Maurice Barrès
(1918)–Johannes Tielrooy– Auteursrecht onbekend
[pagina 139]
| |
SamenvattingHet groote euvel onzer beschaving is ongetwijfeld het feit, dat zelfstandig voelen, geestelijke vrijheid en stijl - anders gezegd: dat kunstbegripen gedachte het uitsluitend bezit zijn van een kleine groep menschen, die elkaar bijna altijd terstond herkennen. De overigen - van welken ‘stand’ dan ook - zijn, nu ja, de meerderheid; maar, een onzer dichters heeft het eens zoo geestig gezegd, ‘slechts de meeste menschen meenen dat een meerderheid iets te beteekenen heeft.’Ga naar voetnoot1) In de inleiding van dit werkje zeide ik het reeds: de meerderheid van het publiek houdt zich veel met Barrès bezig, maar kent hem oppervlakkig. Doch dit heeft niet verhinderd dat hij op de kunstenaars en intellectueelen onder zijn tijdgenooten een invloed heeft geoefend waarmee misschien alleen die van Rousseau in zijn tijd is te vergelijken. Jonge menschen van allerlei godsdienstige, wijsgeerige en politieke richting - in Frankrijk en zelfs daarbuitenGa naar voetnoot2) - heeft Barrès voor zich ingenomen en met zich meegesleept. ‘Plus qu'aucune autre l'oeuvre de Maurice Barrès a nourri la méditation des jeunes intellectuels (universitaires, normaliens, étudiants). Nous vivons de la sensibilité barrésienne.’ | |
[pagina 140]
| |
Zoo schreef een zijner jongeren nog in 1909Ga naar voetnoot1). Verwonderlijk is het niet. Ziedaar een man, van zijn eerste jeugd af vervuld met diepe gevoelens, spoedig ook met een groot verlangen naar kennis en met verfijnde gedachten; een man, geboren om zijn rijk en genuanceerd gemoedsleven uit te drukken in werken van wijsgeerig-getinte en lyrische kunst: een artiest. Maar tegelijk een man die zijn geluk zoekt in de wereld, die de wereld noodig heeft omdat zijn onvermoeibaar élan, zijn onverwoestbare jeugd, zijn trots - de trots van een René - hem nopen zich uit te leven in rechtstreeks doeltreffende daden. Tegelijk een avonturier; het zij zonder blaam gezegd. Een artiest en een avonturier: schrijver en staatsman. Als staatsman heeft hij een actie gevoerd die, zeker altijd goed bedoeld, ook ongetwijfeld dikwijls te waardeeren gevolgen heeft opgeleverd, doch waarover de geschiedenis later zal oordeelen. Als | |
[pagina 141]
| |
schrijver is hij belangrijk om een wonderlijk bekorenden, suggestieven, sterken stijl; om een landschapskunst die ook weer aan Chateaubriand heeft doen denken; om eenige uitnemende, zij het beperkttendentieuse romans als Les Déracinés en La colline inspirée; om de zoo oorspronkelijke ontboezemingen over zelfanalyse en gevoelloosheid, om de fijne nuancen, den geest, de ironie, de dramatiseering van philosophische gedachten, om de, zich tusschen volstrekt nihilisme en hoogste exaltatie bewegende lyriek, welke men vindt in onvergankelijke werken als de drie deelen van Le Culte du moi, als L'Ennemi des Lois, Du Sang, Les Amitiés, Amori et Dolori Sacrum. Maar behalve door zijn staatkundige actie en zijn kunst, boezemt hij belangstelling in doordat de evolutie van zijn geest in vele opzichten ook die van de natie was. Zooals de dilettante een man van de daad werd, zoo is het ontmoedigde Frankrijk van na 1870 het strijdvaardige en sterke Frankrijk van nu geworden; evenals voor Barrès' innerlijk leven het (relativistisch) denken aan beteekenis verloor en het gevoel steeds luider in hem sprak, evenzoo is ook in de Fransche kunst en philosophie sinds lang een anti-positivistische en opbouwende beweging merkbaar. En tenslotte neemt Barrès in door het boeiende van zijn persoonlijkheid, door het eigenaardig pikante van zijn houding in het leven. De neiging om te handelen en de neiging om te gevoelen, die hem vervulden toen hij als twintigjarige te Parijs aankwam, zijn nog intact in hem aanwezig en beide in gelijke mate. De daad en de droom trekken hem beide aan. De droom eischt een nauw individualisme; de daad een verruiming van belangstelling waardoor zulk individualisme bij de meeste menschen wordt vernietigd. De meesten moeten tusschen droom en | |
[pagina 142]
| |
daad, tusschen cultuur van het eigen ik en het werken voor de maatschappij een keus doen. Barrès echter gelukte het aan daad en droom beide hun deel te geven: de politiek verruwde hem niet en de kunst maakte hem niet ongeschikt voor de tribune der Kamer. Daad en droom houdt hij in evenwicht. En hetgeen hem daartoe in staat stelt is het eigenaardige, consequente individualisme waarvan ik in dit boekje een denkbeeld heb willen geven. |
|