion: la passion active. Een intens zieleleven is hem telkens weer - niet steeds - het hoogste: in Du Sang en Greco beide bezingt hij Toledo om het grootsche en tragische dat die stad en haar omgeving een ontvankelijke ziel, naar het schijnt, doen proeven, en Greco wordt geprezen omdat hij, op sombere, geconcentreerde, magere wijze, de ziel en haar sterken wil heeft geschilderd - waar Vlamingen den stoffelijken, vetten levenslust hebben uitgebeeld en Italiaan- | |
[pagina 122]
| |
sche Renaissancisten een sierlijker doch even zwoele zinnelijkheid. Een intens zieleleven, dat is voor Barrès ook, en maar al te dikwijls: de haat, het bewustzijn van macht, het besef van eigen kunnen, het genieten van succes, van roem. De novelle Un Amateur d'âmes, even mooi van schriftuur als Les deux femmes, maar nog rijker en genuanceerder, is niets dan de verheerlijking van hartstocht en macht; deze geschiedenis van Delrio, die, door zijn psychisch overwicht en het vuur dat in hem is, zijn halfzuster innerlijk geheel wil veranderen, haar daardoor ongelukkig maakt en na haar zelfmoord.... zelf gelukkiger is, wil slechts zeggen: geluk is, te gevoelen en te kunnen. Sentimenteel is Barrès zeker niet! 't Is één der voornaamste oorzaken, dunkt mij, waardoor hij hier te lande weinig wordt gelezen. En toch, hoe aantrekkelijk is die mannelijkheid, bij zulk een mate van ware gevoeligheid. Want mannelijk is hij; soms wel al te zeer! De haat is geen laag gevoel, zegt hij in Du Sang, en in zijn geheele werk keert telkens de uitlating terug dat de mensch is geboren om te bijten en te verscheuren. En twee maal in Les Amitiés françaises drukt hij de hoop uit dat zijn zoon niet al te veel hart zal hebben: Mais surtout, Philippe, qu'il plaise à nos seigneurs les morts que tu sois un homme actif et quelque peu rude. Succes is hem een sappige vrucht en roem een zijner hevigste jeugdverlangens: men leze b.v. in Du Sang het opstel Sur la gloire, waaruit ik één passage even aanhaal: Regards ardents et cerclés de noir, coeurs tumultueux des enfants de vingt ans, qui rêvez des illustres poètes, des capitaines, des amants ou des aventuriers marqués par la gloire, je vous prends à témoin qu'elle est ce qui ne meurt pas! | |
[pagina 123]
| |
dernières heures de gloire, j'aurais donné les longs espaces ouverts devant moi. Et joyeusement aussi j'aurais donné ma vie pour une nuit de Cléopâtre, pourvu que cette Cléopâtre fût très jeune, un peu impertinente, correcte et romanesque avec désespoir. O misère, prodigalité de l'adolescence! Hier spreekt hij van zijn jeugd; maar hij is lang zoo gebleven, en zijn begeerte naar roem is niet altijd even zuiver en sympathiek geweest. Indien het b.v. al waar is, dat hij, in Amori et Dolori Sacrum, met negen uitnemende portretten van groote kunstenaars die vóór hem Venetië bezochten, zijn opmerkelijk critisch indringingsvermogen bewijst, dan nog doet aan het eind van dit voortreffelijk stuk essay een laatste uiting van.... Verlangen toch weer minder aangenaam aan: Venise au XIXe siècle fait encore des conquêtes. Le politique l'abandonne à sa décadence, mais Wagner, Taine, Gautier, Léopold Robert, Sand, Musset, Byron, Chateaubriand et Goethe forment son ‘Conseil des Dix.’ In den raad der beroemde minnaars van Venetië had men de tiende plaats zoo gaarne gewezen aan Maurice Barrès.... indien hij haar niet reeds zelf had genomen! Een schrijver die aldus op het oordeel der critici vooruitloopt, beneemt hun het genoegen scherpzinnige ontdekkingen te doen en rechtvaardige vonnissen te vellen.... Nous qui manquons d'humilité de coeur..., schrijft Barrès iets verder. Inderdaad! Zijn eigen, trouwens zeer wezenlijke meerderheid heeft hij blijkbaar steeds levendig beseft. Een gevoel dat van dit besef het noodzakelijk correlatief en dus ook eenigszins de verklaring is: het eenzaamheidsgevoel, heeft hem dan ook meer dan eens bevangen. Alle minder sympathieke uitingen die zijn zelfgevoel hem mag hebben ingegeven, worden, dunkt mij, ruimschoots goedgemaakt door het volgend inderdaad onvergelijkelijk poème en | |
[pagina 124]
| |
prose over de eenzaamheid van het genie (Du Sang): Je pénétrai sous une haute futaie de lauriers. C'était en plein jour, l'ombre la plus saisissante et par quoi s'augmentait encore la noblesse de ces branches sacrées. Noirs rameaux et feuilles lisses! A mon pas, une vingtaine de colombes se levèrent de terre, mais d'un vol si lourd qu'on eût pu les prendre dans la main. J'en fus beaucoup touché, parce qu'elles me parurent demi-ivres des parfums accumulés sur des terrasses si étroites par tant d'arbres de tous les climatsGa naar voetnoot1). Cette atmosphère unique dans l'univers semblait les étouffer. Nul aujourd'hui ne se promène sans malaise parmi tant d'essences accumulées par la violence d'un art pompeux. C'est le royaume de la fièvre; c'est une beauté irrespirable. En nu worden deze vreemde planten, die de inheemsche duiven bedwelmen, vergeleken met den superieuren mensch in een samenleving van middelmatigen die hij slechts in staat is af te stooten. Nous avons de M. de Banville, zoo gaat Barrès voort, un livre lyrique dont le titre me donne une tristesse sans bornes. Les Exilés: mot qui découvre sous un ciel gris une grève. Ovide, dit-il, boit le lait des juments sous la tente de cuir du Sarmate, et sur son pâle visage doré par le soleil de Florence, Dante reçoit la pluie noire du vieux Paris. Sont-ils les vrais exilés et les plus misérables? Non, car un jour vient où les oppresseurs sont balayés par le souffle de l'histoire. Faut-il plaindre davantage ceux qui vivent dans la pauvreté, dans le vice, dans la douleur, ceux que la mort a séparés des amis de leur coeur? Ils peuvent se consoler avec d'autres affligés. Les vrais exilés et dénués d'espérance, ce sont les passants épris du beau et du juste qui, au milieu d'hommes gouvernés par les vils appétits se sentent brûlés par la flamme divine.... Ainsi juge le poète. Quant à moi, je réserve mon sentiment profond pour ces beaux arbres de l'Isola Bella, pour ces exilés qui, en place des oiseaux de paradis promis à leurs branchages, ne supportent que de dépérissantes colombes dont leur beauté transplantée fait la mort. Le véritable | |
[pagina 125]
| |
exilé, c'est celui de qui la nature trop belle répand autour de lui le désespoir ou la mort. Juist om dezen laatsten zin is dit stuk ook zoo sympathiek; de dichter schijnt te betreuren, meer nog dan zijn eigen eenzaamheid, de onmacht die hij gevoelt om zijn medemenschen gelukkig te maken. En behalve dat: welk een vondst, deze analogie! En welk een taal: ‘bannelingen, een woord dat onder een grauwen hemel een zandigen oever open legt.’ Maar ik zeide dan, dat deze dichterziel alles verlangt: bewustzijn van eigen kunnen, succes, roem. En natuurlijk blijkt ook hier weer dat de genietingen intenser worden als zij tegenstrijdig en toch gelijktijdig zijn: het dubbele leven wederom.... L'âpre plaisir de vivre une vie double! La volupté si profonde d'associer des contraires! Comme la sirène doit être heureuse d'avoir la voix si douce! Mais rien qui use plus profondément: c'est la pire débauche. Quelques-uns sentirent leur âme en mourir à tous sentiments profonds. (Men weet hoe hij zelf dit gevaar heeft vermeden: door den culte du moi). Les tentes posées par des nomades, chaque soir, dans un pays nouveau, n'ont pas la solidité des antiques maisons héréditaires, mais quelle joie pour ces errants de se mêler aux races autochtones et de dire avec elles l'hymne du matin, tandis que, pour l'embellir, la mémoire secrètement y mêle les chants appris la veille chez des étrangers. (Du Sang; het is hier wèl de dichter die spreekt en niet.... de nationalist!) En ook kennis blijft hij verlangen. Men heeft al bemerkt, uit Du Sang, dat hij Spanje en, wederom, Italië bezocht. Hij doet ook een reis naar Griekenland. En naar al die landen gaat hij weder: om te gevoelen, om te ervaren hoe hij innerlijk reageert op de schouwspelen die zij hem bieden. Nu is het eigenaardig dat zijn Verlangen naar kennis in Griekenland niet langer onvoorwaardelijk blijkt. De slinger bereikt hier niet meer het uiterste punt. Immers, hij blijkt niet in staat de Helleensche cul- | |
[pagina 126]
| |
tuur volledig te genieten, en hij geniet altijd nog meer het Spartaansche element daarin dan het Attische. Hier volgt wat hij weet dat anderen in de Grieksche beschaving zien en wat hij er ook zoo gaarne in zou waardeeren: Il y a quelques années, l'hellénisme, sur le haut de cette Acropole, apparaissait à l'humanité dans une lumière spéciale et, chaque soir, le soleil couchant mettait au golfe d'Athènes une coloration d'apothéose. O beauté, maître idéal, décisive révélation! Les plus virils penseurs professaient une foi naïve dans le miracle grec. Ils trouvaient ici une beauté, une vérité qui ne dépendaient d'aucune condition et qu'ils regardaient comme nécessaires et universelles: l'absolu. Et de qui veux-je parler? De ceux-là mêmes qui dénient qu'une vérité universelle existe, des maîtres qui substituèrent à la notion de l'absolu la notion du relatif. Dans le temps où il dépouille Jésus de sa divinité, Renan maintient celle de Pallas Athéné. Il dit qu'Athènes a fondé la raison universelle. Taine nous trace de la société hellénique un tableau où il n'y a plus de place pour le mal, où le rêve et l'action s'harmonisent. Aux yeux de ce savant enivré par les livres et par les moulages, le Parthénon fonde la religion éternelle des artistes et des philosophes. Je reprendrais volontiers cette thèse. Aussi bien, ce qui me conduit vers Athènes, c'est une affectueuse déférence pour la suite des hommes illustres qui vinrent ici respirer le parfum du vase dont les tessons jonchent le sol. Je serais fier de joindre ma voix aux cantates que sur l'Acropole mes aînés entonnèrent. (Le Voyage de Sparte). Maar het is onmogelijk. Alleen zulke schoonheid kan hij nu nog waardeeren, zegt hij iets verder, waarbij zijn eigen Fransche hart is betrokken. In Griekenland zoekt hij... vooral de sporen van de Fransche overheersching der middeleeuwen, en het hoofdstuk Les burgs dorés, waarin deze overblijfselen zijn beschreven, is een der boeiendste van 't geheele boek - ofschoon bij langzaam lezen toch niet het mooiste! En juist ook omdat hij zich nu steeds en overal Franschman blijft gevoelen, geeft hij Sparta de voorkeur. Want hij, die Frankrijk sterk wilde maken, moest wel | |
[pagina 127]
| |
genegenheid hebben voor het mannelijke Sparta, dat eens gedroomd heeft een ras van ‘oppermenschen’ te kweeken. Men luistere naar hetgeen de Taygetus, het Spartaansche gebergte, hem zegt: Le Taygète vigoureux, calme, sain, classique (bien qu'il porte dans ses forêts toutes les lyres du romantisme), nous propose les cimes d'où l'on juge la vie fuyante. Cette plaine éternelle exprime des états plus hauts que l'humanité. Je puis dire d'un seul mot, le plus beau de l'Occident, ce que j'ai d'abord perçu dans ce fameux paysage: de la magnanimité. De Attische cultuur daarentegen, waarvan hij zooveel had verwacht, leert hem wel gematigdheid; zij geeft hem wel een neiging tot klassicisme, maar veel anders ook niet... La déesse m'a donné, comme à tous ses pèlerins, le dégoût de l'enflure dans l'art. Il y avait une erreur dans ma manière d'interpréter ce que j'admirais; je cherchais un effet, je tournais autour des choses jusqu'à ce qu'elles parussent le fournir. Aujourd'hui, j'aborde la vie avec plus de familiarité, et je désire la voir avec des yeux aussi peu faiseurs de complexités théâtrales que l'étaient les yeux grecs. Wel leert Athene hem dus een eenvoudiger stijl, maar een Athener zal hij zich nimmer gevoelen. En dat alles niet uit gebrek aan waardeering: men zag het al boven; maar omdat hij als Franschman, niet anders meer kan. Après trois semaines d'Athènes, j'ai trouvé sur l'Acropole la révélation d'une vie supérieure qui ne peut pas être la mienne. Men begrijpt wat dit wil zeggen. Ouder wordend bemerkt de lyricus Barrès dat de hevige verlangens die ik hier besprak zich langzaam aan gaan matigen. De slinger, gelijk gezegd, reikt minder ver. Uit Les Amitiés françaises citeerde ik bij de verklaring van zijn traditionalisme reeds een gedeelte van het Chant de confiance dans la vie, waar men hem zich zag afkeeren van vreemden rijkdom. Een matiging der verlangens beteekent het gansche, meesleepende Chant de confiance, te lang, helaas, om aan te halen en te mooi om er hier weer | |
[pagina 128]
| |
stukken uit te lichten: men leze het in zijn geheel. Zelfs Venetië, zegt hij in Le Voyage de Sparte, vindt hij niet zoo boeiend meer als vroeger. Meer en meer aanvaardt hij zijn bepaaldheid en beperktheid als Franschman der 20e eeuw, en het schijnt hem, al beteekent het dan een bedaren zijner hevigheid van verlangen, niet minder gelukkig te maken. In het Chant de confiance en telkens opnieuw in zijn werkGa naar voetnoot1), vindt men in gedragen rythme het nu rustiger, maar even diepe geluk gezegd, dat zich als een langzame golf in hem verspreidt, wanneer hij inkeert tot zichzelf en - zonder haar innerlijk te verzaken! - de eigen psyche begrijpt als deel van een geheel, wanneer hij afziet van zijn vroeger eng egotisme en zich op voelt gaan in de familie, de natie, het ras. Hij aanvaardt: acceptation noemt hij dan ook zelf deze houding zijner rijpe jaren, en hij laat niet na - misschien met recht - te kennen te geven dat zijn nu zoo serene en evenwichtige houding ons aan Goethe behoort te herinneren.... Zelfbeheersching en tucht, zegt hij in Le Voyage de Sparte, leert hem onder meer de Iphigenie van Goethe; en behalve de klassieke gematigdheid is het voornaamste dat hij tenslotte ook te Athene min of meer op prijs kan stellen, de vrede en gelatenheid, de sereniteit en aanvaarding die hij vindt in de beelden van Phidias den leerling van Anaxagoras.Ga naar voetnoot2) Langs dit, immers deterministisch aanvaarden, langs deze berusting gaat men nu begrijpen wat het | |
[pagina 129]
| |
aan Verlangen tegengestelde uiterste beteekent, het uiterste der Verwerping dat de slinger vooral vroeger zoo vaak bereikte. Ook dat was een aanvaarding, en meer zelfs: een Oostersch fatalisme, een minachting voor alles, een zich laten gaan in wellust, een zucht om zichzelf te verdrieten, een opzettelijke vermenging van liefdegevoelen en doodsgedachten. In Astiné en, ofschoon zwakker, in Marina heeft men zulk een orientalisme reeds gezien en ik veronderstelde toen dat het niet zonder verband is met de vroegere sécheresse. Nu treedt het nog veel sterker op. Wij zijn de poppen waar het lot meespeelt: het Oosten beseft het, de Ouden toonden het in beelden, toen zij mythen schiepen als die der AtridenGa naar voetnoot1), en de moderne, deterministische wetenschap heeft het geformuleerd. Wij zijn allen, hoe vervuld misschien van eigen wenschen en meeningen, hoe persoonlijk ook, voor een hoogere macht toch niets dan korreltjes en broze blaren. Op reis naar Sparta hoort Barrès zijn Oosterschen koetsier zachtjes zingen voor zichzelf; en dit, zoo stelt hij zich voor, wil de zanger zeggen: Cette chanson du cocher de Tripolitza fait voir que la vie n'a pas de but et que la société repose sur des opinions absolument frivoles. ‘Et moi aussi, nous dit ce pauvre homme, j'aimerais d'avoir une belle femme qui me caresserait avec plaisir; j'aimerais d'être considéré, d'avoir de l'argent. Mais les femmes rendent bien malheureux; il faut se donner du mal | |
[pagina 130]
| |
pour faire sa fortune et du mal encore pour la garder. En outre, quel puissant est sûr du lendemain?’ Cette chanson fatiguée, ce sont des désirs étouffés en leurs germes. ‘Tout est vanité, répète indéfiniment le chanteur; les choses qui me semblent les plus belles ne valent pourtant pas que je me désole si je meurs sans les avoir possédées.’ Cet humble qui n'a pas fait l'expérience de toutes les occupations humaines ne saurait avoir inventé cette philosophie, mais il l'a respirée dans un souffle qui vient d'Orient, et désormais pour lui elle fait le charme de la vie. Ten bate van zijn actie moge Barrès het lied van den Griekschen koetsier nu verloochenen, hoeveel malen heeft hij het niet zelf gezongen; en in 1911 nog boeit hem het Arabische in Toledo en in Greco, den schilder dier stad. Sterk voelt hij zelf steeds de macht van het lot over den mensch en waar hij in de geschiedenis of het hedendaagsche leven die macht ontwaart, geniet hij. TigraneGa naar voetnoot1), cependant, ne partageait pas l'ivresse que j'éprouve à constater la brutalité avec laquelle les lois du monde, les nécessités courbent et nivellent tous les êtres. C'est pour moi quelque chose d'analogue à la représentation d'une tragédie parfaite. Op oogenblikken dat hij zoo gevoelt, is hij volkomen onmachtig tot de daad: niet dan is het mogelijk d'exagérer les hommes et les faits du jour comme il le faut pour agir sur ses contemporains. (Du Sang). Te zeer minacht hij dan alles; al wat te voren zoo schoon leek zou hij willen verwerpen... Nous rendions en commun (Jules Tellier en hij, omstreeks 1886) un culte à Sénèque, qui fut peut-être le thème le plus fréquent de nos entretiens. La constitution délicate, l'inquiétude et l'indulgence de ce grand calomnié nous enchantaient. Bien supérieur aux stoïciens dont il se réclamait, Sénèque accepta la vie de son siècle sans rien en bouder; seulement toutes ses relations avec les choses et avec les hommes étaient commandées par | |
[pagina 131]
| |
le sentiment intense qu'il faudra mourir et que nous vivons au milieu de choses qui doivent périr. L'ascétisme très réel de Sénèque n'est pas de se priver, mais de mésestimer ce dont il use. (Du Sang)Ga naar voetnoot1). Al wat hij in en om zich ziet schijnt hem in zulke tijden ontoereikend, en hij smaakt l'âcre plaisir de se désintéresser de tout. (Du Sang). Dan is het beste wellicht zich te laten gaan op den wellust. Hoe heeft Barrès het voluptueuze Italië begrepen, met zijn verweekenden invloed wel, maar met zijn zoetheid en zijn licht! Jardins Giulia, Melzi, Sommariva, Serbelloni, syllabes chantantes, terrasses parfumées et lumineuses! Pourtant c'est déjà l'automne; une petite pluie chaude tombe sur les arbres. Sur ces pentes où je me promène et qui enserrent le lac, l'allée est droite comme un balcon et offre partout des bancs; sans efforts, sans pensée, au milieu des myrtes, des citronniers, des palmiers, on s'enivre à la ‘coupe de lumière’ qu'est ce paysage. Mais c'est de l'automne, plus encore que de la flore méridionale, qu'est fait, selon mon goût, le charme de ces bords. | |
[pagina 132]
| |
des commencements du monde jusqu'aux jardins enchantés d'Armide. (Du Sang). En welk een weeke, maar delicieuse zinnelijkheid in de volgende vloeiende zinnen, eveneens uit Du Sang, waar hij de helden van Tasso terugroept op Isola Bella: Les deux guerriers Ubalde et le Danois sont arrivés au jardin enchanté d'Armide. Des eaux dormantes, des ruisseaux sur un sable d'argent, des fleurs, des arbustes, des gazons, des collines dorées de lumière, des vallons couverts d'ombrage, des grottes et des forêts éternelles; l'art qui créa ces beautés y ajoute encore par les soins qu'il prend de se cacher. L'air docile aux lois de la magicienne porte partout une chaleur féconde et appelle dans les rameaux la sève obéissante; à des fruits toujours mûrs, les arbres mêlent des fleurs toujours nouvelles. Sur le même tronc, sur la même feuille, voici la figue déjà fendue à côté de la figue naissante; et la vigne encore fleurissante étale une grappe déjà lourde de jus et noircie. Les oiseaux amoureux soupirent dans la verdure leurs plaisirs et leurs peines, auxquels s'associent l'eau qui murmure et la feuille qui fraîchit. L'un de ces chanteurs ailés a le plumage multicolore et le bec purpurin; quand il commence un grand air, sa langue forme des sons qui ressemblent aux nôtres, tout se tait pour l'entendre: ‘Vois cette rose naissante, dit-il, que colore un modeste incarnat; à peine entr' ouvre-t-elle son bouton; moins elle se montre, cette recluse, plus elle est belle; mais déjà plus hardie, elle étale ses trésors, son secret; tout à coup, elle languit, elle n'est plus cette fleur qu'enviaient mille beautés et que les amants brûlaient d'offrir à leurs maîtresses. Cueillons la rose au matin, car le soir elle tombe fanée; prenons la rose d'amour; aimons tandis qu'on peut nous aimer.’ | |
[pagina 133]
| |
ses prunelles humides il y a le feu du plaisir et sa tête s'incline sur Renaud renversé. Bij zulk een wellust zou men waarlijk bijna weer actief, weer verlangend worden.... Maar Barrès brengt het vooruitzien dezer genietingen er juist toe ze zich te ontzeggen: dat op zichzelf immers is een genoegen. Tenslotte gunt hij zich die voluptueuse genietingen toch wel; maar hij begint met ze zich te weigeren: de eerste maal gaat hij op Isola Bella niet aan land; ....on va toucher à la pure volupté. Je veux me donner le chagrin de la refuser. Le bateau s'éloigne et seul je demeure sur le pont. Ja, zoover gaat hij dat hij smart en doodsgedachte zoekt, minder omdat hij iets of iemand zou hebben te betreuren, dan wel omdat de gedachte aan een verlies en aan 't vervloeien van ons leven hem heerlijk doet weenen; zooals, naar hij vertelt in Du Sang, keizer Philippus de Arabier weende, toen hij, op een feest in Cordova, bedacht dat schoone vrouwen, daar aanwezig, eenmaal zouden sterven - maar ongevoelig bleef toen hij, later, vernam dat zij waren omgekomen. Le hasard fit que, dans l'orgie militaire qui suivit son départ, un incendie terrible se déclara, où presque toutes les femmes furent brûlées. Le César voulut qu'on leur rendît les honneurs, mais il avait pleuré à l'idée qu'elles étaient périssables et il ne pleura point qu'elles périssent. Overal waar hij het denkbeeld van den dood ontmoet, staat hij een oogenblik stil en - al is het op droefgeestige wijs - hij geniet. Certains esprits, dans leurs agitations, semblent tenir perpétuellement sous leurs yeux une large dalle de cuivre que j'ai foulée dans la cathédrale de Tolède et qui porte cette seule inscription: ‘Hic jacet pulvis, cinis et nihil. Ci-gît poussière, cendre et rien.’ Elle fit battre mon coeur plus qu'aucune phrase des poètes. (Du Sang). Dat is zijn Verwerping.... Bij al zijn sterke streven zingt in hem de smart dat het leven eigenlijk geen doel heeft en dat alles vergankelijk is, | |
[pagina 134]
| |
zachtjes en steeds hoorbaar door, al is het ook waar, dat hij van diezelfde smart tegelijk op melancholische wijze... geniet. Bij al zijn sterke streven... Want - en laat mij hiermede het over Verwerping en Verlangen gezegde besluiten - wij weten dat genot en smart, dat liefde en dood bijeen behooren: immers zij maken elkaars werking inniger en innigheid van gevoel is Barrès' hoogste goed. De dubbele wellust die er voor hem in is gelegen, om het hoogste te genieten tegelijk met de volkomenste verzaking, is wellicht nergens schooner gezegd dan in La mort de Venise, dit poeem van het stervend, koortsverwekkend Venetië, waar hij de schoonheid dier stad bezingt en tegelijk hetgeen haar nog ontroerender maakt, het verwelken dier schoonheid; waar hij verrukt is over de gave plekken in die beursche vrucht en ze tegelijkertijd vooral daarom bemint, omdat de vrucht niet gehéél gaaf is. Nooit misschien was Barrès zulk een dichter als toen hij Venetië, beschreef, gezien van de lagune uit, in de volgende, voor de bloemlezingen der toekomst bestemde bladzijde: Nous serpentions dans un chenal étroit, à travers des terres demi-noyées et faites d'herbes pourries, d'où se levaient de grands oiseaux. Tout auprès de nous, les perches dressées pour avertir les bateliers semblaient des tracés posés sur un tableau sublime pour guider d'inhabiles copistes. Là-bas, sur notre droite, Venise, au ras de la mer, s'étendait et devait faire une barre plus importante à mesure que le soleil s'anéantissait. Des colorations fantastiques se succédèrent qui eussent forcé à s'émouvoir l'âme la plus indigente. C'étaient tantôt des gammes sombres et ces verts profonds qui sont propres aux ruelles mystérieuses de Venise; tantôt ces jaunes, ces orangés, ces bleus avec lesquels jouent les décorateurs japonais. Tandis qu'à l'Occident le ciel se liquéfiait dans une mer ardente, sur nos têtes des nuages enivrants de magnificence renouvelaient perpétuellement leurs formes, et la lumière crépusculaire les pénétrait, les saturait de ses feux innombrables. Leurs couleurs tendres et déchirantes de lyrisme se | |
[pagina 135]
| |
réfléchissaient dans la lagune, de façon que nous glissions sur les cieux. Ils nous couvraient, ils nous portaient, ils nous enveloppaient d'une splendeur totale, et, si je puis dire, palpable. Vaincus par ces grandes magies, nous avions perdu toute notion du réel, quand des taches graves apparurent, grandirent sur l'eau, puis nous prirent dans leur ombre. C'étaient les monuments des doges. En nu volgt de verklaring van hetgeen ik zooeven bedoelde, toen ik zeide dat hij de schoonheid het diepste voelt met het niets tot achtergrond. In de sublieme bladzijde die men heeft gelezen drukt zich de geheele verrukking uit, die het stervend Venetië hem meedeelt in de schemering; zijn schoonheidsontroering, zijn liefde hebben hem meegesleept in haar hoogste heffing. Maar nu ook is hij ten doode vermoeid, nu beleeft hij den dood, nu verlaat hij zijn beperktheid en zijn tijdelijkheid, om op te gaan in het universeele, het niets: Au reste, il est impossible de rapporter, zoo gaat hij voort, l'agonie du soleil sur la lagune vénitienne. Après s'être prodigué jusqu'à nous contraindre à sortir de notre personnalité, il nous touche le front d'un dernier rayon pour nous dire: ‘Et maintenant, oublie; il ne faut pas que ces choses soient révélées.’ C'est qu'alors nous atteignons aux points extrêmes de la sensibilité, quand le rare s'élargit et se défait dans l'universel, et que notre imagination, à poursuivre le but sans trêve reculé de nos désirs, s'abîme dans une lassitude ineffable. La nuit qui succède à ces aspects extraordinaires envahit aussi notre cerveau, et leur conjuration ne nous laisse que des souvenirs vacillants. Zoo leert de groote dichter ons - ten spijt van een blijmoedig verstand voor dagelijksch gebruik - dat wellust en smart, dat dood en hoogste liefde één zijn; ik zeg niet, dat het soms zoo zijn kan, maar dat het zoo is. Want alles is, wat de schoonheid ons zegt.... | |
[pagina 136]
| |
Een ziel die streeft èn opgeeft, die tegelijk verlangt en verwerpt, dat is ds lyricus Barrès. Nog één laatste maal wil ik den smaak van deze lyriek doen proeven door uit La Mort de Venise een heerlijksensueel gedicht over te schrijven waarin de zinnen en de klanken dansen met dezelfde wisseling van verlokking en afstooten, als worden beoogd door de danseressen die er het Verlangen en de Minachting, de Eer en het Sterven in verzinnelijken: Ces quatre bayadères qui tournoient dans les parfums d'une chambre close par une nuit accablée d'Orient, ces beautés fières et tristes qui me rassasient des rêves de la mort et dont je n'ai jamais satiété, sont-ce des fantômes, une chimère de mon coeur, une pure idée métaphysique? Je sais leurs noms. L'une murmure: ‘Tout désirer’; l'autre réplique: ‘Tout mépriser’; une troisième renverse la tête et, belle comme un pur sanglot, me dit: ‘Je fus offensée’; mais la dernière signifie: ‘Vieillir.’ Ces quatre idées aux mille facettes, ces danseuses dont nous mourons, en se mêlant, allument tous leurs feux, et ceux-ci, comment me lasser de les accueillir, de m'y brûler, de les réfléchir? De verrukkelijke deining, het zoete kwijnen! De onweerstaanbare cadans! Vous avez un compagnon, ô maître! En nu schijnt er zich in dit gemoedsleven sinds de laatste jaren vóór den oorlog een wijziging te voltrekken, nog opmerkelijker dan het, boven besproken, rustiger worden der verlangens. Het bijeenhooren van wenschen en opgeven, dat wij zooeven zoo schitterend zagen vertolkt, is altijd gevoeld, en in 't bijzonder door de geloovigen: ik zeide het al. Welnu, Barrès wordt, zonder lid eener kerk te zijn, meer en meer godsdienstig gestemd. Reeds jong had hij een nostalgie naar het gods- | |
[pagina 137]
| |
dienstige gevoeld, waarvan onder meer Philippe's idealisme zeer zeker een uiting was, en die wij sterk en aangrijpend gezegd vinden in de volgende, Pascaliaansche meditatie over het Escuriaal uit Du Sang: Ce fut d'abord l'Escurial qu'il lui montra, comme le lieu de l'ascétisme et la traduction en granit de la discipline castillane issue d'une conception catholique de la mort. Nietwaar, hier wordt, in 1894 al, gezegd dat de groote christelijke asceten, evenals Barrès zelf, maar op hun wijze, de dichters van den dood waren geweest. De godsdienstige stemming nu, die uit deze passage spreekt, bevangt Barrès meer en meer, en verleent zijn werk een toenemende rust, een breeder gang, een voller klank. La Colline inspirée, in 1913, klonk waar en diep. Uit La grande pitié bleek groote liefde voor de kerk. In den schilder Greco waardeert hij idealisme en vurigheid, vermengd met Oostersche gelatenheid - een gemoedstoestand als de zijne van altijd - maar bovendien een christelijke mys- | |
[pagina 138]
| |
tiek: en dit doet mede in zijn innerlijk leven een verandering zien, die wij met belangstelling zullen hebben te volgen. Reeds de Aanvaarding beteekende een zachter zwaaien van den slinger; in een vroom genieten van het heilige schijnt hij nu bijwijlen stil te zijn.
*** Même après la leçon classique, je continuerai de produire un romanesque qui contracte et déchire le coeur. Aldus verkondigt Barrès zelf, in Le Voyage de Sparte, dat hij, hoewel de les der klassieken aanvaardend, romanticus wil blijven. En inderdaad: het is een zoon van Chateaubriand, de dichter die de hoogste verlangens in wrange en koortsige woorden uitroept, die een week nihilisme murmelt in zoete, kwijnende zinnen en een diepe godsdienstigheid laat galmen in breede perioden die languit golven en deinen. |
|