Maurice Barrès
(1918)–Johannes Tielrooy– Auteursrecht onbekend
[pagina 75]
| |
IV.
| |
[pagina 76]
| |
Kant's zedewet, men weet het, luidt: ‘handel zoo dat de richtsnoer van uw wil tegelijk als voorschrift voor een algemeene wetgeving gelden kan.’ De zedeleer van Kant, evenals zijn geheele philosophie, werd op de Fransche staatslycea onderwezenGa naar voetnoot1); en men begrijpt dat zij in Barrès een tegenstander moest vinden. Twee van zijn hoofdpersonen, François Sturel en Maurice Roemerspacher, in wie hij waarschijnlijk wel het meest van zichzelf heeft gelegd, zijn evenals hij, bijna volkomen sceptici; maar, evenals hij ook, zoeken zij naar een zekerheid om er hun zedeleer op te fundeeren. In een onderhoud tusschen den jongen student Roemerspacher en den grooten philosoof Taine wordt dit onderwerp besproken, en Taine geeft zijn jongen bewonderaar den zedelijken regel aan die sinds den tijd van Béré nice ook die van Barrès is: ‘Que chacun agisse selon ce qui convient dans son ordre.’ Want dit, nietwaar, is slechts een andere formuleering van Barrès' boven verklaard traditionalisme. En in een van de krachtigste bladzijden van het boek laat Barrès zijn leermeester Taine deze idee ontwikkelen: Ils étaient arrivés devant le square des Invalides; M. Taine s'arrêta, mit ses lunettes et, de son honnête parapluie, il indiquait au jeune homme un arbre assez vigoureux, un platane, exactement celui qui se trouve dans la pelouse à la hauteur du trentième barreau de la grille compté depuis l'esplanade. Oui, de son parapluie mal roulé de bourgeois négligent, il désignait le bel être luisant de pluie, inondé de lumière par les destins alternés d'une dernière journée d'avril. | |
[pagina 77]
| |
‘- Combien je l'aime, cet arbre! Voyez le grain serré de son trono, ses noeuds vigoureux! Je ne me lasse pas de l'admirer et de le comprendre. Pendant les mois que je passe à Paris, puisqu'il me faut un but de promenade, c'est lui que j'ai adopté. Par tous les temps, chaque jour, je le visite. Il sera l'ami et le conseiller de mes dernières années.... Il me parle de tout ce que j'ai aimé: les roches pyrénéennes, les chênes d'Italie, les peintres vénitiens. Il m'eût réconcilié avec la vie, si les hommes n'ajoutaient pas aux dures nécessités de leur condition tant d'allégresse dans la méchanceté. | |
[pagina 78]
| |
des conditions fournies par la réalité le meilleur parti, le plus utile. Depuis les plus grandes branches jusqu'aux plus petites radicelles, tout entier il a opéré le même mouvement.... Et maintenant, cet arbre qui, chaque jour avec confiance, accroissait le trésor de ses énergies, il va disparaître parce qu'il a atteint sa perfection. L'activité de la nature, sans cesser de soutenir l'espèce, ne veut pas en faire davantage pour cet individu. Mon beau platane aura vécu. Sa destinée est ainsi bornée par les mêmes lois, qui, ayant assuré sa naissance, amèneront sa mort. Il n'est pas né en un jour, il ne disparaîtra pas non plus en un instant.... Déjà en moi des parties se défont et bientôt je m'évanouirai; ma génération m'accompagnera, et puis un peu plus tard viendra votre tour et celui de vos camarades....’ Ziedaar levensregelen, misschien minder precies geformuleerd, maar van dichterlijker aard en van dieper waarheid dan de verstandelijke regel van Kant. Dat een natie en een individu niet naar een door de rede opgelegde wet moeten leven, doch naar een ideaal dat door hun eigen bestaansvoorwaarden langzamerhand in hen is geschapen, leert hier Taine aan zijn discipel Roemerspacher. En men weet reeds hoe diens geestelijke vader dit ideaal later heeft omschreven. Uitgewerkt, gepreciseerd is dit ideaal niet anders dan de traditionalistische gevoelsmoraal van Barrès. En ook paedagogische bedoelingen heeft Barrès met Les Déracinés. Barrès' paedagogie is eigenlijk evenzeer als zijn moraal een vorm van zijn algemeen anti-intellectualisme. Indien men het onderwijs laat zooals het is, betoogt hij met dit boek, indien het rationalistisch, ‘algemeen-menschelijk’, ideologisch blijft, en het zich niet tracht aan te passen aan de plaatselijke volksziel, aan het gevoel der | |
[pagina 79]
| |
kinderen, aan de praktijk, zullen de leerlingen er de slachtoffers van worden. Zij vinden in het gehoorde nooit zichzelf terug; groote woorden, grootsche gedachten zweepen hen op tot onuitvoerbare plannen, hersenschimmen leiden hen, in plaats van het nederig verlangen in de geboorteplaats nuttig te zijn. Door een intellectualistische moraal en opvoeding worden zij er noodzakelijk toe gebracht, Parijs als de eenige plaats te beschouwen waar men zijn kracht tot daden kan uitleven. Zoo gaat het de zeven jonge Lotharingers van dezen roman: aangezet door hun rationalistischen, Kantiaanschen philosophie-leeraar Bouteiller,Ga naar voetnoot1) verlaten zij, om te Parijs te studeeren, Nancy en de streek die hen heeft voortgebracht. En daar zij, behalve studeeren, ook ‘iets willen doen’, stichten zij.... een courant. Dit was onvermijdelijk, meent Barrès, in een land waar aan de meening der meerderheid, aan de publieke opinie, zulk een waarde wordt gehecht. In ijdele agitatie en vruchtelooze polemieken zullen deze onvoldragen geesten een uitweg zoeken voor de door Bouteiller in hen geschapen spankracht. Zoo werkt Bouteiller, vertegenwoordiger der regeeringsbeginselen in dezen, met de beste bedoelingen ten nadeele van zijn leerlingen zelf en ten nadeele van het land, dat sinds lang, als aan een ernstige ziekte, lijdt aan den trek naar de groote steden. Sturel en zijn kameraden zijn ontwortelden; zij bestendigen het Frankrijk van na 1870 dat geen eenheid kent en geen hoofd. Zij loopen gevaar het leger te versterken der journalisten, wien het aan scrupules, en der parlementairen wien 't bovendien aan ideeën ontbreekt. Zij zijn bijna voorbeschikt, om zich door gewetenlooze, buiten- | |
[pagina 80]
| |
landsche financiers te laten omkoopen, om opgenomen te worden onder het journalistiek en politiek personeel der Derde Republiek dat in Barrès een zijner heftigste vijanden vond. Gelukkig zijn drie van de zeven ontwortelden door eigen kracht in staat zich te redden; maar twee van hen worden misdadigers, een ander wordt een handig, al te handig advocaat en politicus, een vierde een slim en minderwaardig krantenschrijvertje. Welk een verlies voor de streek waar zij hun wortels hadden, en waar zij iets goeds hadden kunnen worden! En daarmee: welke een verlies voor het land!Ga naar voetnoot1) Dat zijn de politieke, paedagogische en moreele ideeën, in dit boek verwerkt. Men kan ze onjuist achten, of prefereeren zijn geest met ruimer gedachten bezig te houden. Maar - daarvan moet men zich rekenschap geven - voor den lezer bij wien zulke denkbeelden levende hartstochten oproepen, is dit boek zeer schoon en diep ontroerend. Bij ons zal het slechts belangstelling en bewondering kunnen wekken. Belangstelling om de denkbeelden die, mutatis mutandis, ook op Nederlandsche toestanden van toepassing zijn; maar vooral om den persoon van den schrijver. Want Les Déracinés is gelukkig niet een sociologische verhandeling, maar een werk van kunst. Er zijn dus ook meer persoonlijke, lyrische elementen in. Zoo vinden wij hier weer de tegenstelling tusschen den droom en de daad terug: den droom hier vertegenwoordigd door Taine met zijn discipel Roemerspacher, de daad door Napoleon, afgod van Sturel. Roemerspacher ayant mené son ami ‘à l'arbre de Taine’, Sturel admira que ce platane poussât contre les Invalides où repose la gloire de Napoléon. Deux éthiques contradictoires | |
[pagina 81]
| |
se déployaient à cette fin de journée devant leurs imaginations, tandis que du milieu de l'esplanade ils se retournaient pour contempler la glorieuse coupole dorée et le petit bouquet verdissant du square. ‘J'ai tiré des hommes tout ce qu'ils peuvent donner’, dit l'Empereur. - ‘Je n'ai pas réveillé les capitales, les peuples, réplique le philosophe, mais j'ai tenu en éveil les parties les plus profondes de mon cerveau. Moi aussi, je domine l'univers: je lui impose les lois de mon esprit. Ce cosmos que je porte passe en beauté le globe que tenait sous sa main Napoléon, car le temps et l'espace ne le bornent point, et il n'est pas une étendue de choses précises et fragmentaires; en lui, rien n'est isolé, rien ne se termine: tout s'y limite, et s'y prolonge; rien n'y est faux, rien n'y est complètement vrai: tout y est un élément du vrai, une phase d'un devenir indéfini, dont l'ensemble jamais ne pourra se réaliser que dans mon cerveau.’ En een ander persoonlijk element, dat wij vroeger reeds als zelfontkenning, als sécheresse hebben ontmoet en dat steeds een van Barrès' voornaamste lyrische thema's is gebleven, vinden wij hier in Sturel's smaak voor den dood, in zijn nihilisme, waarop, als reactie, telkens uitbarstingen van heviger levenslust volgen. Een menging van wellust en doodsgedachten is voor Sturel de bedwelmendste drank. En deze wordt hem geschonken door zijn geliefde Astiné Aravian, een zinnelijke Armenische die, met haar schoonheid en met haar vertellingen over Oostersche pracht, alle verlangens in hem telkens overeind zet, maar ze ook telkens, door haar fatalisme, doet verslappen. Il était naturel qu'un récit apporté des pays de la toison d'Or remuât tout le romanesque d'un enfant généreux, grandi entre les hauts murs d'un cachot et dont les puissances n'avaient pas eu d'issue vers la nature, vers le risque et vers l'amour. Les rossignols de qui l'on crève les yeux sont au printemps les plus éperdus de lyrisme.... Une ville d'Orient parmi des vergers, assise dans le crépuscule auprès d'un cimetière, telle devait être désormais la patrie de ses rêves, la cité de ses trésors. Elle chantait pour lui, du fond des déserts anti- | |
[pagina 82]
| |
ques; et de ses terrasses se levaient, comme au crépuscule le chant du muezzin, tous les vers qu'il avait élus aux veillées de son collège. Un voile la recouvrait comme une beauté nubile de l'Asie. Et c'était encore une pleureuse qui, sur un cadavre, se déchire le sein et qui fait aimer avec précipitation une vie destinée à si vite se défaire. Ook bewondering, zeide ik, kunnen wij voor dezen roman gevoelen, en de bovenstaande voorbeelden van bondig, veelzeggend en tegelijk bekoorlijk wiegend proza hebben het reeds bevestigdGa naar voetnoot1). Maar het is moeilijk, uitgesproken te geraken over dezen levensvollen roman, waarmee de schrijver ten volle heeft bereikt wat hij wilde: belangstelling wekken voor zijn ideeën en tevens iets schoons maken. Sommige karakters - wat er ook mee bedoeld wordt - zijn werkelijk toch uitstekend. Men zou nooit gedacht hebben dat de vroegere aestheet ook een beeldhouwer worden kon; maar omdat men dat niet gedacht heeft, moet men het niet ontkennen, gelijk te velen deden en nog doen. Ik vergeet waarlijk niet licht weer den heftigen en steeds ernstigen Racadot, nakomeling van lijfeigenen; den slimmen journalist Renaudin, half naïef en half cynisch; den pedanten, maar krachtigen leeraar en politicus Bouteiller, wiens kleeding keurig is, maar kleine foutjes vertoont; den arrivist Suret-Lefort, die door zijn gebrek aan verbeeldingskracht vooruit komt. Ik vergeet niet meer zekere ets van Taine in het begin van hoofdstuk VII en die krabbel van een avonturier in het XIVe hoofdstuk. De schildering van politieke, journalistieke, financiëele persoonlijkheden en milieu'sGa naar voetnoot2) heeft breed- | |
[pagina 83]
| |
epische hoedanigheden die aan Balzac doen denken; bijzonder goed is b.v., aan het slot, de begrafenis van Victor Hugo. Wat Barrès hier over de figuur van dien dichter zegt, zou in werk van de beste essayisten niet misstaan: Ce comtemplateur nous enseigne qu'il n'y a pas que le clair, le certain, le fixe, l'isolé: il nous restitue le mystère, le changement, la solidarité de tous êtres et de toutes choses. On se refuse à le suivre si, en l'écoutant, on songe qu'il est un contemporain, avec toutes les infirmités d'un homme sur qui nous renseignent des journalistes malicieux et capables d'interprétations basses; mais si, par l'imagination, on lui prête du recul, si l'on veut bien l'entendre comme un prophète de jadis, il y a un immense profit à obtenir de son oeuvre. Et l'on a raison d'écouter sa voix comme une voix primitive. Les mots, tels que savait les disposer son prodigieux génie verbal, rendent sensibles d'innombrables fils secrets qui relient chacun de nous avec la nature entière. Un mot, c'est un murmure de la race figé à travers les siècles en quelques syllabes; c'est le long écho d'un grognement de l'humanité quand elle sortait de la bestialité. On y trouve le premier éveil mystérieux de notre ancêtre qui, s'étant dressé sur ses pattes de derrière, s'exprima. L'individu alors se différenciait peu de l'espèce, voire de l'animalité entière; nous n'avions pas non plus séparé le monde moral du matériel. A cette fraternité, à cette communion, les mots maniés, assemblés, restitués dans leur jeune splendeur par Hugo nous font participer: c'est directement que leur force mythique agit sur notre organisme; par l'agencement et la force de son verbe, Hugo dilate en nous la faculté de sentir les secrets du passé et les énigmes du futur; il jette des lueurs sur les étapes de nos origines et sur la direction de l'avenir.... Parole, parabole, de παρα et βαλλειν, ‘jeter à côté’: plusieurs de ses paroles nous ont vraiment menés sur les bords de ce double abîme dont il parlait volontiers, gouffre d'ombre sous nos pieds, gouffre de lumière sur nos têtes. Ter demonstreering van Barrès' ongewone begaafdheid als essayist, wil ik bovendien uit Les Déracinés nog een bladzijde over Napoleon aanhalen, mede omdat de figuur van den grooten keizer in | |
[pagina 84]
| |
dat boek zulk een belangrijke plaats inneemt. Sans parti pris social ni moral, sans peser les bénéfices de ses guerres ni la valeur de son despotisme administratif, ils aiment Bonaparte: nûment. Het geheele hoofdstuk ‘Au tombeau de Napoléon’ | |
[pagina 85]
| |
is waard vele malen herlezen te worden. De verheerlijking van dien meest veelzijdigen mensch der moderne tijden zweept u op tot vervoering en moedige besluiten. 't Is trouwens merkwaardig met welk een virtuositeit Barrès zijn gevoelens en stemmingen op den lezer weet over te brengen, hoe fel hij u het dramatische van een toestand kan doen voelen, hoe suggestief hij de atmosfeer weet aan te duiden. Men geniete in het hoofdstuk ‘La mystérieuse soirée de Billancourt’ van den lente-avond aan de oevers van de Seine buiten Parijs, men voele mee de jonge liefde en de melancholie van Sturel en Thérèse, men onderga het schokkend verhaal van diefstal en moord. En als men aan het eind van dit hoofdstuk de korte synthese van het gebeurde en de conclusie van den auteur heeft gelezen, bewondert men gelijkelijk de kracht zijner gedachte, zijn meesleependen stijl en de meesterlijke compositie. Ik zou aan dit hoofdstuk te kort doen door er hier en daar iets uit te citeeren; men leze het in zijn geheel. Bij de lectuur van zulke gedeelten vergeet men volkomen de verstandelijke bedoeling: daar hoort men den sterken kunstenaar alleen. L'Appel au Soldat (1900) en Leurs figures (1903) zijn, evenals Les Déracinés, historische romans; maar het element roman is hier van veel minder belang. Het zijn vooral subjectieve geschiedwerkenGa naar voetnoot1), | |
[pagina 86]
| |
als zoodanig van groote beteekenis voor de kennis van de Derde Republiek tusschen 1885 en 1900. Het eerste is de geschiedenis van het boulangisme, beschouwd als een protest tegen het parlementarisme, als een beroep van het slecht geregeerde volk op een populair soldaat, als poging van een deel der natie om Frankrijk zijn bij uitnemendheid ‘Fransch’ karakter te hergeven, als een nationalistische beweging. Het boek is geen verheerlijking van Boulanger, dien de auteur beschrijft - ik zeg niet: laat zien - als een innemend, maar besluiteloos man, van een eenigszins vulgair optimisme, wien het aan welomschreven ideeën heeft ontbroken; het is geen schaduwloos portret, doch de scherpzinnige en doordringende analyse, de meesleepende schildering van een historisch gebeuren dat groot en belangrijk was, minder om den sympathieken doch middelmatigen persoon van den generaal, dan om de herleving van Frankrijk. ‘Nous retrouverons d'autres boulangismes,’ zegt Sturel als de beweging mislukt; dat wil zeggen, Barrès beschouwt het boulangisme vooral als een aanleiding tot exaltatie voor zichzelf en voor zijn land en twijfelt niet of dergelijke aanleidingen zullen zich later opnieuw voordoen. Ook hier weer die epische kracht van Les Déracinés; zoo in de beschrijving van Boulanger's vertrek naar Clermont, waaruit ik twee gedeelten wil aanhalen: C'est une impression extraordinaire de voir dans une trombe humaine un homme emporté. En chapeau rond, en pardessus, si simple, et le centre d'un tel ouragan! La vague immense, l'animal puissant qu'est cette foule se jette avec son frêle héros, de droite et de gauche, par formidables ondulations qui trahissent des poussées de désir et de craintes, ses défaillances et ses reprises. C'est de la bataille contre un ennemi invisible et indéterminé. Des sentiments obscurs, hérités des ancêtres, des mots que ces combattants ne sauraient définir, mais par où ils se reconnaissent frères, ont créé ce délire, et, comme ils font l'enthousiasme, ils décideraient | |
[pagina 87]
| |
aussi la haine. Ces mêmes forces du subconscient national qui, sur les pentes de la gare de Lyon, étreignent d'amour un Boulanger, sur le pont de la Concorde s'efforcèrent de noyer M. Jules Ferry. Que des malins ne viennent pas nous parler de camelots à cent sous! Le beau spectacle! Que ce soit un homme âgé, réfléchi, avec des fonctions qui pour l'ordinaire intimident: un général! - et que soudain il soit, comme une paille, soulevé par la brutale familiarité de l'émeute, et qu'elle le prenne au milieu, de soi, pour le toucher et le protéger, pour le garder de l'exil: c'est l'image d'une gloire grossière, le pavois d'un chef primitif. Un tel désordre a quelque chose d'animal et de profondément mélancolique, comme des excès mêlés d'impuissance. En twee bladzijden verder: Boulanger, essoufflé, mais qui, dans cet abri, commençait de reconnaître les cinquante radicaux venus pour le mettre en wagon, parut alors, plutôt qu'un triomphateur, un gibier que rejoint la meute. Ignorant les détours de la gare et l'emplacement du train de Clermont, il resta un instant à tournoyer sur lui-même. A chaque seconde, des centaines d'enthousiastes étaient projetés avec force des étroits boyaux où ils se déchiraient en passant, et, comme un étang rompu, le boulevard se vidait dans la gare de Lyon. Les voyageurs, les brouettes de bagage, les trains en partance, tout, comme de bas récifs quand monte la marée, fut enveloppé recouvert. Les employés de la gare le guidaient en courant sur la voie, entre les trains. La foule le dépiste; elle le poursuit, le devance, le cerne. Tous chemins barrés, il se réfugie au hasard dans un compartiment de troisième classe, dont le jeune député Georges Laguerre s'épuise à maintenir des deux mains la portière, jusqu'à ce que des agents le viennent suppléer en chassant du marchepied les trop zélés partisans. Alors la foule, son siège installé, entonne: Il reviendra quand le tambour battra.... puis: C'est Boulange! Boulange! Boulange! C'est Boulanger qu'il nous faut.... et souvent elle s'interrompt pour jurer à grands cris qu'‘il ne partira pas!’ Ook dit boek is weer vol van prachtig dramatische gedeelten, zooals de zelfmoord en de begrafenis van Boulanger aan het eind; ook hier weer tal van belangwekkende beschouwingen; laat mij even toonen hoe goed Barrès b.v. de Duitsche wetenschap begrijpt: | |
[pagina 88]
| |
Après mes six mois d'initiation générale, j'ai suivi, à Berlin, d'où je t'écris, (Roemerspacher aan Sturel) les cours durant une année: non pas pour emmagasiner de l'histoire, du droit, de l'économie politique, mais pour me former à la pratique de la méthode d'investigation en histoire. C'est très hygiénique. J'apprends par quelle discipline on découvre, on purifie, on met en oeuvre les documents. Ce sont des études patientes, dures et fortes. Elles me dégoûtent des ornements littéraires, des affirmations oratoires et de tous ces matériaux qui pourriront. Je suis amoureux de la sécheresse. Entends-moi bien, Sturel, ce que j'apprécie, ce n'est pas le résidu de vérité qui nous reste dans la main au terme de nos minutieuses opérations de critique, c'est la méthode ellemême, car elle me donne l'habitude d'éliminer de mes jugements mille éléments puérils d'erreur. Elders, in het hoofdstuk La Vallée de la Moselle, komen eenige bladzijden voor van fijne doordringendheid, waarin het verschil tusschen Franschen en Duitschen landaard en smaak worden getoond, en het volgend welsprekend protest is met den grooten oorlog wederom actueel geworden: Mais voici à trois mètres du monument français, dans cet exaltant cimetière, où la douleur, la fraternité, l'humiliation et l'orgueil stagnent comme des fièvres, la pierre commémo- | |
[pagina 89]
| |
rative qu'eux aussi les Allemands consacrent à leurs morts. Elle jette ce cri insultant: ‘Dieu était avec nous!’ - Offense qui tend à annuler le sacrifice des jeunes vaincus à qui les femmes de Metz ont fermé les yeux! Ditzelfde hoofdstuk is een lange uiteenzetting van Barrès' traditionalisme en provincialisme: het voor zijn gevoel beste wat hij nog schreef, heeft hij eens gezegd... Het is mogelijk; maar deze dichterlijke aardrijkskunde en geschiedenis - overigens mooi geschreven - wordt op den duur wel wat lang en nadrukkelijk van betoog. Dan waardeeren wij toch nog meer sommige intieme gevoelsuitingen - als deze weergave der gemoedsbewegingen van een jongen man die in gedachte aan groote gebeurtenissen deel neemt: Ceux qui connurent une fois les ivresses populaires ne peuvent rêver sans battements de coeur ce que serait une pareille journée! (de dag van een staatsgreep). La foule immense sur les quais, sur la place; derrière les grilles fermées du Palais-Bourbon, les rares députés du parti saluant le peuple avec leurs mouchoirs, l'appelant à oser; de maigres troupes un instant hésitantes et puis gagnées enfin par cet enthousiasme, comme des îlots par l'océan, et les fiers cavaliers penchés, fraternisant avec les patriotes, au milieu du délire de la délivrance; c'est alors qu'apparaîtrait, des cou- | |
[pagina 90]
| |
loirs au plein air, le chef, frappé peut-être, insulté par d'éloquents énergumènes, et qui vient se confier à l'ouragan. Souhaitons que, dès cette minute, les choses se concluent avec un minimum de brutalité et, par exemple, qu'on se contente de tremper à la Seine les parlementaires, comme des chiens qu'on veut épucer sans les noyer. - Of als deze passage over de liefde: Le bonheur dans l'amour, ce sont les premiers instants d'une brève solitude, quand sur soi l'on porte encore les frémissements d'une main adorée, et que l'on possède la certitude de se rejoindre au soir, jeunes, fiers l'un de l'autre, émus de désir et de reconnaissance. Les agitations des hommes, leurs événements ne forment rien qu'une fresque pâlie sur des cloîtres imaginaires où notre corps léger, enorgueilli, promène les parfums et poursuit les reflets de la maîtresse. Ces souvenirs occupent tous nos sens, et, dans l'univers, seuls nous savent intéresser les tendres beautés de son corps et la douceur de ses lèvres entr'ouvertes. Mais plus tendre et plus douce qu'aucune complaisance est la confiance dans son amour. Over de liefde heeft Barrès zich niet vaak uitgelaten: men ziet hier dat hij er de bekoring toch van heeft weten te gevoelen. Doch meer dan de liefde vervult zijn gemoed de drang naar daden en naar het scheppen van schoonheid. Leurs figures handelt over het Panama-schandaal. Niet ten onrechte zag Barrès daarin een geschikte gelegenheid om er twee misstanden aan te demonstreeren, welke hij voortdurend bestreed: de omkoopbaarheid van het Parlement en den occulten invloed van genaturaliseerde Duitsch-joodsche financiers wien eigen winst ver boven het belang van hun aangenomen vaderland ging.Ga naar voetnoot1) Het is een boek van fanatisme en van moed. Zonder erbarmen worden met name genoemde | |
[pagina 91]
| |
parlementsleden uitgekleed en tentoongesteld. De meeste leefden nog; sommige hebben later een plaats ingenomen, waar geheel Europa hen heeft gezien: Rouvier, later minister van financiën, eenige jaren geleden gestorven; Loubet, later president van de Republiek; Clemenceau, eerste-minister tijdens den wereldoorlog. Allen wordt een zekere mate van medeplichtigheid ten laste gelegd - wat van Clemenceau en Loubet wordt gezegd is intusschen niet zéér bezwarend. Al is de volgende zin over Loubet niet bepaald vleiend: Quant à Loubet, au long de cette séance, il agit sensiblement au petit bonheur, chacun lui reconnut l'air d'un niais éperdu. Meer dan in het vorige boek bekoren hier de beeldende kracht, de incisieve stijl. Een constant stijlprocédé van Barrès leert men uit den volgenden zin kennen: Un juge d'instruction, dans son cabinet, quand il ne cherche pas à surprendre un secret au cours d'un interrogatoire, se délasse un peu, fait l'aimable maître de maison. Zooals men ziet, bestaat het procédé hierin, dat het onderwerp en relief wordt gezet door invoeging vóór het werkwoord van een tusschenzin of bijwoordelijke uitdrukking: het is kenmerkend voor Barrès. Dat deze in staat is, even scherp te doen zien als een werkelijk graveur, bewijst onder vele de volgende zin: Deux cents députés, reconnus dans la rue, obligés de changer de restaurant, épiés par leurs domestiques, reniés par leurs amis, avaient des jambes si flageolantes et des physionomies si parlantes que de leurs bouches, comme dans certains dessins ingénieux, une banderole s'échappait: ‘Je suis un chéquard et j'ai touché tant.’ En welk een treffende beelden ontmoet men in dezen roman! De Kamer heeft besloten een interpellatie over de Panama-knoeierijen, welke voor vele harer leden gevaarlijk kan worden, toe te staan: Barthou aurait-il cassé les reins du Parlement? Cette assemblée, qui sort de la salle de ses séances, ne semble plus un animal avec une vigoureuse épine dorsale, mais un flot d'eau sale qui se répand dans les couloirs. | |
[pagina 92]
| |
Men kan Barrès een waar portrettist noemen, al zijn de portretten die hij hier etst misschien wel eens wat caricaturaal. Zie hoe geestig hij Waldeck-Rousseau uitteekent: Waldeck, qui est un peu artiste (il peint à l'aquarelle), un peu rêveur (il pêche à la ligne), affiche dans toutes ses occupations la nonchalance et, envers tous les hommes, le mépris. Il aime qu'on attribue à sa suprême indifférence le goût qu'il a pour s'entourer de parasites et de domestiques, grossiers et parfois tarés. ‘Qu'est-ce que peut me faire la qualité des gens?’ semble-t-il dire, figé dans son silence comme un brochet dans sa gelée. De taille élancée et raide, il a ces yeux froids et bleus que le peuple appelle des yeux de poisson. C'est une figure de basoche, d'un type fort commun en Angleterre, mais plus rare en France, et qui étonne parce qu'une paralysie des muscles dans les bajoues et le menton lui donne une impassibilité forcée. Cette infirmité pittoresque est cause que beaucoup de gens lui trouvent, quand il se tait, l'esprit glacé d'un Mérimée. - ‘Figé dans son silence comme un brochet dans sa gelée’, hoe teekent dit met één trek! De atmosfeer-aanduiding is ook hier weer voortreffelijk. Titels als ‘L'Accusateur,’ ‘La première charrette’, zinnen als Assuré, mais contracté, blême, dur et sans repos, il surveille l'orage qui se forme; il n'y veut voir que de vaines vapeurs démagogiques et le risible tonnerre d'un Ricard, herinneren onmiddellijk aan de directe manier van een Carlyle in zijn Fransche Revolutie; op dezelfde wijze als deze, weet Barrès den lezer te suggereeren dat hij een deel der omstandigheden - als die risible tonnerre - door eigen aanschouwing reeds kent; het is den lezer of hij alles zelf heeft waargenomen en zoo voelt hij de stemming des te volkomener mee. Welk een suggestie ook in zinnen als deze (over den van omkooperij verdachten baron Jacques de Reinach, die denzelfden dag nog zal sterven): Au terme de cette journée où le gros baron a trouvé toutes les issues closes, le cercle se resserre jusqu'à lui mettre deux mains d'étrangleurs autour du cou. Ses complices, qui d'abord | |
[pagina 93]
| |
pensaient s'évader du péril avec lui, travaillent à l'y murer. Depuis quelque temps un gêneur, il est devenu pire qu'un suspect. Aussi peut-on le tenir pour un cadavre en train de se faire. Jam foetet. Ils piétinent de hâte pour l'ensevelir. En een passage over het opgegraven lijk van denzelfden financier is waard hier geheel te worden overgeschreven: Cravaté de blanc et vêtu de son frac, le baron sortit du cercueil. On l'installa dans une baraque en planches improvisée pour la circonstance. Les reporters, avec leurs doigts gourds, prirent des croquis à travers les fissures de la cloison et firent voir à la France intéressée la tête couverte d'un suaire, le ventre ouvert, les ains qui fouillent, les bocaux qu'on remplit. Souffle empesté, mais souffle d'épopée! N'atteignent-ils pas à quelque grandeur par leur bassesse même, à une infamie shakespearienne, ces parlementaires qui déterrent leur ami pour amuser la curiosité publique? M. Ribot fréquentait les chasses du baron de Reinach à Nivilliers; et voici la curée froide qu'il organise avec les lambeaux faisandés de son pauvre camarade! | |
[pagina 94]
| |
d'aconitine le juge et le commissaire.’ Ainsi philosophent pour s'étourdir les puissants attablés; mais d'autres, le ventre creux, se disent: ‘Ce Reinach, ce baron, ce banquier, ce juif, cet Allemand, ce gambettiste, cette pourriture de Nivilliers, c'est l'image de notre société capitaliste.’ On raconte qu'à l'instant où l'on terminait la mise en bocal, un vague reporter, Fanfournot, cria: ‘Vive l'anarchie!’ Is hier niet geschilderd met letters op papier? Stijgt niet uit dit stuk de lijklucht waarlijk op? Welk een concentratie van philosophie, van sociologie, van macabere poëzie in deze weinige bladzijden! Van die hoedanigheid is het boek bijna in ieder hoofdstuk. Met een volmaakte vaardigheid weet de schrijver de rilling van ontzag en wellust die hem in een dramatische of noodlottige situatie blijkbaar bevangt aan den lezer mee te deelen. Hoe geniet hij en doet hij zijn lezers meegenieten van sterke contrasten: Ah! le petit magistrat à huit mille francs, qui, tout à l'heure, sa serviette sous le bras, dans la boue de novembre, courra pour saisir son tramway, il tient le gros banquier! Il ne sera pas heureux dans sa brillante voiture rapide, l'insolent millionnaire du parc Monceau! Met welk een.... Spaansche wreedheid ziet Sturel (lees: Barrès) tijdens de dramatische Panama-crisis, de slachtoffers zich vruchteloos verweren: Gâteux depuis Panama! Le beau titre que les éloges funèbres négligent, mais que l'histoire enregistre! Sturel, qui voyait se faire cette déliquescence, en prenait une arrogance sous laquelle pourtant il demeurait inquiet. Il jouissait mal de ces bonheurs, car rien n'en sortait de clair. Il se mourait d'impatience. Il voulait qu'on terminât; il appelait le coup de poignard. | |
[pagina 95]
| |
mouvement involontaire de tout son corps, que la douleur, le plaisir, quelque chose de suprême enfin avait pénétré. L'excitation de cette longue tauromachie parlementaire empêchait, en décembre-janvier, Sturel de dormir, et dans ses longues insomnies, mêlant la jeune Espagnole en mantille, souliers de satin aux pieds et fleurs à la tête, avec Baïhaut tout blême qui s'embarrasse les pieds dans ses entrailles, comme un cheval éventré, et avec Rouvier congestionné, qui beugle dans le cirque, il se répétait: ‘Je n'aurai d'apaisement qu'après le poignard du cachetero coupant la moelle de la bête, achevant enfin le parlementarisme. Het is duidelijk, nietwaar, Barrès beschouwt deze schokken van het Fransche staatslichaam niet met koelbloedige ironie, doch met al den warmen hartstocht van een partijganger die voor eerlijkheid in 't openbare leven, en daarmee voor de nationale grootheid strijdt. Hij staat niet boven het gewoel: hij is er midden in. Wat zijn boek ons geeft is niet de aangenaam prikkelende en licht te verteren saus der ironische analyse, maar de zware, voedzame, zoute spijs der moraal. En Barrès' moraal is hier volkomen de onze. Ons aller goede smaak - bij gebreke misschien van een geweten of categorischen imperatief - geeft ons voorkeur in voor belangeloosheid bij de bestuurders van den staat en niemand onzer heeft bezwaar te beamen, dat geen financiers uit Frankfort het oude, ridderlijke Frankrijk behooren te regeeren. In dit laatste boek van den driedeeligen Roman de l'énergie nationale - nog meer dan in de twee eerste deelen, Les Déracinés en L'Appel au Soldat - zijn Barrès' moraal en politiek die van ons allen. Het is een bijna louter historisch werk: het romangedeelte is verre ondergeschikt aan het documentaire, en daarom zal men wellicht Les Déracinés nog mooier vinden. Maar beter dan L'Appel au Soldat is Leurs figures zeker; want L'Appel au Soldat is evenzeer in hoofdzaak een historisch docu- | |
[pagina 96]
| |
ment, en de beeldende kracht is geringer, het gegeven vager, meer ideologisch. Leurs figures, ofschoon een politiek geschrift, is algemeen menschelijk. Het is de strijd tusschen betrapte dieven en hartstochtelijke wrekers der moraal: een verhaal van wreedheid en schrik.
***
De suggestieve macht van Leurs figures mist men te zeer, naar mijn gevoelen, in twee bijna geheel politieke romans, Au Service de l'Allemagne (1905) en Colette Baudoche, histoire d'une jeune fille de Metz (1908). Een opzichtige vaderlandsche driekleur wappert boven deze Bastions de l' Est en belet ons al te vaak te zien dat de ‘soldaten’ die er verblijven ook menschen zijn: geen ontroering om het leven van den mensch geven ons deze boeken, hoofdzakelijk zijn zij slechts aanleiding tot overdenkingen van politieken aard. Met Au Service wil de schrijver leeren dat de Elzassers niet naar Frankrijk moeten uitwijken, omdat anders Duitschers hun plaatsen zullen innemen; integendeel, zegt hij, is de traditioneele taak dezer overwonnenen om de overwinnaars, voor zoover mogelijk zal blijken, te romaniseeren. Een inzicht waarvan de verkondiging zeker haar waarde had: vóór de verschijning van dezen roman in Frankrijk vrij ongewoon, heeft het thans bijna algemeen ingang gevonden. En in Colette Baudoche laat Barrès zien hoe de overwinnaar soms inderdaad voor den invloed der romaansche beschaving vatbaar blijkt, doch hoe het, ook dan, voor de vertegenwoordigers dier beschaving zaak blijft zich met den vreemden adept niet al te nauw te verbinden. De Duitsche Oberlehrer Asmus leert van de fijne, Fransche Colette waardeering voor een superieure cultuur die hij alleen uit grondige handboeken kende; | |
[pagina 97]
| |
maar als hij, al te consequent, met Colette trouwen wil, blijkt deze, met instemming van den auteur, tot zoo daadwerkelijke romaniseering toch niet bereid.... Ziedaar gedachten die deze boeken geheel bezielen en die ze, hoezeer Colette misschien gelijk heeft, als kunstwerk.... bijna onmogelijk maken. Bijna, want ondanks alles geeft de probleemstelling Barrès soms aanleiding tot lyrische ontboezemingen welke het citeeren ten volle waard zijn: Comment saurais-je, schrijft hij in het hoofdstuk ‘La magnifique Alsace’ van Au Service, rendre sensible la solitude, les plaisirs et la musique d'un long automne à Sainte-OdileGa naar voetnoot1)? C'est avec amour et confiance qu'à chaque visite je me promène sur la forte montagne. Il n'en va pas de même ailleurs. Ailleurs, qu'un oiseau donne un coup de sifflet, qu'autour de moi les mouches accentuent leur bourdonnement, que les aiguilles des sapins miroitent au soleil, c'en est assez, ma vie fermente, je souffre d'une sorte d'exil: je regrette ma demeure, mes pairs et toutes mes activités. Sur la montagne du Montserrat, plus étrange sinon plus belle que l'Ottilienberg, je ne pus jamais m'oublier, me donner. ‘Je salue vos puissances, disais-je au mont sacré des Catalans, mais nulle pierre de vos gradins ne saurait servir au tombeau qu'il faut que je m'édifie.’ Sainte-Odile, au contraire, me semble l'un de mes cadres naturels, et je foule, infatigable, les sentiers de ma sainte montagne en me chantant le psaume qui m'exalte: ‘Je suis une des feuilles éphémères, que, par milliards, sur les Vosges, chaque automne pourrit, et, dans cette brève minute, où l'arbre de vie me soutient contre l'effort des vents et des pluies, je me connais comme un effet de toutes les saisons qui moururent.’ | |
[pagina 98]
| |
Iets verder in hetzelfde hoofdstuk leze men de bewonderenswaardige beschrijvingen van de Elzasser vlakte en van de bosschen rondom den Ottilienberg. Uit Colette Baudoche wil ik nog, als een der ontroerendste bladzijden, de volgende persoonlijke ontboezeming aanhalen: J'ai vécu indéfiniment sur ces belles places nancéiennes. J'y ai vécu ma vie, une jeune vie à la française, audacieuse et mesurée. Elles sont pleines des menus faits de ma jeunesse, et toutes colorées de mes jours passés. Et si j'aime y revenir, c'est moins pour leur art précieux que pour mes sentiments qu'elles raniment. Sur cette longue place Carrière, à main gauche, ce froid hôtel ne va-t-il pas s'ouvrir? Et de cette lourde porte, désormais inutile, ne vais-je pas voir sortir le compagnon de ma jeunesse, Stanislas de Guaita, tout rayonnant d'amitié et des beaux vers qu'il vient de créer? Il m'entraîne, nous irons encore vers toutes les jeunes folies et joyeusement nous redoublerons nos absurdes gaspillages. Quel étudiant joignit jamais une telle impétuosité d'exubérance physique à un si vif sentiment intérieur du divin? Je voudrais, ce soir, l'écouter et mieux saisir cette profonde pensée poétique rhénane toute pleine des sorcelleries lorraines.... Mais ma solitude m'égare. Qu'on les excuse, ces troubles causés par la sympathie.... - ‘Qu'on les excuse.’ Ongetwijfeld verontschuldigt men gemoedsbewegingen die zulke schoone bladzijden ingeven; ongetwijfeld zijn deze boeken, om zulke passages alleen al, waard gekend te worden. Maar als men Au Service en Colette Baudoche geheel gelezen heeft en men denkt er aan terug, voelt men ze toch als te verstandelijk.... Pierre Le Sourd die, in Au Service, den jongen Elzasser Paul Ehrmann toevoegt: J'estime plus, quoi qu'il advienne d'eux par la suite, les pauvres b.... qui passent la frontière que les renégats qui, par peur de la Légion étrangère, portent le casque à pointe, en vervolgens in deze onedelmoedige en kortzichtige meening volhardt, is minder een levend mensch, dan wel de Franschman, zooals deze in 't algemeen stond | |
[pagina 99]
| |
tegenover de Elzassers; en Paul Ehrmann zelf is de Elzasser naar het hart van Barrès, een Elzasser vol afkeer voor de Duitschers, vol innerlijk protest als hij in Duitschen krijgsdienst moet en echter vast besloten niet naar Frankrijk te gaan, omdat hij zijn land tegen de vreemde overheerschers wil helpen verdedigen. Zoo ook is Colette Baudoche, de kleine Franschsprekende Lotharingsche, eigenlijk alleen de verpersoonlijking van Fransche deugden als schranderheid, tact, smaak, eenvoud, gematigdheid en vooral van vaderlandsliefde quand même. Haar weigering om met Asmus den vreemdeling te trouwen wordt ons als verdienstelijk voorgesteld; zij zou dat alleen geweest zijn indien Colette den vreemdeling had liefgehad. Maar hoe kan zulk een bijna levenloos model-aller-deugden van iemand houden? Trouwens, bij vergissing waarschijnlijk, heeft Barrès niet eens getracht aan liefde bij Colette te doen gelooven. Zijn Colette heeft niet meer dan een vage sympathie voor Asmus: haar patriottische weigering valt haar dus niet zeer moeilijk. Nu wil ik niet zeggen dat Barrès' figuren in deze Bastions de l'Est gehéél levenloos zijn. Er zijn wel enkele rake lijnen in de karakterschetsen: de mengeling in Asmus van Germaansche smakeloosheid en pedanterie met een zekere naïeve goedleerschheid is niet zonder saveur. En in Ehrmann, wat plomp van geest, maar fier en edelmoedig, gelooven wij soms ook wel; eens zelfs is hij bepaald interessant, 't Is op den dag dat hij de Duitsche kazerne verlaat: Mes talons, vertelt hij, résonnaient à réveiller tout un régiment, quand je montai les deux étages pour gagner l'appartement que le gigantesque maréchal des logis chef occupait avec sa femme. Je les trouvai en pleurs; il me dit que leur unique enfant, une petite fille de trois ans, venait de mourir. Le pauvre géant ne pensait plus à prendre l'attitude militaire. Je lui serrai la main, et, en gagnant l'hôtel | |
[pagina 100]
| |
de la ‘Ville de Bâle’, je fis un détour pour commander une couronne. (Duitschers) avaient commencé leur déjeuner. Je dis la cause de mon retard. Ils n'en revenaient pas. En toch is een bedenking niet misplaatst. Het is ongetwijfeld mooi van Ehrmann zoo belangeloos te zijn. Maar moest zijn nobele daad nu juist aan zijn Fransch-Elzasser landaard worden toegeschreven? Ja inderdaad: dat moest. 't Is de hoofdgedachte van deze boeken dat de Franschen een volk van edellieden en de Duitschers voorloopig slechts barbaren zijn. Waartoe het nog tegen te spreken? Barrès wil het zoo zien. Waartoe hem te zeggen dat adel van gemoed in alle landen voorkomt? Een conflict tusschen twee beschavingen uit te beelden is een hachelijke onderneming, waarbij de kunstenaar onvermijdelijk gaat generaliseeren en waarbij een rechtstreeksch aanvoelen van het echte menschenleven al te zeer achterwege blijft. Wat baat het of men al naar rechtvaardigheid streeft en, zooals Barrès hier, uiteenzet welke gunstige gevolgen de Duitsche wetgeving in den Elzas zal kunnen hebben, en zoo meer? Men heeft nu eenmaal te strijden en de te vertoonen exemplaren van het vijandelijk volk kiest men dus onvermijdelijk uit de gemeene, smakelooze, baatzuchtige ele- | |
[pagina 101]
| |
menten. Alle Franschen innerlijk beschaafd, alle Duitschers barbaarsch - ziedaar een willekeurig gesteld contrast dat door zijn onwaarheid een boek niet weinig van zijn aesthetische werking kan ontnemen! En toch moet ik toegeven dat - op zichzelf - de karakteriseering van sommige Duitsche zeden, van Duitsche sentimentaliteit en wansmaak soms alleramusantst is, en dat ook hier weer portretten voorkomen waarin het uiterlijk van enkele vijanden uitnemend getroffen is. Hoe vindt men dit genretafereeltje? Mais Colette maintenant surveille avec sévérité, tout au fond de la salle, une jeune fille (een Duitsche) qui, en quittant l'estrade, est allée rejoindre un lieutenant. Inderdaad! En welk geschenk denkt men dat Asmus met Kerstmis van zijn Duitsche meisje gestuurd krijgt? Mais il exhiba avec le plus d'orgueil un coussin de toile écrue, sur lequel des arabesques de style moderne en coton rouge dessinaient les mots de: ‘Nur ein Viertelstündchen, seulement un tout petit quart d'heure.’ C'était le cadeau de sa fiancée. Sans doute qu'elle avait voulu, par ces mots, lui fixer la durée de sa sieste. Et le professeur, avec un véritable attendrissement, leur dit: | |
[pagina 102]
| |
- Que pensez-vous? dit le professeur; ce sont ceux qui tombent quand elle fait sa toilette. (!) Zoo zijn er meer grappige dingen in deze boeken, en het relaas van Ehrmann's verblijf in de kazerne is werkelijk wel een aardig verhaaltje; meer trouwens ook niet. Men moet nogal eens aan de, tenslotte goedkoope Simplicissimus-satire van vóór den oorlog denken. Alleen de teekening van drie representatieve jonge Duitschers in Au Service heeft mij de incisieve portretkunst van Leurs figures weer een oogenblik te binnen gebracht; het beste van de drie portretten, dat van den Pruis, wil ik nog even overnemen: Notre ‘camarade’ prussien, bien que fils de fonctionnaire et membre d'une corporation à Bonn, où il étudiait le droit, portait dans sa chair toute cette barbarie germano-slave. Il se destinait au fonctionnarisme, mais son aspect, ses moeurs, étaient d'un puissant guerrier brandebourgeois. Quel mangeur! Quel buveur! Quel fumeur! Rien n'embarrasse de tels estomacs. Très grand, très large, très raide, le geste saccadé, la voix basse et grave, la moustache blonde en croc comme celle de l'empereur, il portait ses cheveux coupés ras et brossés violemment en arrière; son nez s'avançait droit; ses yeux d'un bleu d'acier avaient des reflets fauves et froids; son maxillaire supérieur était proéminent, ses joues plutôt creuses. Toutefois, dans le menton il avait une fossette; sur cette figure brutale, cette fossette adoucissante semblait un non-sens. Om kort te gaan, de sympathieke figuren zijn wat al te sympathiek; maar de vijanden ziet Barrès dikwijls goed. Haat en afkeer kunnen sterke lampen zijn. ***
Zijn laatste roman, La Colline inspirée (1913) is als geheel misschien het mooiste boek dat hij tot nu heeft geschreven. In het vorige hoofdstuk gaf ik aan hoe Barrès tegenover de Katholieke kerk staat en, om La Col- | |
[pagina 103]
| |
line inspirée tot in bijzonderheden te doorproeven, moet men zich dat herinneren. Want het hoofdgegeven van dezen (historischen) roman is een strijd tusschen het individualisme en de Katholieke kerk. De priester Léopold Baillard wil, op zijn wijze, God dienen en tevens aan de streek zijner geboorte, het deel van Lotharingen rondom den heuvel van Sion-Vaudémont, haar vroegere welvaart en grootheid hergeven. Op zijn wijze.... bijgevolg kan de kerk van Rome, die, als katholieke instelling, individualisme noch particularisme mag dulden, Baillard niet ongemoeid laten. De krachtige prediker en kloosterstichter, die in minder ordelijke tijden misschien een heilige zou zijn geworden, gaat ten onder in den strijd tegen het georganiseerd spiritualisme dat door de Roomsche kerk wordt vertegenwoordigd. Door zijn geestelijke superieuren vervolgd, werpt hij zich in de armen van een zich noemenden ‘profeet’, den godsdienstwaanzinnigen Vintras; als tenslotte de pauselijke excommunicatie hem treft, is het weldra met zijn invloed en welvaart gedaan. Het individualisme wijkt voor de orde; de vrije volksgeest legt het af tegen de kerk. En wij moeten toegeven: in dit geval tot onze voldoening. De bekrompenheid der winnende kerk blijft te verkiezen boven den godsdienstwaanzin waartoe de ketter Baillard vervalt. Ware Léopold minder dwaas, onze voldoening over den triumf zijner vijanden zou geringer zijn. Er is, nietwaar, zeer aannemelijke ketterij... Ook de auteur, die eenige malen met een enkele wending de verblindheid van zijn held aanduidt, schijnt het zoo te begrijpen. Niet geheel valt hij den vrijen, soms ketterschen volksgeest af: slechts Baillard's ketterij verwerpt hij. Indien een georganiseerd christendom nog noodig is, zoo wil hij zeggen, moeten de kerk en de vrije volksgeest elkaar versterken.... door elkaar | |
[pagina 104]
| |
te bestrijden. De worsteling zal beide krachtig maken. Beide hebben hun goed recht. Een geestdrift als die, welke in de volkspsyche leeft, is zonder tucht verderfelijk; maar de kerkelijke orde heeft weinig waarde zonder geestdrift. Al strijdende moeten beide machten elkaar pogen te waardeeren: de vrije volksgeest moet zich soms onderwerpen, maar: dat dan ook de kerk het individueel élan niet geheel miskenne... Eén ding is bij dit alles vooral opmerkelijk, en verheugend: wat de consequente individualist Barrès ook predike, zelf zich aan een kerk onderwerpen doet hij niet! Dit boek is een uitnemend kunstwerk. Nergens misschien in zijn oeuvre vindt men dien opmerkelijken, veelzeggend-beknopten stijl zoo goed volgehouden. Il est des lieux où souffle l'esprit, zegt hij in het eerste hoofdstuk. Ce sont les temples du plein air. Ici nous éprouvons, soudain, le besoin de briser de chétives entraves pour nous épanouir à plus de lumière. Une émotion nous soulève; notre énergie se déploie toute, et sur deux ailes de prière et de poésie s'élance à de grandes affirmations. In geen zijner boeken ontbreekt zoo zeer het gedwongene, egotistische: hij schreef dit werk blijkbaar met volkomen overgave aan zijn onderwerp. Hoe heeft men, nog na dit boek, kunnen zeggen dat Barrès geen verbeeldingskracht bezit! Hij ziet en doet zien. Wij leven mee; wij zijn geloovig Katholiek met pater Aubry, vaderlandslievend, ondernemend, profetisch met Baillard. Met welk een welsprekendheid eischt Barrès zelf dat men, bij toestanden als door hem beschreven, eigen zienswijze terzijde stelt: Arrière ces yeux médiocres qui ne savent rien voir, qui décolorent et rabaissent tous les spectacles, qui refusent de reconnaître sous les formes du jour les types éternels et, sous une redingote ou bien une soutane, Simon le magicien et le sorcier moyenâgeux! Ils amoindriraient l'intérêt de la vie. Qu'est-ce donc, disent-ils avec dédain, que ce Vintras, cet | |
[pagina t.o. 104]
| |
Gezicht op Vaudémont in Lotharingen.
‘A l'extrémité du promontoire surgit un noble château ruiné au milieu de toits rouges.’. (La Colline inspirée) | |
[pagina 105]
| |
enfant naturel, élevé par charité à l'hôpital de Bayeux, successivement commis libraire à Paris, ouvrier tailleur à Gif et à Chevreuse, marchand forain, domestique chez des Anglais à Lion-sur-Mer, commis chez un marchand de vins à Bayeux, puis en dernier lieu associé à la direction d'une petite fabrique de carton à Tilly-sur-Seulles, et qui reçoit un beau jour la visite de l'archange saint Michel! Cela ne mérite pas de retenir une minute notre attention. Un mauvais drôle de trente-quatre ans, dont toute la science se borne à la lecture, à l'écriture et au calcul, à qui l'Archange, sous la forme d'un beau vieillard, vient annoncer que le Ciel lui confie une mission, qui prétend réformer l'Eglise, qui se dit le prophète Elie réincarné! Laissez-nous rire de pitié. Certainement nous sommes en présence d'un aliéné doublé d'un escroc.... Soit! Va pour escroc et aliéné, mais pourtant autour de ce Vintras des gens s'amassent. Ils disent: Ipse est Elias qui venturus est; voici le prophète Elie, l'organe de Dieu, qui va régénérer le christianisme. Uit het eerste hoofdstuk haalde ik zooeven eenige zinnen aan ter kenschetsing van Barrès' bondigen stijl; men geniete nog uit diezelfde inleiding - uit die ouverture, zou ik willen zeggen - het volgende breede, gedragen stuk muziek: D'où vient la puissance de ces lieux? La doivent-ils au souvenir de quelque grand fait historique, à la beauté d'un site exceptionnel, à l'émotion des foules qui du fond des âges y vinrent s'émouvoir? Leur vertu est plus mystérieuse. Elle précéda leur gloire et saurait y survivre. Que les chênes fatidiques soient coupés, la fontaine remplie de sable et les sentiers recouverts, ces solitudes ne sont pas déchues de pouvoir. La vapeur de leurs oracles s'exhale, même s'il n'est plus de prophétesse pour la respirer. Et n'en doutons pas, il est de par le monde infiniment de ces points spirituels qui ne sont pas encore révélés, pareils à ces âmes voilées dont nul n'a reconnu la grandeur. Combien de fois, au hasard d'une heureuse et profonde journée, n'avons-nous pas rencontré la lisière d'un bois, un sommet, une source, une simple prairie, qui nous commandaient de faire taire nos pensées et d'écouter plus profond que notre coeur! Silence! les dieux sont ici. | |
[pagina 106]
| |
entraînent, nous font admettre insensiblement un ordre de faits supérieurs à ceux où tourne à l'ordinaire notre vie. Ils nous disposent à connaître un sens de l'existence plus secret que celui qui nous est familier, et, sans rien nous expliquer, ils nous communiquent une interprétation religieuse de notre destinée. Ces influences longuement soutenues produiraient d'elles-mêmes des vies rythmées et vigoureuses, franches et nobles comme des poèmes. Il semble que, chargées d'une mission spéciale, ces terres doivent intervenir, d'une manière irrégulière et selon les circonstances, pour former des êtres supérieurs et favoriser les hautes idées morales. C'est là que notre nature produit avec aisance sa meilleure poésie, la poésie des grandes croyances. Un rationalisme indigne de son nom veut ignorer ces endroits souverains. Comme si la raison pouvait mépriser aucun fait d'expérience! Seuls des yeux distraits ou trop faibles ne distinguent pas les feux de ces éternels buissons ardents. Pour l'âme, de tels espaces sont des puissances comme la beauté ou le génie. Elle ne peut les approcher sans les reconnaître. Il y a des lieux où souffle l'esprit. Zulke plaatsen - de heuvel van Sion-Vaudémont is er een van - leeren ons een religieuse interpretatie van ons lot, zegt Barrès. Er zijn méér passages in dit werk waar hij blijk geeft, zoo niet van dogmatische overtuigingen, dan toch van een diepgodsdienstig gevoel. En zelfs de meer bepaald christelijke gevoelens van Léopold is hij bij machte innig mee te beleven; ziehier hoe hij spreekt over de non Thérèse als zij zingt voor Baillard: Laissant les autres soeurs verser le vin et faire le service, elle déposait aux pieds de son maître le globe étincelànt des émotions de ce petit cénacle. Il y avait de la magicienne dans cette paysanne coiffée du bandeau des religieuses. Jeune encore, elle cachait sous sa coiffe de nonne la mèche échevelée que nos vieilles prophétesses lorraines livrent au vent du sabbat. Dans son cantique, un mot entre tous, ce mot de Sion, perpétuellement répété de strophe en strophe, exerçait sur Léopold une action prestigieuse. Sion, c'était pour ce grand imaginatif la Jérusalem terrestre et la Jérusalem céleste; c'était sa montagne, son église et son pèlerinage; | |
[pagina 107]
| |
c'était plus encore, et, dans ce beau mot, il plaçait le sentiment de l'infini qu'il portait en lui. Lorsque ces magiques syllabes, chargées d'une si riche émotion, se mêlaient au souffle harmonieux de la miraculée, il semblait qu'il subît une incantation. Stemmingen - de stemming van verlatenheid na de processie -; poëzie; - de poëzie der bronnen -; dramatiek - de spannende strijd tusschen Rome en den ketter: het is alles even diep gevoeld en krachtig meegedeeld. Ainsi les deux prêtres (Léopold en zijn tegenstander) priaient et s'absorbaient dans un magnifique duel religieux, comme si les vanités du siècle se fussent évanouies dans cette nuit. Léopold Baillard ne voyait dans toute la montagne que le père Aubry, pareil à un soldat en faction et qui se dessinait, au clair de lune, là-haut, sur la terrasse. Et l'Oblat (Aubry), de son côté, ne regardait que le schismatique. Toutes les maisons étaient closes dans Saxon et dans Sion; pas une lumière à l'horizon, pas un passant sur les routes. Les deux serviteurs de la divinité étaient seuls, l'un devant l'autre, dans cette vaste solitude, et soutenus, remplis par un prodigieux sentiment tragique. L'Oblat sentait derrière lui toutes les forces de la hiérarchie échelonnées jusqu'à Rome, et Léopold se savait assisté par une immense armée des morts et par les cohortes célestes. Autour d'eux, les villages dormaient. Ils dormaient comme les moissonneurs autour de Booz qui songe, comme les compagnons de Jacob quand celui-ci lutte avec l'Ange. A tous instants, des éclairs, pareils aux signaux d'un grand phare invisible, parcouraient cette nuit brûlante, et chacun des deux prêtres, en se signant, appelait, attendait contre l'autre une intervention surnaturelle. C'était aux premiers jours du mois de juillet 1870. Welk een poëzie en welk een dramatiek in zulk een korte bladzij! De karakterteekening is uitnemend. Léopold leeft volkomen, evenals zijn broers François en Quirin. Deze spichtig en practisch; François goedwillig, een beetje dom en voor een priester wel erg terre à terre; Léopold een groot idealist vol élan, maar | |
[pagina 108]
| |
ook een inhalige boer. Men zou hen herkennen als men ze ontmoette. Het is verleidelijk - en gebruikelijk - van een schrijver die zich vooral als essayist en prozadichter heeft doen kennen, te beweren dat hij geen levende figuren weet te scheppen: men wil hem toch één talent ontzeggen! Sommige critici hebben het ook van Barrès beweerd, maar dit boek logenstraft hen ten eenenmale. Ook de ironicus in Barrès is hier weer af en toe aan het woord. Men leze hoe hij zich over den ‘profeet’ Vintras uitlaat: Un profond silence s'était établi. Léopold frappa trois fois à la porte de la chapelle. L'Organe (d.i. Vintras) l'ouvrit toute grande.... Lui aussi est magnifiquement vêtu. Il porte une robe rouge, une ceinture blanche; il est chaussé de rouge. En tenslotte merken wij in La Colline inspirée een voor Barrès vrijwel nieuw element op: de hoofdpersoon voelt zich Kelt; hier en daar is sprake van Keltische overblijfselen, als b.v. een beeld van de godin Rosmertha, en, na verteld te hebben hoe men eens op het plateau van Sion-Vaudémont een Gallisch afgodsbeeld had opgegraven, schrijft de auteur: Ils ne reviendront jamais, les siècles de jadis, mais ils sont blottis, tout fatigués et dénaturés contre nos âmes, et que | |
[pagina 109]
| |
dans un cri, dans un mot, dans un chant sacré, ils se lèvent d'un coeur sonore, tous les coeurs en seraient bouleversés. Zullen wij dit ‘chant sacré’ van Barrès in de toekomst te hooren krijgen? Ook in La Grande Pitié des Eglises de France komt dit keltisme tot uiting. Barrès vindt zich blijkbaar ten deele terug tot in zijn Gallische voorouders. Het zal interessant zijn na te gaan hoe zijn gemoedsleven zich in dit opzicht ontwikkelt. Zijn meester Renan reeds had op later leeftijd groote belangstelling betoond voor het volk waaruit hij was voortgesproten: de eveneens Keltische Bretagners. Er is in dit opzicht eenige gelijkenis tusschen de evolutie van meester en discipel. Trouwens de roman La Colline inspirée is, in zijn geheel, bij uitstek werk van een aan Renan verwant gemoed: een gemoed vol liefde voor een kerk waaraan het weigert zich te onderwerpen. En hiermede zijn Barrès' werken van maatschappelijke kunst besproken. Het zijn even zooveel gebaren van den man van de daad. Les Déracinés, L'Appel au Soldat en Leurs figures betreffen de binnenlandsche, Au Service de l'Allemagne en Colette Baudoche de buitenlandsche politiek van Frankrijk. Les Déracinés verdedigt bovendien een opvoedkundig ideaal. En alle vijf zijn doortrokken van Barrès' traditionalistische zedeleer. La Colline inspirée tenslotte duidt zijn positie aan ten opzichte van de kerk. Maar, behalve gebaren van den politicus en moralist, zijn deze zes boeken ook goede kunst. Misschien zullen zij als zoodanig het langst worden gewaardeerd.... |
|