Maurice Barrès
(1918)–Johannes Tielrooy– Auteursrecht onbekend
[pagina 17]
| |
II.
| |
[pagina 18]
| |
als de ik-philosophie en de werkelijkheid bij Kant: zulk een ontwikkeld man is zeker denkbaar.... Hij neemt kennis van den raadselachtigen titel: Onder de oogen der Barbaren, hij slaat het open, en leest op de eerste bladzij dat hij hier te doen heeft met een ‘realistische monographie.’ Daarna verneemt de lezer, dat ieder van ons de werkelijkheid ziet op een eigen manier en dat er, om kort te gaan, verscheidene werkelijkheden zijn. Hij zal worden onderhouden, niet over de omstandigheden waaronder de held verkeert in de wereld, maar alleen over zijn innerlijk leven. Dan is er sprake van een jonge vrouw om een jongmensch heen: ‘Au premier feuillet on voit une jeune femme autour d'un jeune homme,’ en van hetgeen dit kan beduiden; waarop de schrijver tenslotte verklaart, dat de held op sommige avonden, in gezelschap van eenvoudige vrouwen - ‘de simples femmes, agréables et gaies, mais soumises à la vision coutumière de l'univers qu'elles relèvent d'une ironie facile’ - bij zichzelf zijn ‘poupées de derrière la tête’ verloochende, dat hij echter spoedig tot de ‘nuances’ die in dit ‘bréviaire d'égotisme’ worden uitgesponnen, terugkeerde, al besefte hij ook steeds, ‘dans ses pires surexcitations’ zelfs, dat hij ontroerd was om een fictie en al had hij ook weken van een banale visie.... Na deze inleiding begint de eigenlijke roman. Het is een boek van idealisme, zeide ik; van wijsgeerig idealisme, wel te verstaan, een idealisme dat het stoffelijke ontkent of gering acht, dat niets als werkelijk beschouwt dan den geest. Vandaar die bewering aan het begin dat er verscheidene realiteiten zijn, want is niet iedere realiteit een uitvloeisel van den geest die haar vormt? Vandaar ook een aardige vondst: aan den aanvang van elk hoofdstuk worden in een korte bladzij - getiteld concordance - minachtend beknopt, als om dien stumper van | |
[pagina 19]
| |
een gewonen lezer toch ook even te helpen, de alleen maar uiterlijke omstandigheden van den hoofdpersoon Philippe vermeld, terwijl het leven van de ziel, het eenig ware, wordt ontrold in de telkens volgende ‘zieleschetsen’, als men 't zoo mag noemen. Zoo werkt PhilippeGa naar voetnoot1) ‘in de wereld’ als attaché bij Buitenlandsche Zaken, als secretaris van een onderstaatssecretaris, om niet te spreken van eenige andere onbeduidende besognes. Maar tehuis bezoekt hem de Extase. Daar vergeet hij alles: menschen, gebeurtenissen, ideeën; daar stijgt hij op tot het Absolute. Daar veracht hij met souvereine verachting zijn medemenschen uit de stoffelijke wereld, die hij de barbaren noemt; hij bedoelt de overtuigden, hen die aan ieder ding zijn naam hebben gegeven, die weten wanneer het behoorlijk is om te lachen en wanneer men ernstig moet zijn. Het ‘gezond verstand’ antwoordt wel met de vraag, wie hij dan zelf is. Velen zijn groot geweest vóór u, zegt het; bewijs dat ook gij dat zijt. Maar hoe gepast dit antwoord ons ook mag schijnen, het brengt bij Philippe slechts verontwaardiging teweeg. Je m'indigne et je réponds: ‘Quoi! comme les autres! me définir, c'est à dire me limiter!’ Neen, de eigen ziel is mij voldoende; die intact te bewaren is mijn taak. Délices de comprendre, de se développer, de vibrer, de faire l'harmonie entre soi et le monde, de se remplir d'images indéfinies et profondes; beaux yeux qu'on voit au dedans de soi pleins de passion, de science et d'ironie, et qui nous grisent en se défendant, et qui de leur secret disent seulement: ‘Nous sommes de la même race que toi, ardents et découragés.’ Daarin is geluk, want dat is scheppen; en scheppen in extase, welk hooger geluk is er denkbaar? | |
[pagina 20]
| |
Men ziet het: een hier en daar amechtig en onsamenhangend, soms welsprekend idealisme. Maar geen psychologie. Sous l'oeil des Barbares is geen psychologische roman. Bourget, die het boek zoo prees, heeft dat ten onrechte gemeend. Het is geen studie, geen uiteenzetting-door-uitbeelding, geen verklaring. Het is de tegelijk geestdriftige en langoureuse weergave van een gemoedstoestand, zooals de Imitatio de lyrische beschrijving van een monnikenziel was: de vergelijking is van Barrès zelfGa naar voetnoot1). Het geeft de gevoelens, zegt de schrijverGa naar voetnoot2), ‘van een zuiveren lettré, trotsch, verfijnd en ontwapend, op zijn 20ste jaar geworpen in den harden Parijschen wedloop.’ Het is ‘hartstochtelijke ideologie.’Ga naar voetnoot3) Dat verklaart ook de duisterheid van het boek, want duister is het dikwijls; de verschillende gemoedstoestanden zijn eenvoudig naast elkaar geplaatst, het geheel is een reeks van gedichten in proza, waarvan het verband niet steeds helder wordt aangeduid. En niet alleen daardoor is het duister. Bij voorkeur worden geestelijke termen gebruikt om tenslotte zeer wereldsche gedachten aan te duiden; het ik wordt besproken met het accent van den geloovige die over zijn God spreekt. En wel zeer precieus klinken passages als deze: Le jeune homme et la toute jeune femme dont l'heureuse parure et les charmes embaument cette aurore fleurie, la main dans la main s'acheminent et le soleil les conduit. - Prenez garde, ami, n'êtes-vous pas sur le point de vous ennuyer? of elders: Et comme elle ne répondait point et qu'il craignait toute tristesse, il leva les yeux de sa vague image balancée sur l'eau, pour regarder la jeune femme. Debout dans la lucidité de ce soir or et rose, - un oiseau comme une flèche dans le ciel entrait, - d'un geste pur, | |
[pagina 21]
| |
elle entr'ouvrit son manteau et révéla son corps dont la ligne était franche, la chair jeune et mate. Voorwaar, bladzijden om door een Beardsley of een De Nerée te worden geïllustreerd! De criticus Francisque Sarcey, verpersoonlijking van het ‘gezond verstand’, verklaarde, met volkomen zelfingenomenheid, dat hij er niets van begreep.... En ook fijner geesten hielden Barrès na dit eerste boek voor niet anders dan een ironicus; zoo J.-H. Rosny, zoo zelfs Leconte de Lisle. Nu was er ook alle reden om juist aan een ironische bedoeling te gelooven, tenminste bij oppervlakkige lezing. Philippe wenscht zich een ideaal om voor te leven; één voor één onderzoekt hij alle denkbare idealen; met inderdaad onmiskenbare, en zeer fijne ironie wordt elk dier idealen aangeduid en verworpen, en de conclusie is een bijna volkomen scepticisme. Zoo vraagt Philippe wat levenswijsheid is. Levenswijsheid, antwoordt een oude heer, gezeten op de Duitsche ezelin Pessimisme, is als volgt te definieeren: répandre les fleurs préférées sous les quarante ans de vie moyenne qu'à notre majorité nous entreprîmes. Satisfaisons nos appétits, de quelque nom que les glorifie ou les invectivie le vulgaire. Je vous le dirai en confidence, mon ami, je n'aime plus guère à cette heure que les viandes grillées vivement cuites et les déclamations un peu courtes. Laat ons dus zoo goed mogelijk onze neigingen bevredigen! En een zoo mager ideaal kan nog alleen worden nagestreefd op voorwaarde dat wij geld bezitten en achting genieten. Is wellicht de liefde een schooner levensideaal? Voorzeker, het zal goed zijn over een vrouw te beschikken wanneer, op het uur dat de maan opkomt, à cette heure étoilée qui frissonne du gémissement des fiévreux et du perpétuel soupir des amantes, une langueur nous pénètre, un effroi de la solitude, une élévation mystique et des désirs assez vifs. Helaas, hoe moeilijk | |
[pagina 22]
| |
is het lief te hebben. Is niet de geest het eenig werkelijke? Is het dus niet de geest die de gevoelens jegens het geliefde Voorwerp zelve schept; jazelfs, leidt dit Voorwerp wel inderdaad een eigen bestaan? Hoe kwellend is het steeds u bezig te houden met een simpel meisje, haar zelfs te aanbidden en de Eeuwige Wijsheid te verwaarloozen om zulk een beperkt en nietig voorwerp! En als zulk een kind u lief krijgt, hoe vermoeiend, en als ze u mooi vindt hoe ergerlijk: zal dan nooit iemand u lief hebben om uw innerlijk, zal een ieder steeds alleen dat zien, wat u zelf zoo verwerpelijk lijkt, het schamel kleed uwer schoone, uwer kostbare ziel? Tracht eens zoo'n schepseltje uw verfijnden en smartelijken gemoedstoestand duidelijk te maken; zal ze niet zoowaar verkiezen naar een banaal kermisschouwspel te gaan kijken, en is het Philippe niet overkomen dat hij zich, ‘Dieu sait pourquoi’, hoorde toevoegen, als eenig antwoord op zijn zachte verwijten: ‘J'adore la gymnastique’? Nu, gij zult haar ook niet kunnen houden; zéér spoedig zal zij u verlaten met een of anderen Zuiderling - en het zal goed zijn. Wellicht wendt gij u dan tot wetenschap of wijsbegeerte? Gij zult dan moeten inzien dat de wetenschap u niet anders brengt dan lang versleten waarheid. En zeker! wel zeer bevrijd gevoelt men zich in den Tempel der Eeuwige Wijsheid, waar men tezamen leeft met groote geesten. Maar.... welke van die groote geesten zijn eigenlijk de meest charmante? Het zijn les plus surannés qui, têtus de complexités, coquettent avec les mystères (Renan!) en verder ces sages légers qui pivotent sur leurs talons et, sachant sourire, ignorent parfois la patience de comprendre. (geesten als Voltaire?) Wel ontmoedigend, als men het bedenkt.... En geen wonder dat Philippe het nu en dan opgeeft. | |
[pagina 23]
| |
Suprême fleur de toutes ces cultures, l'héritier d'une telle sagesse, étendu sur le dos, bâillait. Wat dunkt u van de schoonheid? Willen wij den verheffenden eeredienst vieren van dien Schoonen Vorm die ons over de smart van te leven zelfs kan troosten? Goed; maar denk er niet te veel over na. Want gij komt er zoo licht toe, dien vorm te verklaren en er de betrekkelijke onwaarde van te beseffen. ....cette forme (en ik citeer hier een der mooiste passages van het boek) ....qui sait des alanguissements comme des caresses pour les douleurs, des chuchotements et des nostalgies pour les tendresses et des sursauts d'hosannah pour nos triomphes rares, cette beauté du verbe, plastique et idéale et dont il est délicieux de se tourmenter, - on l'explique, on la démonte; elle se fait d'épithètes, de cadences que les sots apprennent presque, dont ils jonglent et qu'ils avilissent.... Zullen wij dan leeren inzien, dat, s'il faut parfois se résigner à paraître fonctionnaire, commerçant, soldat, artiste ou savant, il convient de n'oublier jamais que ce sont là de tristes infirmités? Zullen wij leven in de wereld, als dandies, en een levenskunst beoefenen die ons onfeilbaar verheft boven allen, kunstenaars, geleerden, philosofen, voor zoover zij niet volmaakt zijn opgevoed als wij? Om 5 uur gezeten zijn in een salon en daar fijntjes causeeren avec trois dames et un monsieur, qui sourient et se regardent et nous admirent, tandis qu'avec aisance nous buvons une tasse de thé, et que, sans crainte, nous allongeons la jambe, ayant des chaussettes de soie très soignées? Mocht dit niet voldoende zijn, dan zal de roem misschien ons leven kunnen vullen. Moeilijk te verkrijgen is hij zeker niet. Een oude heer, M.X.... M.X....., causeur divin, maître qui institua des doubles à toutes les certitudes, et dont le contact exquis amollit les plus rudes sectaires, geèft Philippe een recept om zich beroemdheid te verwerven. Schaf u om te beginnen een specialiteit aan; vergeet dan nooit welke manieren en maniertjes, welke tic's, | |
[pagina 24]
| |
welke haarlokken en coupe van kleeren behooren bij uw specialiteit. Laat het publiek voortaan aan uw houding alleen al zien waartoe gij geroepen zijt. Zorg er bovendien voor dat gij uw onmiddellijke voorgangers op uw hand hebt: en gij zijt zeker van den roem. Die trouwens waardeloos is.... voegt Renan er dadelijk bij. (Want, men heeft het al geraden, de oude heer is niemand anders dan Barrès' meester Renan).Ga naar voetnoot1) Ik weet niet hoe het u gaat; maar Philippe is zooveel dilettantisme te veel: poussé, je suppose, par un respect, peut-être héréditaire, pour l'impératif catégorique, il passa tout d'un trait les bornes mêmes du pyrrhonisme qu'on lui enseignait: jusqu'à soudain administrer à ce vieillard compliqué une volée de coups de canne. Neen, het is wel duidelijk: niets kan ons bevredigen. De levenswijsheid is weinig verheffend; de liefde een waan; wetenschap en wijsbegeerte zijn nietszeggend; schoonheid is te gemakkelijk; levenskunst te leeg; beroemdheid te verkrijgen door slim overleg. Het schijnt wel of Philippe in het leven niet anders weet te doen dan in alle opgeblazen idealen van de menschheid één voor één een prikje te geven, zoodat ze slap en voddig neerhangen, als leeggeloopen luchtballons. En toch! Eén groote, onaantastbare zekerheid hebben wij: ons eigen ik. Dat tenminste kan niet ontkend en verworpen worden. Dat voelen wij hijgen en kloppen, smeeken en zingen, vertwijfelen en juichen! Niets is, dan het ik. Levenswijsheid, zeide de sceptische ruiter van de ezelin Pessimisme, is: zijn neigingen te bevredigen. Laat ons dit van hem overnemen, maar onder neigingen verstaan: | |
[pagina 25]
| |
de behoeften onzer ziel; onder bevredigen: zorgvuldig koesteren, aandachtig bestudeeren, hartstochtelijk exalteeren! Laat ons trachten in de hoogste mate onszelf te zijn. Het kan immers! De extase is immers mogelijk! Hoe dikwijls heeft Philippe haar al niet beleefd.... Zoo volgt hij de sceptische epigonen van Renan, de dilettanti, op al hun wegen; maar terwijl zij steeds teruggaan naar een tour d'ivoire, van waar zij het leven en zichzelf met een glimlach bezien, slaat hij vastberaden en ernstig den weg in naar die ééne zekerheid: het ik. Scepticus met één restrictie.... individualist. Zeide ik niet dat dit een boek van idealisme en van individualisme was? Helaas, een oud geschiedverhaal leert Philippe hoe het hun, die de hoogste wijsheid bestreven, vergaat. De geleerde (en, laat ik het maar bekennen, eenigszins pedante) maagd Athene van wie de schrijver ons, midden in zijn boek, min of meer onverwacht vertelt, zoekt het hoogste te beleven in haar boekerij van het Alexandrijnsch SerapeumGa naar voetnoot1). Maar de Barbaren, de eerste Christenen, haten Athene's wijsheid en bestormen haar burcht. En onder de oogen der (eveneens Barbaarsche) keizerlijke legioenen, die de stad wel beschermen, maar niet den burcht der wijsheid, wordt de maagd gedood. Onder de oogen der Barbaren.... Gedood wordt Philippe niet; maar hem dringen andere Barbaren hun levensvisie op, hem sleuren ze mee ‘in de wereld.’ En het valt hem zoo moeilijk bij dien drang zijn eigen hooge ideaal te verdedigen. Want.... ondanks alles heeft hij toch te weinig zekerheid; niet steeds nog voelt hij metterdaad wat hij kent als zoodanig.... | |
[pagina 26]
| |
Wel nl. bezingt dit boek in verrukking (en wat kortademig) het geestelijk ik, wel is het een getuigenis van het vast geloof in den geest en het willen gelooven in de individualiteit; wel roept het de hooge schoonheid uit van het wijsgeerig idealisme en de genietingen van het trotsche ik-bewustzijn. Die twee houdingen, idealisme en individualisme, had Barrès dan ook, mede door lectuur en omgang met tijdgenooten, voor goed aangenomen. Maar het boek zou gering zijn als het alleen dat ware.... Het is meer. Voor het eerst in de litteratuur misschien, wordt er zoo vernuftig, met zulk een kracht van uitdrukking, zoo moedig oprecht ook, in getoond dat de rijkste, de diepste, de gevoeligste ziel niet steeds, niet op elk oogenblik gevoelig is. Sécheresse, ziedaar het woord waarmee een telkens terugkeerende gemoedstoestand van Philippe hier wordt aangeduid: dorheid, ongevoeligheid, daaraan lijdt voortdurend weer de toch uiterst gevoelige egotist. Soms is hem waarlijk alles te laf, te kleurloos; vrienden, het salonleven, muziek zelfs. De minste aanraking met zijn medemenschen vervult hem met walging; ze zijn hem te ruw, te leelijk-gezond, hun controle hindert hem. Onder de oogen der Barbaren vertwijfelt hij. Zij die ‘zich van het leven een beeld vormen tegengesteld aan het beeld, dat hij er zichzelf van maakt’Ga naar voetnoot1), de Barbaren, dringen zich aan hem op, zooals zij hem in zijn kindsheid reeds verdrukten. Als hij, levende au milieu des militaires, des curés, des ingénieurs, des demoiselles et des collectionneurs, ziet hoe die allen bijna niets beoordeelen als hij, heeft hij eindelijk niet langer de kracht om zijn visie scherp te zetten tegenover de hunne of haar zelfs te handhaven voor zichzelf. Niet door hun schuld alleen, overigens. Er is | |
[pagina 27]
| |
iets ergers dan hun tyrannie; nog een andere oorzaak heeft zijn sécheresse. Ontwaar een gevoel in uzelf; beschouw het, vermei u er in, bestudeer het, kweek het aan, tracht het te verinnigen en te verwijden tegelijk.... Hoe meer gij het ziet en bestudeert en aankweekt, des te meer schrompelt het ineen, des te gewoner, onbeduidender, nietiger wordt het; eindelijk verdampt het geheel. ‘Ik heb opgelet’, zegt Lodewijk van DeysselGa naar voetnoot1), ‘dat als ik bij een beweging, het verplaatsen van een voorwerp, zeg tot mijzelf: “denk er aan, dit geeft geluid en alle geluid is heden aangenaam”, en dus de aandoening vooruit verwacht, zij toch gebeurt en mij 't genoegen geeft, ofschoon in andere tijden het genoegen wordt vernietigd door te zijn verwacht.’ Niet ieder is zoo gelukkig als Frank Rozelaar. Meestal verhindert de verwachting het genoegen: de bewustheid doodt het gevoel. Vooral jonge menschen weten dat. Vele malen heeft men genoten van een grootsch schouwspel, van een pathetisch samentreffen; even zooveel malen kwam de ontroering; maar telkens werd zij meer voorzien, beter gekend, fijner ontleed. En eindelijk zegt men tot zichzelf: zie nu komt weer de ontroering, nu komt de geestdrift.... en ze blijven uit; de smartelijke zekerheid alleen is over dat ze er weer geweest zouden zijn, als men één oogenblik niet zichzelf had gezien, als het bewustzijn één moment was opgeheven. En een koortsachtig verlangen naar telkens frissche emotie verlaat u niet meer. Zoo nu moet men aannemen dat het Philippe - en Barrès! - in dien tijd wel eens ging, en zeker bewijst het een relatieve ongestadigheid van gevoel die men (terecht?) in jonge kunstenaars zelden verwacht. Telkens ontwaart Philippe dat hij zijn ziel als het | |
[pagina 28]
| |
ware leeggedacht en leeggevoeld heeft. Zijn eigen extase lijkt hem dan dwaas, bedacht, onecht; door de simpelste redeneering ziet hij haar, tot eigen pijnlijke ontmoediging, op eenmaal weggevaagd. Om toch maar te blijven gevoelen, komt hij soms tot pogingen om nieuwe extases kunstmatig te verwekken; maar och, reeds vóór de inspanning eigenlijk is hij moede.... Een gevoel van ziekelijke onvoldaanheid vervult hem. Alle mogelijkheden van emotie weet hij uitgeput.... Zoolang tenminste als hij blijft wie hij is. Want één redmiddel bestaat er nog voor hem: een leven van de daad. Niet dat de daad zelf hem aantrekt; neen, evenals Renan (meer dan deze, eigenlijk!), evenals de andere dilettanti met wie hij zich verwant voelt, ziet hij in hoe beuzelachtig alle doeleinden zijn die ons in dit leven worden gesteld. Maar.... heeft Philippe den ouden scepticus niet afgeranseld? Eén ding immers was niet beuzelachtig: het genotgevend functioneeren onzer eigen ziel; en wie weet of niet een actief leven, een leven in de maatschappij, Philippe's ziel nieuwe verrukking, nieuwe smart, nieuwe beweging in elk geval, zal mededeelen? En niet zonder welsprekendheid roept hij, smeekt hij tenslotte om een meester die hem de kracht geeft om te willen, om voortaan opnieuw met zelfvertrouwen naar verwezenlijking van eigen ik te streven - en nu door de daad. O, dat de meester hem den weg wijze tot de daad: Toi seul, ô mon maître.... je te supplie que par une suprême tutelle, tu me choisisses le sentier où s'accomplira ma destinée. Toi seul, ô maître, si tu existes quelque part, axiome, religion ou prince des hommes. ***
Zoo is het met Philippe, en zoo zal het met Barrès zelf zijn. Maar vooreerst zijn bij hem de mogelijkheden van zelfbevrediging nog niet in die mate | |
[pagina 29]
| |
uitgeput. Aan een vlucht in de werkelijkheid - een uiterste immers! - is Barrès in den tijd dat hij zijn Barbares schrijft, 1886-87, nog niet toe. Wel heeft hij hetzelfde doorgemaakt als Philippe, wel kent hij diens idealisme, individualisme en sécheresse; maar niet is Barrès, als hij, genoodzaakt reeds tot de daad zijn toevlucht te nemen. Immers hij is uit zijn provincie te Parijs gekomen, niet alleen met den drang tot handelen en gevoelen, maar ook met de neiging om te leeren. En geleerd heeft hij eigenlijk nog zoo weinig.... Hoeveel verrijking kan zijn innerlijk leven nog vinden door reizen, studie en kunstgenot! En nog om een andere reden is hij niet op een leven van de daad aangewezen. Ook al was het niet waar dat hij van buiten af nog verrijking van zijn ziel kan vinden, dan nog zou hem de hoop overblijven zijn sécheresse te verdrijven, en wel: kunst matig. Hij meent dat daarvoor een doeltreffende methode bestaat. En zelfs, mocht deze niet baten, dan blijft een derde middel over ter redding uit gevoelloosheid: een poging om zich vaderlander te gevoelen. Het toepassen van die methode, de neiging tot verruiming van het ik in het vaderland en het streven naar verrijking uit de buitenwereld - ziedaar dan ook hetgeen Barrès blijkbaar vervulde in den tijd dat hij zijn volgend belangrijk werk, Un Homme libre, concipiëerde (1887)Ga naar voetnoot1). Het herinnert dadelijk aan Sous l'oeil des Barbares. Weer ontmoet men hier die onvoldaanheid met de oplossingen welke het verstand ons aan de hand weet te doen, wanneer wij naar een doel zoeken om voor te leven. Philippe en zijn gelijkgestemde vriend Simon zien zich genoodzaakt genoegen te | |
[pagina 30]
| |
nemen met de gedachte dat er geen enkele zekerheid is buiten ons eigen ik, dat er overigens slechts zijn des manières de voir, que chacune d'elles contredit l'autre, et que nous pouvons, avec un peu d'habileté, les avoir toutes sur un même objet. Men ziet het: eenzelfde scepticisme, eenzelfde individualisme. En daarnaast wordt hier op de sécheresse de nadruk gelegd. Philippe en Simon weten dat zij alleen gelukkig kunnen zijn wanneer zij diep gevoelen. En tevens hebben zij ervaren dat hun geluk nog verdubbeld wordt zoo zij terzelfdertijd hun gevoel ontleden: had Barrès zelf niet in zijn kindsheid al zich verheugd in het spel zijner eigen gevoelens? Vandaar hun twee beginselen: PREMIER PRINCIPE: Nous ne sommes jamais si heureux que dans l'exaltation. Exaltatie en zelf-analyse: ziedaar dus voor hen de beide wegen tot geluk. Helaas, zagen wij het niet al? juist die analyse is op den duur zoo noodlottig voor het gevoel. Voortdurend ontglipt het hun dan ook; iederen dag moet het opnieuw en met moeite geschapen worden. Hoe het te behouden, hoe tenminste te verkrijgen dat het gevoel telkens nieuw en sappig in hen ontluikt? Hoe de sécheresse te overwinnen? Nu heeft Ignatius van Loyola - dien men zeker niet verwacht had hier te ontmoeten! - in zijn Exercitia spiritualia een methode uiteengezet die den mensch drie dingen moet leeren: zichzelf te kennen en (natuurlijk) te verwerpen alleen te leven voor God - en de liefde tot God kunstmatig aan te wakkeren. Onderzoek op gezette tijden, zoo leert hij zijn lezers, uw gedachten, uw woorden, uw daden. Houd geregeld ‘geestelijke oefeningen.’ | |
[pagina 31]
| |
Zulk een oefening kan b.v. bestaan uit een inleidend gebed, eenige ‘praeludiën’, drie ‘punten ter overweging’ en een ‘colloquium.’ Een der praeludiën kan dan zijn, zich voor te stellen dat men zich op een plaats bevindt waar allerlei voor het doel nuttige gevoelens zich onvermijdelijk op zouden dringen: b.v. men ziet zich geplaatst voor God en alle heiligen. Wat het colloquium betreft, dat is een gesprek met een heilige, of met Jezus zelf; de ziel kan zich b.v. voorstellen een heilige om zijn tusschenkomst te vragen. Het einddoel van al deze raadgevingen is te verkrijgen dat de gevoelens van den gebruiker der methode, als de liefde Gods, gewekt, gekweekt, opgezweept worden door gewilde verbeeldingen. Men stelle zich voor, bedoelt Loyola, dat men spreekt met Jezus Christus, en men kan zich verzekerd houden van aanmerkelijke verinniging zijner gevoelens jegens God. Het boek bevat dus een methode om werktuigelijk gevoelens op te wekken. Zulk een methode moest Philippe bekoren, Philippe die iederen dag opnieuw uitging, met het koortsig verlangen naar een bedwelmende rilling, maar die, juist door het zoeken der ontroering, door het overdenken ervan, zoo vaak verstarde in kille onmacht, in stoffige ongevoeligheid. Wat Loyola tracht te bewerken, de verinniging van de liefde Gods, is bij Philippe het in trilling brengen van eigen ik, dat van de Godheid zelve deel uitmaakt en, eenige zekerheid als het is, met algeheels overgave moet worden aanbeden. Om dit dierbare ik te koesteren, tot leven te wekken en op te zweepen, zal zeker Loyola's methode kunnen dienst doen. Allereerst zal daarbij echter een stoffelijk goed verzorgde installatie noodig zijn, opdat nooit de opvoeding en verpleging onzer kostbare ziel gestoord worden door ongemak of gebrek, jazelfs | |
[pagina 32]
| |
opdat wij, voor zoover mogelijk, worden opgewekt tot geestelijke exaltatie door gerief en warme weelde. Zoo is het een kostelijk denkbeeld van Philippe en Simon om zich twee rolstoelen aan te schaffen, louter ter beoefening van de metaphysica! En ook geachtheid in de wereld heeft men noodig om zich rustig aan het innerlijk leven te kunnen wijden. Nu, geachtheid is nog gemakkelijker te verkrijgen dan gerief: handig verbreiden Philippe en Simon in de omgeving het gerucht dat ze de zoons zijn van een gepensioneerd hoofdofficier! Met zulk een afstamming is men zeker van de achting zijner medeburgers.... En dan maar mediteeren - soms in rok, met een zwarte das aan en verlakte schoenen! Alle dagen peilen in zichzelf, zooals Loyola ried; zich angstig afvragen: trilt er een ontroering in mij, vibreer ik nu eigenlijk? Heeft een van de vrienden inderdaad iets ontdekt, een kleine vrees of geestdrift, een afschuwtje, een lichte genegenheid, dan wordt de vondst des avonds breed besproken, verliefd gewogen, betast, gedefiniëerd. Maar soms, o pijnlijke gewaarwording, soms blijft de ontroering uit. Dan moet worden onderzocht hoe dat komt, en hoe het kwaad verholpen kan worden. Dan geeft Loyola wel weer goeden raad. Kunstmatig moet het verstard gevoel opnieuw worden gewekt; met den killen wind van slim overleg zal de doovende geestdrift worden aangeblazen tot een laaiend vuur. Omzichtig zal de verkregen ontroering worden gecatalogiseerd en beheerd. Het zal in hun huis een laboratorium zijn van geestdrift. Zoo ‘stelt’ Philippe ‘zich’, naar Loyola's voorschrift ‘de plaats voor.’ Composition de lieu. Un homme est accroupi sur son lit, dans la nuit, levant sa face vers le ciel, par désespoir et par impuissance, car il souffre de lancinations sans trêve que la | |
[pagina 33]
| |
morphine ne maîtrise plus. Il sait sa mort assurée, douloureuse et lente. Il gît loin de ses pairs, parmi des hommes grossiers qui ont l'habitude de rire avec bruit; même il en est arrivé à rougir de soi-même, et pour plaire à ces gens il a voulu paraître leur semblable. - Diepste vernedering waarvan de schrijnende pijn, de gore vuilheid hier niet in abstracte woorden worden meegedeeld, maar getoond worden in een ontroerend beeld. Eerst door zich dit beeld te scheppen, gelukt het Philippe zijn telkens terugkeerenden staat van vernedering niet alleen te kennen, maar ook te gevoelen. En op gelijke wijze verkrijgt hij de zoo begeerde emotie van een redding uit vernedering; want ziehier hoe de compositio loci wordt voortgezet: Dans cet abaissement, qu'il allume sa lampe, qu'il prenne les lettres des rois qui le traitent en amis, qu'il célèbre le culte dont l'entoura sa maîtresse, jeune et de qui les beaux yeux furent par lui remplis jusqu'au soir où elle mourut en le désirant, qu'il oublie son infirmité et les gestes dont on l'entoure! Voici que l'amour, celui qu'il aime, l'amour frère de l'orgueil, rentre en lui, et ses pensées ennoblies redeviennent dignes des grands qui l'honorent, tendues et dédaigneuses. Philippe heeft zich dus, achtereenvolgens, verbeeld ter neer te liggen in vernedering, en dan zich troost te verschaffen door herinnering aan zijn geliefde en de grooten met wie hij was omgegaan; en die beide verbeeldingen hebben hem emotie gegeven. Ziedaar zijn doel bereikt. Zoo - en ook naar nog andere voorschriften, aan den stichter der Sociëteit van Jezus ontleend - slaagt men erin het zoo vaak stokkende gevoelsleven op te winden met de raderen eener kunstige mechaniek en dan - gehaast echter en ongerust, koortsig in één woord - te genieten als de veer inderdaad eventjes afloopt. Door methode, meent Barrès op dat tijdstip, kan men bereiken wat voor hem ‘le paradis’ is: ‘d'être clairvoyant et fiévreux’, kan men geraken tot het ‘délire | |
[pagina 34]
| |
lucideGa naar voetnoot1)’, het bewuste delirium, dat zijn grootste genot - maar ook het voor hem eenig bereikbare uitmaakt. Wel teekenend voor Barrès, die in zijn werken en handelen, en zelfs in de verzorging van zijn roem, ook later steeds methodisch te werk schijnt te gaan. Maar het raderwerk van Loyola is toch niet altijd vaardig. Te dikwijls loopt de veer niet meer af.... Het eigen, nauwe ik is uitgeput. Het zal noodig zijn nogmaals naar een nieuwe mogelijkheid van gevoel om te zien. Wel heeft Philippe de eigen ziel nu zorgvuldig bestudeerd; wel kent hij er de functies, de diepte en de grenzen van; maar wat is de oorsprong van dat wezen? En als hij dit doordenkt, moet hij dan niet zichzelf zien als deel van een geheel, als een individu uit een ras? Et, à mesure que les livres cessaient de m'émouvoir, de cette église où j'entrais chaque jour (ergens in Fransch Lotharingen), de ces tombes qui l'entourent et de cette lente population peinant sur des labeurs héréditaires, des impressions se levaient, très confuses mais pénétrantes. Je me découvrais une sensibilité nouvelle et profonde qui me parut savoureuse. C'est qu'aussi bien mon être sort de ces campagnes. L'action de ce ciel lorrain ne peut si vite mourir. J'ai vu à Paris des filles avec les beaux yeux des marins qui ont longtemps regardé la mer. Elles habitaient simplement Montmartre, mais ce regard, qu'elles avaient hérité d'une longue suite d'ancêtres ballottés sur les flots, me parut admirable dans les villes. Ainsi, quoique jamais je n'aie servi la terre lorraine, j'entrevois au fond de moi des traits singuliers qui me viennent des vieux laboureurs. Dans mon patrimoine de mélancolie, il reste quelque parcelle des inquiétudes que mes ancêtres ont ressenties dans cet horizon. Is hij niet Lotharinger? Zou hij niet veel gemeen hebben met zijn kleine land en zou hij niet heerlijk vibreeren als hij zich daarvan bewust werd? Welk | |
[pagina 35]
| |
een geluk als het eens bleek dat de lotgevallen van Lotharingen, door hem als enkeling geestelijk doorleefd, een lange, streelende trilling in hem teweegbrachten! Want dat immers is het hoogste genot.... Daarom gaat hij de geschiedenis en den aard van zijn land na. Hij overdenkt den eenvoud en de magere sierlijkheid van het landschap, de verlegenheid, de vrees voor het belachelijke en overdrevene die kenmerken zijn van de bewoners, hun gematigden spotlust en schrale slimheid, die in den Lotharinger Callot geworden zijn tot een fijne, maar wat droge verve; hun neiging om zichzelf te wantrouwen en ter school te gaan in den vreemde; hun gebrek aan kracht en den eindelijken ondergang van hun land, dat door de Franschen uit het Westen wordt veroverd en herschapen tot een provincie van het groote koninkrijk. En Philippe ervaart dat veel van dat alles ook leeft in hem, en hij geniet van die ervaring, gelijk hij verwacht had. Zal hij nu, beter dan zijn natie, zichzelf kunnen zijn? Hij hoopt het; want al ging Lotharingen ten onder, 't was niet dan na moedig verzet; en wat bij zijn landje de krijgsdeugden zijn, is bij hem de vaste wil om zich te verdedigen tegen de ‘Barbaren’, de vaste wil om zich van dezen vrij te houden. En hij, zooveel beter toegerust, eindresultaat immers van een lange historische ontwikkeling, zal zeker slagen, waar zijn natie tekort is geschoten. Ja, in Philippe zal de natie zelfs zich realiseeren tot haar eigen glorie en tot zijn geluk. Met.... zooveel mogelijk eerbied voorzeker moeten wij van dit alles kennis nemen, en gelooven dat de natie der Lorrains in waarheid verdient te worden verheerlijkt als de voedster van Barrès' genie: later zal men deze klanken in zijn werk nog nadrukkelijker vernemen. Maar eenige bedenking is toch wellicht niet misplaatst. Barrès is alleen van moeders zijde | |
[pagina 36]
| |
Lorrain; zijn vader kwam uit Auvergne. Over Auvergne spreekt hij bijna nooit.... En dan, kan niet een ieder zijn voornaamste karaktertrekken terugvinden in drie of vier landen ter wereld? Met een beetje handigheid van interpretatie.... Maar misschien gevoelen diegenen onder mijn lezers hier beter dan ik met Barrès mede, welke door geen muziek toch zóózeer worden aangedaan als door het Nederlandsche volkslied. Hoe het zij, Philippe, door zich te vereenzelvigen met zijn landje, voelt zich gesterkt. De zekerheid dat hij, steeds als hij wil, emotie zal kunnen oproepen, wordt grooter. Te meer omdat hem een nog bijna geheel ongebruikte bron van ontroering is overgebleven: verrijking van het innerlijk leven door studie, door reizen, door kunst. De methode tot zelfexaltatie en de eenwording met het land - al is de werking ervan wat intermittent, waarschijnlijk - gaven toch al rijke winst aan ontroering; maar met die winst behoeft men geen genoegen te nemen. Een geheele wereld van kennis en schoonheid biedt zich nog aan om dienstbaar gemaakt te worden aan verrijking van het ik. Lotharingen zelf geeft Philippe het voorbeeld. Zond het niet zijn zoon den schilder Claude Gelée naar Italië om daar warmer, rijker schoonheid, genuanceerder verfijning te zoeken? Zoo gaat ook Philippe naar Italië om er zijn wezen te veredelen en te verrijken. Te Milaan leert Leonardo da Vinci hem dat hij goed moet zijn en de wereld behoort te aanvaarden zooals zij is (maar leert Leonardo hem dat of leert hij het zichzelf?) En in Venetië, in de geschiedenis dier stad, in haar innerlijk wezen en haar uiterlijk, ontwaart hij eigenschappen die hij ook kent als de zijne. Nimmer heeft Venetië vreemdelingen willen dulden, heeft het zich door hen laten vervormen; het is in dat | |
[pagina 37]
| |
opzicht een tweede en gelukkiger Lotharingen; welnu, als Venetië zal Philippe erin slagen zich vrij te houden van de Barbaren, volkomen, groot zichzelf, ja een Vrij Man te zijn. En in de Venetiaansche kunst wil Philippe een zekere mystieke neiging voor het geestelijke zien, niet ongelijk aan die welke hij bij de lectuur van een Fichte in zichzelf al ontwaarde.... Gelukkig dat hij er bij zegt: Mes souvenirs, rapidement déformés par mon instinct, me présentèrent une Venise qui n'existe nulle part. Inderdaad.... Maar Venetië is hem meer dan een trotsche, vrije, meer dan een mystieke stad: in haar grooten schilder Tiepolo kent de stad zichzelf, wordt zij zich bewust. En juist dit, het fijne, geschakeerde zichzelfbewustzijn, was immers ook Philippe's streven. Als Philippe is Tiepolo een koortsig en tegelijk helderziend analyticus. Wanneer Philippe Tiepolo's werk beschouwt, voelt hij sterker dan ooit que l'effort de tous mes instincts aboutissait à la pleine conscience de moi-même, et qu'ainsi je deviendrais Dieu.... Ik kan niet zeggen met welk een gevoel van verlichting ik later in Amori et Dolori sacrum, dat van 1903 is, den volgenden zin las: Vers 1889, je distinguais une mélancolie déchirante dans la peinture en S de ce Tiepolo où je ne vois plus qu'un adorable maître de ballet et le peintre aux teintes claires qui nous révéla les plus délicieuses jambes. En ik geloof dat Philippe van Italië wel veel geleerd heeft, maar altijd nog veel meer.... van zichzelf! Intusschen, op dit oogenblik schijnt hem alles goed te zijn. In het bezit van een beproefde methode tot exaltatie, verrijkt en verruimd door eenwording met zijn land en met het schoonste in de buitenwereld, lijkt het Philippe telkens dat hij nu verzekerd kan zijn van zijn geluk; op elk moment kan hij de emoties oproepen die hij wil, hij heeft zichzelf geheel in de hand, hij beschikt over zichzelf, | |
[pagina 38]
| |
hij is inderdaad un homme libre. Ziehier op welk een savoureus-overmoedige wijze hij het, tegen het eind van het boek, uitdrukt: Aujourd'hui j'habite un rêve fait d'élégance morale et de clairvoyance. La vulgarité même ne m'atteint pas, car, assis au fond de mon palais lucide, je couvre le scandaleux murmure qui monte des autres vers moi par des airs variés, que mon âme me fournit à volonté. (!) In die stemming zijn de laatste bladzijden van het boek geschreven. En toch! Het wezen van het boek is weliswaar het zoeken naar een nieuwe oplossing, naar een winst. En toch klinkt ook telkens weer een heel andere toon in Un Homme libre, een toon van ontgoocheling, ironie, zelfontkenning. Philippe is niet gelukkig; zijn korte vreugden geniet hij angstig en gehaast, in koortsachtige opgewondenheid. Voortdurend protesteert hij, en tegen zichzelf en tegen de menschen. Voortdurend hoort men ironie in Un Homme libre: mijn lezer heeft er ongetwijfeld al iets van bemerkt waar sprake was van geriefelijke rolstoelen en van een hoofdofficier. Eén voorbeeld wil ik hier nu nog noemen. Philippe is verliefd, d.w.z. hij wil verliefd zijn.... Maar hij blijft ook in 't bijzijn van zijn geliefde dezelfde precieuse analyticus met het elegant-vermoeide gebaar en de hyper-individualistische bespiegelingen. Op een goeden dag leest hij (natuurlijk!) in de Imitatio Christi als zij hem komt bezoeken. Je la priai d'entendre le chapitre si bref sur l'amour charnel. Elle m'assura que cela lui plaisait infiniment, et pour me le prouver elle riait. La société de Simon a perverti en moi le sens de la sociabilité. Il est évident que j'ai ennuyé au delà de tout l'Objet (het Voorwerp, zoo noemt hij haar). Uniquement soucieux de me distraire, je ne songeais pas assez qu'elle était un objet vivant. Ce jour où, sur ma malle de voyageur, je prétendis l'instruire de l'instabilité des passions sensuelles, est l'instant où je me crus le plus près | |
[pagina 39]
| |
d'être aimé et d'aimer, mais comme il était midi un quart, elle, avec une netteté d'analyse intime, que je n'atteignis jamais, se rendait compte qu'elle avait une grande faim. Barrès, het is duidelijk niet waar, geeft haar niet altijd ongelijk. Hij beseft soms heel goed dat Philippe te kunstmatig is. Tracht deze zich niet systematisch op te winden tot liefde voor het Voorwerp door zichzelf het volgende voor te schrijven: 1o Se représenter l'Objet, de chair délicate et de gestes caressants, aux bras d'un homme brutal, et pâmée de cette brutalité même, embellissant ses yeux de misérables larmes de volupté, qu'elle n'eût dû verser que sainte et honorant Dieu à mes côtés(!).... 2o Se représenter qu'ayant fait le bonheur de beaucoup d'indifférents qui tous l'abîmeront un peu, elle deviendra vieille et dédaignée, sans revanche possible. Ik wil niet zeggen dat er niet iets treffends is in dezen dorst naar emotie, die grijpt naar een kunstig bewerkten, maar vrijwel ledigen beker om er zich uit te stillen. Het verschijnsel is tenslotte zeer menschelijk, zeer jong-menschelijk vooral. Maar de genietingen die men er door verkrijgt zijn te kortstondig; want de wereld vindt ze ‘onecht’, wantrouwt ze en tracht ze door spot en minachting te niet te doen; en reeds uit zichzelf gaan ze te niet doordat ze zich telkens herhalen. En dan, zulke genietingen kunnen om een andere reden nog gevaarlijk en verwerpelijk zijn. Philippe maakt zichzelf verliefd op het Voorwerp; maar als zij hem verlaat is hij echt ongelukkig. Hij mag dan naderhand beweren dat deze emotie van ongeluk wederom winst voor hem beteekent; maar intusschen is hij toch de dupe van zichzelf geweest. Op oogenblikken dat ook de ‘methode’ faalt, het ‘vaderland’ hem begeeft en de vreemde rijkdom hem duf lijkt, komt hij tot volkomen ontgoocheling. Je considère avec affolement combien la vie est pleine de fragments de bonheur que je ne saurai jamais harmoniser, et d'indications vers rien du tout. | |
[pagina 40]
| |
Niet te verwonderen was het dat men moeite had dit boek ernstig op te nemen. Philippe komt ons hooghartig kalm leeren hoe men door zijn onfeilbare methode zichzelf gelukkig, d.i. ontroerd kan maken; wij luisteren, wat verwonderd, soms ook geërgerd over zijn precieuse pedanterie, maar toch met een zeker vertrouwen; en nu bemerken wij telkens dat hij zijn eigen bedoelingen en beweringen bespot, dat zijn zoo geroemde methode hem ongelukkig laat! Nu duidt hij zelf zijn heele houding aan als ‘cabotinage supérieur.’ Bourget spreekt na dit boek weer van een ironische strekkingGa naar voetnoot1), Jules Lemaître, Anatole France zien het niet beter in. Un Homme libre boeit inderdaad in die passages het meest waar de schrijver zichzelf bespot en ontkent. Waar hij het geluk-door-ontroering beschrijft dat hij zich moeizaam verschaft, is hij niet altijd zeer overtuigend; het klinkt wat gedwongen, het is ook wat eentonig en hier en daar toch een beetje al te fraai. 't Is het verdriet en de spot om het ontoereikende in zijn gevoels- en gedachtenleven, het zijn Philippe's inzinkingen die ons het meest treffen. Waar hij die tracht weer te geven is hij het overtuigendst en het boeiendst. Hoort hoe hij den toestand van vernedering beschrijft waarin hij zich bevindt, als zijn verstand hem plotseling dwingt van zijn bedenksels en opgedrongen gevoelens af te zien: Ecrasés dans nos bas fauteuils, et pareils au Pauvre Pêcheur de Puvis de Chavannes, nous nous lamentions avec minutie. Nos lèvres et nos doigts, tout notre être s'agitaient dans un désir maniaque de fumer, alors que notre estomac en avait horreur. Lentes après-midi de janvier! la campagne | |
[pagina 41]
| |
éclatante de neige! notre bouche pâteuse, nos dents serrées de malades, et la peau tirée de notre visage qui nous donnait un rictus dégoûté! Or, nous étant regardés en face, nous eûmes le courage de mépriser à haute voix l'édifice que nous avions entrepris. Cependant que je me reniais, il me parut que je commettais une mauvaise action: et une incroyable humiliation se rêpandit en moi comme un flot sale.
Vooral het ontmoedigde, het kunstmatige, het koortsachtige in Un Homme libre is goed, en men begrijpt wat dit beteekent. Een kentering in Barrès zieleleven is komende. Wat hij in dit boek hier en daar nog bewere, en misschien zelf nog mag gelooven, het is de daad die voor zijn cultus van het ik voortaan onontbeerlijk zal zijn. Immers, men kan de rekening voor de periode van Un Homme Libre als volgt opmaken. Een wijsgeerig idealist is hij nog steeds, in dien tijd. Vergelijkt Philippe niet voortdurend zijn eigen ik bij een godheid, zegt hij niet tot Simon, om dezen te doen weten dat hij voort zal gaan met den culte du moi: ‘Je n'abandonne pas le service de Dieu’? Een individualist die zich naar vermogen wil uitleven blijft hij eveneens: Un Homme libre is één verhandeling over het individualisme. Men ziet het: dezelfde geesteshouding als ten tijde van de Barbares. En, al schijnt het tweede boek in een opzicht anders te zijn dan het eerste, al schijnt de sécheresse soms overwonnen: het is niet dan schijn. De ‘methode’ bleek slechts tijdelijk doeltreffend; nauwelijks heeft hij zijn ziel gevoerd tot zalige emotie, of deze lijkt hem vaag en voddig; de winst door verruiming en verrijking bleek te beperkt en weinig duurzaam, nauwelijks heeft Lotharingen of Venetië hem kennis en verhelderd begrip van zichzelf verschaft, of een koortsachtig jagen naar nieuwe kennis, nieuw begrip, nieuwe ontroering bevangt hem. Noch idealisme, noch individualisme | |
[pagina 42]
| |
op de oude wijs zijn hem voortaan voldoende: de sécheresse zou blijven. De sécheresse, de ongevoeligheid zou blijven.... D.w.z. hij zou zijn ik, zetel van zijn gevoel, verliezen, hij zou twijfelen aan de persoonlijkheid, aan het onafhankelijk bestaan van het ik. Want de vraag of het ik steeds vervloeit, dan wel een vasten inhoud heeft, houdt hem in dien tijd telkens bezig. Vindt de psycholoog, na ontleding van al wat aan onze ziel van buiten af is toegevoerd en wat zij nog voortdurend in zich opneemt, eigenlijk nog wel een vaste kern, een laatsten ondeelbaren factor dien men de persoonlijkheid of het ik zou kunnen noemen? Is de ziel niet anders dan een steeds veranderend samenstel van stoffelijke en geestelijke krachten - of is zij een vast en onafhankelijk middenpunt, waaromheen zich allerlei van buiten komende toevoegsels kristalliseeren? Met Taine, die de vraag eveneens gesteld had en van meening was, dat de ziel géén eigen bestaan hadGa naar voetnoot1), begint Barrès te vreezen dat men de hoop op eenheid en bestendigheid in zijn zieleleven moet opgeven. Tenzij... een leven van de daad hem, Barrès, die eenheid nog mocht verschaffen. Reeds zoo dikwijls heeft hij bewegingen in zich ontdekt die een leven van actie schijnen te eischen; hij noemt ze nog wel ‘zondig’ - maar waarom die bewegingen geen gehoor te geven? Misschien zal dat tenslotte de sécheresse toch verdrijven....
***
Ziedaar gedachten en gevoelens die mede aanleiding gaven tot den levensstaat, beschreven in Barrès' derde groote boek, Le Jardin de BéréniceGa naar voetnoot2). | |
[pagina 43]
| |
Mede, maar niet uitsluitend. Alles in karakter en uiterlijke omstandigheden leidde Barrès in die dagen tot een leven van actie, en toen hij aan zijn Homme libre de laatste hand legde, was dat leven eigenlijk al begonnen. Nerveus en tenger, broos van uiterlijk, was hij innerlijk toch zeer veerkrachtig, zeer energiek, vol zelfvertrouwen en.... een weinig ijdel. Een kostbare factor voor succes, deze laatste eigenschap! En men kan hem er gerust van verdenken dat hij vrijwel met zichzelf was ingenomen; hoe anders zou hij zich vermeid hebben in het complaisante gespeel met eigen ziel van zijn twee eerste boeken? En wel zeer moet hij overtuigd geweest zijn van eigen geesteswaarde, hij die zijn eigen geest diende als een God....Ga naar voetnoot1). Niet ten onrechte overigens kende hij zichzelf een groote kracht toe. Onverstoorbaar en onvermoeid in alle bezwarenGa naar voetnoot2), hooghartig en zelfbewust | |
[pagina 44]
| |
in zijn optreden, had hij een zeer sterk persoonlijk overwicht op anderenGa naar voetnoot1). Algemeen beschrijft men hem als een onweerstaanbaar charmeur - ondanks zijn hooghartigheid. Onfeilbaar voorschrift! Anderen eerst licht onrustig te maken door hooge koelheid en strakken trots, en dan, in het gesprek met elk hunner afzonderlijk, zich belangstellend, toenaderend, innemend te betoonen! Moest niet ieder op zijn beurt wanen, alleen-van-allen uitgezonderd te staan in Barrès' toegenegenheid en achting? Barrès wist wat hij deed - en hij weet het nog steeds. Hij ziet de bezwaren en de moeilijkheden en hij weet ze te overwinnen. Ja, hij zoekt de moeilijkheid om de vreugde der overwinnning. Hij is een kracht die naar emplooi zoekt - en dat alleen om groot te zijn, zich groot te gevoelen. Want dit, te gevoelen, te vibreeren blijft hem hoofdzaak. Hij slaagde, in dien tijd. Zijn boeken werden verkocht, de couranten vroegen hem om artikelen. Zelf reeds welgesteld, zou hij eenigen tijd later - in Juli 1891 - huwen met een gefortuneerde vrouw; men zegt dat het een zeer gelukkig huwelijk is gebleken. Maar hij wil meer. Uiterlijke omstandigheden, karakter, dieper zieleleven, alles drijft hem er toe zijn schoone geestelijk dilettantisme prijs te geven voor groote en rechtstreeksche actie. | |
[pagina 45]
| |
Toch aarzelt hij nog wel - al is hij reeds begonnen artikelen van politieken aard te schrijven. Het beschouwende bestaan van den dilettante die het gewone menschenleven laat voor wat het is, die het met een geringschattenden, geamuseerden blik aanziet en er zich dan glimlachend en medelijdend van afwendt, heeft een wel streelende bekoring... ook voor hem die het toch nooit geheel met de evenwichtige gematigdheid van den echten dilettante heeft kunnen genieten. Evenals de dilettanti vindt hij de daad soms wel leelijk en de inspanning die zij vordert toch te bezwarend in vergelijking bij het problematische nut. Evenmin als voor hen zijn voor Barrès daad en droom steeds te verzoenen en met Baudelaire zegt hij somtijds nog: Certes, je sortirai, quant à moi, satisfait
D'un monde où l'Action n'est pas la soeur du Rêve.
Toch aarzelt hij dus nog, en zeer geestig is zijn aarzeling uitgedrukt in een brief dien de Philippe van Le Jardin zich geschreven denkt door Seneca den philosoof aan den Herrezen Lazarus. Deze vraagt zich af of hij naar Gallië zal gaan om daar het christendom te prediken. Il vous faut peser, schrijft hem Seneca, si ce vous sera un mode de vie plus abondant en voluptés de partir avec Mesdemoiselles vos soeurs pour être fanatique, en Gaule, ou de demeurer à faire de l'ironie et du dilettantisme avec Néron. Maar, ondanks alle aarzeling, is Philippe's keus eigenlijk al gedaan. Hij zal fanatique, hij zal geestdrijver zijn, als men het zoo noemen wil. Als fanaticus zal hij zich het meest intens voelen leven; als man van de daad hoopt hij zich blijvende ontroering te verzekeren. En waarop de verlossende daad zich zal richten wist men al sinds Un Homme libre: heeft Philippe niet, toen hij zichzelf zocht, zijn vaderland gevonden? Een teer en diep gevoel van eenheid met de | |
[pagina 46]
| |
volksziel - niet alleen met de Lotharingsche, maar nu ook met de Fransche - ziedaar wat zijn natuurlijke evolutie hem schenkt als een verblijdende, rustigmakende en louterende gave; ziedaar wat zij schenkt aan Barrès zelf, want behoef ik er nog den nadruk op te leggen dat Barrès en Philippe éénzelfde persoon zijn? Wel is Barrès dus aan de dilettanti verwant, maar met hun fijnheid van geest zal hij verbinden wat hun te vaak ontbreekt: liefde. Omdat hij in de volksziel zijn eigen (immers zoo geliefde!) ik terugvindt, of ten minste het beste gedeelte daarvan - geheel duidelijk is dit niet - heeft hij die volksziel lief. En die liefde geeft hem de kracht de bezwaren der dilettanti te overwinnen. Door liefde gedreven vindt men een modus vivendi, ook in het actieve en strijdende leven der ‘wereld.’ Door liefde.... Barrès spreekt in dien tijd en ook daarna veel van liefde voor het volk, voor zwakken, voor dieren. Men moet eraan gelooven; maar als hij was voortgegaan alléén te zeggen dat hij vooral het eigen ik liefhad, zou men hem misschien nog gemakkelijker geloofd hebben. En waarom zou men ook van hem eischen dat hij zichzelf vergat? Als een kunstenaar schoone kunst voortbrengt, is het genoeg. En op zeer bekoorlijke wijze inderdaad wordt de - dan zoo zeer geliefde - volksziel gesymboliseerd in de figuur van Bérénice. Niet dat deze alleen maar ‘de volksziel’ beteekent; zij is ook.... ‘het onbewuste’, de ‘ziel van het heelal’ - en, tenslotte, een levend meisje, van misschien bedenkelijke zeden! Gelukkig, zou men zeggen, dat zij ook een meisje is (al is het er dan zoo een). In allerlei opzichten is zij als het volk zelf waaruit zij voortkomt. Het is een kleine tengere vrouw, dikwijls onredelijk, levend als in halve onbewustheid, die soms uit onwetendheid, nooit met opzet zondigt, en die in haar onderbewust- | |
[pagina 47]
| |
zijn een grooten schat aan eenvoudige goedheid en trouw bergt. Zij is het product van haar omgeving en opvoeding. Evenals de 15de-eeuwsche kunst te midden waarvan zij is opgegroeid - haar vader was suppoost in een provinciaal museum - zijn haar gevoelens schraal en gracieus. Zij is naïef-zinnelijk en houdt van mooie dingen. In het museum hadden muurtapijten gehangen, waarin middeleeuwsche zinnebeelden van Eer, van Belangeloosheid, van Eenvoud waren geweven; maar Eer was een weinig vervaagd: Honneur était si fort mangé des vers que Bérénice ne put savoir au juste ce que c'était. Een schilderij dat Jezus voorstelde had haar de Opofferende Liefde geleerd. Wanneer Philippe, die haar als kind gekend heeft, haar opnieuw ontmoet, heeft zij een geschiedenis. Zij heeft liefgehad, en haar minnaar is gestorven. Sindsdien is zij één en al ontroering; één durende, melancholische staat van emotie is wat Philippe in haar bekoort. Immers, die is het teeken van een natuurlijke, onberedeneerde gevoeligheid en trouw, die Barrès in dien tijd gaat ontwaren bij het volk. Evenals de ziel van het Fransche volk (of van de menschheid?) heeft Bérénice traditie: er is één lijn in haar gevoelsleven. ('t Is waar dat zij óók zonderlinge zeden heeft; maar daarover straks meer.) Bérénice heeft de verdienste, in Philippe's oogen, zich niet te laten verwarren door het verstand; en zoo kan men ook van de volksziel zeggen, naar hij meent, dat zij met haar instinct alle waarheid beter beseft, dan wij haar begrijpen met onze rede. Zooals Bérénice Philippe verteedert doordat zij haar gevoel intact bewaart, doordat zij onbewuste kracht genoeg heeft om niet te vergeten, zoo is de volksziel, en nu in 't bijzonder de Fransche, ontroerend en vooral sterkend doordat zij, ondanks alle verstandelijke inwerking van ambtenaren en slechte | |
[pagina 48]
| |
politici, uit eigen kracht een traditie voortzet van sierlijke gevoeligheid en eenvoudigen, onbewusten adeldom. De genegenheid voor het volk nu, de voorkeur voor al het natuurlijk levende, het gevoelige en het instinctmatige die uit dit alles toch vaak wel onmiskenbaar spreken, maken het Barrès thans mogelijk de practische politiek te kiezen als bedding waarin zich de stroom zijner daden uit zal storten. Ziedaar een beslissende stap voor den eleganten egotist... Hij wordt practisch politicus. Waarom tenslotte ook niet? meent hij. Er is immers weldadige politieke actie geweest: Bonaparte die de beginselen der Revolutie verbreidde, de beweging van 1848 (onder de oogen der Barbaren reeds had Philippe met vervoering Michelet gelezen), het socialisme.... En toch! In de politiek worden de bezwaren tegen 't actieve leven nog veel ernstiger dan zij in 't algemeen reeds voor den dilettante waren. Hoe zal een renanist, een scepticus (en dat was immers Barrès bijna volkomen) zijn overtuiging dat eigenlijk alle... overtuigingen aanvechtbaar, want persoonlijk zijn, overeenbrengen met de noodzakelijkheid om één politieke leer trots alles aan te hangen? Nog sterker, hoe zal de scepticus er toe komen, het goed recht van zijn politieken tegenstander, dat hij toch tot op zekere hoogte inziet, in den politieken strijd beslist en luide te ontkennen?Ga naar voetnoot1) Philippe ziet de | |
[pagina 49]
| |
beide moeilijkheden zeer goed, en niettemin acht hij ze oplosbaar, ook voor den denker. Juist voor den denker; immers, leert niet de philosophie (van Hegel b.v.) dat geen enkele bewering de volledige waarheid uitdrukt ? Dat elke bewering, elke leer een der aspecten van de waarheid vertegenwoordigt ? Maar dan is het ook noodzakelijk dat wij onze eigen leer tot volle, krasse uiting doen komen.... want anders zou immers een der aspecten van de waarheid ontbreken en zou haar tekort worden gedaan!Ga naar voetnoot1) Tot krasse uiting; zeker, volkomen hebben wij het recht onzen tegenstander uit te schelden en hem zelfs, tegen beter weten in, allerlei ondeugden toe te schrijven; want alleen hierop komt het aan dat wij naast hem een plaats veroveren en dat onze betrekkelijke waarheid met haar volle kracht worde geopenbaard.... De tegenstander zal van zijn kant hetzelfde doen. Wij moeten hem daarom niet sparen; hem zoo niet te vernietigen, dan toch op zij te dringen is de hoofdzaak; en als de goede, wijsgeerige redenen, die wij in ons binnenste voor deze overtuiging hebben, bij toeval niet geschikt zijn om aan 't zoo dikwijls domme volk te worden meegedeeld, welnu.... laat ons dan redenen verzinnen, b.v. dat | |
[pagina 50]
| |
onze tegenstander een dronkaard is, of een oplichter! Aldus redeneert Philippe; ....en admettant la méchanceté et la mauvaise foi de mes adversaires, zegt hij, (ce qui est le thème ordinaire de toute polémique), je fais une hypothèse très précieuse et bien conforme à la méthode indiquée par Descartes dans ses Principes, par Kant dans sa Critique de la raison pure, et par Auguste Comte, qui vous touche peut-être davantage, dans son Cours de philosophie positive.... les vices de mes adversaires, fussent-ils fictifs, me permettent de relier, sans trente-six subtilités de psychologue, un grand nombre de leurs actes fâcheux; c'est une conception qui explique d'une manière très heureuse la réprobation et l'animosité qu'ils doivent en effet inspirer, quoique pour des raisons un peu plus compliquées. En combattant leurs vices imaginaires, vous triomphez de leurs défauts réels. Aldus betoogt Philippe, eenigszins opgewonden, maar toch niet zonder schijn van recht, dat de man van de daad zich ondanks de protesten van zijn geweten sommige kleine, en zelfs groote onoprechtheden moet weten te veroorloven, omdat de wereld in haar bekrompenheid ze nu eenmaal noodig maakt. Tot haar eigen welzijn overigens, moet de man van de daad zich aan deze onvolmaaktheid van de wereld maar zien aan te passen; .... je me soumettais aux conditions de ma réussite électorale, zegt Philippe elders. Zoo tracht de jonge Barrès de voor velen onverzoenbare tegenstelling tusschen Droom en Daad toch te verzoenen. Zijn rijke gevoels- en gedachteleven, dat hij deelt met Renan en de andere dilettanti, geeft hij niet op; maar tegelijkertijd, opgestuwd door eigen energie en élan, verheft hij zich er boven, wordt zich bewust van zijn machtige persoonlijkheid en besluit haar te voeren tot de daad. Voortaan zal hij een kracht zijn die voortgaat en er.... in stilte het hare van denktGa naar voetnoot1). | |
[pagina 51]
| |
Er is iets eigenaardig dubbels in die houding. En inderdaad: Barrès is dubbel. Had hij niet van zijn jeugd af die beide neigingen: te droomen en te handelen, in even sterke mate in zich gevoeld? Ik heb eigenlijk nog niets van hem gezegd dan dat. Alles wat hij deed of dichtte was uiting van een dier neigingen of van beide. Maar de gelijktijdige aanwezigheid dier twee neigingen in zijn ziel had zijn karakter een bijzondere plooi gegeven. Als droomer zoekt hij zichzelf; maar hij weet dat de wereld het niet duldt. Toch kan hij de wereld als man van de daad niet missen: daarom neemt hij tegenover haar een houding aan en, lacht hij haar somtijds uit, dan geschiedt het toch discreet en niet te vaak: ‘une fois par semaine’Ga naar voetnoot1). Hij heeft een geheime bijgedachte, een ‘secret merveilleux’Ga naar voetnoot2). Met Renan herhaalt hij dat men ‘aan de goden van het Keizerrijk moet offeren’,Ga naar voetnoot3) al gelooft men er zelf niet aan, en veel meer dan Renan past hij | |
[pagina 52]
| |
het toe. Hij gelijkt op den Julien van Stendhal, die geen scrupules kende wanneer het er op aankwam zich in een vijandige wereld te verwezenlijken. Alleen zou hij natuurlijk nooit tot uitersten komen als Julien Sorel, maar deze had dan ook de ziel van een a-moreele. Barrès daarentegen ontbreekt het niet aan een moreele rechtvaardiging; want, al is de hoofdoorzaak van zijn dubbele houding de fatale noodzakelijkheid om tot zelf-exaltatie te geraken, al blijft exaltatie van het eigen ik voor den consequenten individualist die hij is, het essentiëele - toch zagen wij reeds dat de culte du moi zelf hem bracht tot actie voor een ruimer ik, voor de volksziel, waarin hij zichzelf terugvond. Al is zelfrealisatie zijn doel, zij houdt in, brengt noodzakelijk mee: een werken voor de gemeenschap. Zijn zelfrealisatie komt ten goede aan de schoonheid en aan het land. Zoo kunnen wij zijn houding ook moreel rechtvaardigen - als wij daar bij toeval behoefte aan gevoelen.Ga naar voetnoot1) En in dien tijd stelde de in het voorgaande verklaarde modus vivendi Barrès in staat zijn natie een | |
[pagina 53]
| |
goed, een levenwekkend voorbeeld te geven. Sommige van de beste geesten haakten toen naar een hernieuwd leven van actie, ook voor het land. Men had genoeg van de ontmoediging en de betrekkelijke onmacht, die gevolgd waren op 1870. Naar den geest was het tusschen 1870 en 1890 een goede tijd geweest: sierlijke, schoone gedachte, nieuwe, diepe kunst. Barrès, en met hem het jonge geslacht, hadden er hun deel aan gehad. Maar het openbaar leven scheen soms bedorven; steeds wisselende ministeries, stijgende invloed van vreemdelingen in pers en regeering, slordigheid in het bewind, nalatigheid waar het aankwam op groote maatschappelijke hervormingen, het verwaarloozen van artistieke en wetenschappelijke belangen, een maar al te vaak angstig laveeren, een overtuigingloos opportunisme, dat alles had het staatkundig leven veelal gekenmerkt. Wat in het geestelijk leven zoo bekoorde, het scepticisme, het relativisme van een Renan, een Anatole France, werd in de politiek - het was begrijpelijk - tot een slap en daadloos opportunisme. De geest versmaadde de daad. Schreef niet Remy de Gourmont nog in 1891, in Le Joujou patriotique, een Mercure-artikel dat veel gerucht maakte, hoe hij voor Elzas-Lotharingen zelfs zijn rechterpink niet zou geven: ‘il me sert à soutenir ma main quand j'écris,’ noch den pink van zijn linkerhand: ‘il me sert à secouer la cendre de ma cigarette’? De daad te versmaden is misschien de nobelste houding die 't den geest gegeven is aan te nemen; maar Frankrijk mocht toch niet ten onder gaan. Het jonge geslacht, Barrès en zijn tijdgenooten, redden Frankrijk.Ga naar voetnoot1) Waren zij anders geweest, dan | |
[pagina 54]
| |
zou hun land niet de kracht bezeten hebben die het aan de Marne en bij Verdun heeft getoond. En geenszins bewerkte het jonge geslacht Frankrijk's redding door afstand van zijn geestelijke weelde te doen: de daad versmaadde niet den geest. Het jonge geslacht wist beiden hun deel te geven, het wist ze met elkaar te verzoenen. En dat wel ten bate van het geheele land, gelijk Barrès ze ook in eigen zieleleven had verzoend ten bate van dat zieleleven zelf. De jeugd van Frankrijk had zich gegroepeerd om een figuur die het symbool was - en vooral wilde zijn - van nationale kracht en nationaal zelfbewustzijn, om generaal Boulanger. Het boulangisme is mislukt en alvorens te mislukken was het al ontaard: zeer zeker. Maar er was veel moois en goeds in. Het wilde Frankrijk nieuwe eenheid en macht geven en de natie terugbrengen op de historische baan waarvan haar eendagspolitici en baatzuchtige, geheime machthebbers haar op den duur zouden hebben verwijderd. Het moest jonge geesten als Barrès aantrekken. In 1888, nog te Venetië, schrijft hij in de Revue Indépendante, van Edouard Dujardin, en in den Figaro artikelen waarin de moreele toestand van het land in boulangistischen geest wordt besproken. In 1889 sticht hij te Nancy een eigen blad, den Courrier de l' Est, dat tot 1893 is blijven bestaan. Boulanger vraagt hem aan de Presse mee te werken. In een onuitgegeven brochure over het boulangisme schrijft Barrès o.a.: Savants, artistes et professeurs du haut enseignement savent bien que la liste est inépuisable des injures faites à la haute culture par deux mille médiocres qui assourdissent et déshonorent la troisième République. In 1889, onder het corrigeeren van de drukproeven van zijn Homme libre, voert hij in het departement Meurthe-et-Moselle, rondom Nancy, een hartstochtelijke boulangistische campagne, waarin hij toont den | |
[pagina 55]
| |
geestestoestand van het, immers vroeger geconcipiëerde Homme libre reeds te boven te zijn, waarin hij, integendeel, zijn politieke vijanden reeds aantast volgens de beginselen welke de vriend van Bérénice zou belijden! Een paar maanden later is hij, op een programma dat hij national noemt, tot afgevaardigde gekozen. Het entree van den jongen, reeds beroemden schrijver in de Kamer is een Parijsch evenementGa naar voetnoot1). Men noemt hem den prince de la jeunesse. De bovenstaande uitweidingen waren noodig om Barrès' psyche en dus zijn belangrijk boek Le Jardin de Bérénice zoo volledig mogelijk te doen begrijpen. In Le Jardin - om tot dit werk nu terug te keeren - laat hij geestig en overtuigend zien wie en wat hij als boulangist wilde bestrijden. De tegenpartij wordt daar gesymboliseerd in Charles Martin. Hij is de tegenstander van de ware houding jegens het volk, van de juiste levensopvatting, van den echten cultus van het ik, van alles wat werkelijk nuttig, goed, edel en schoon is. Ja, hij ziet zelf niet anders dan tegenstand en tegenstelling. Dans la vie de relations, il est un sectaire; dans la vie de compréhension, un spécialiste. Il voit des oppositions dans la multiplicité et ne saisit pas la vérité qui se dégage de l'unité qu'elles forment. A chaque minute et de tous aspects, il est ‘l'Adversaire.’ Van Philippe's ‘secret merveilleux’ begrijpt de Tegenstander niets. Hij is ingenieur en Kamer-candidaat en dat is, vindt hij, meer dan genoeg, | |
[pagina 56]
| |
daar moet hij zich bij houden. Ook hij is een egotist, maar niet zulk een als Philippe.... Hij gelooft alleen in de voortreffelijkheid van eigen verstand. Nooit zou hij zich beklagen dat zijn gevoelsleven verdorde; het heeft nooit gebloeid. Niet hij zou trachten zijn ziel te verrijken; hij acht zich rijk genoeg aan begrip en kennis. Verstaat hij niet zijn vak in alle hoeken? Heeft hij geen schitterende examens afgelegd? Hoe zou hij kunnen aannemen dat er voor hem van eenwording met de volksziel innerlijke vooruitgang, geluk te wachten was? Wat is ‘een werkman’, vergeleken bij een ingenieur en een Kamer-candidaat? En met dichterlijke gevoelens moet men hem ook niet aankomen: die schuift hij terzijde met een grap. Als Philippe langen tijd ‘in contemplatie’ is geweest, staande op een toren, voor het wijde en droefgeestige landschap van Aigues-Mortes (waar Bérénice woont) zegt Martin alleen: ‘Avouez que vous avez dormi là-haut.’ En als zij vervolgens samen op den toren zijn, legt hij, koel en zeker, de topographie van het land uit. Bij alles blijft hij de starre verstandsmensch. Hij is bij uitstek het type van den zich noemenden man van de practijk, dat wil zeggen, volgens Barrès' geestige definitie, dat hij kinderhersens bezit, beheerscht door specialiteiten-uitdrukkingen: ..... chacune de ses paroles était de vanité, et il me parut avoir, comme la plupart de ces hommes, un cerveau d'enfant dominé par des mots de spécialiste. Naar verstandelijke en aangeleerde beginselen meent hij alle gebreken te kunnen verbeteren, het mogen dan gebreken zijn in een rivierloop of in den volksaard.... Hij heeft begrippen zonder inzicht, kennis zonder liefde.Ga naar voetnoot1) | |
[pagina 57]
| |
Hij is de moderne, zelfgenoegzame middelmatigheid in persoon. Bérénice gaat aan hem te gronde, en wel door Philippe's eigen schuld. Want deze begaat een groote fout, die hij later ten zeerste betreurt. Als hij bemerkt dat die allerliefste, voor hem zoo veel-beteekenende Bérénice zich in gezelschap van een verdachte vriendin, die zij Bougie-Rose noemt, aan zekere scabreuse gewoonten overgeeft - ondanks haar zoo aandoenlijke trouw voor haar gestorven minnaar! wil hij haar tot een normaal leven terugbrengen; en het is op zichzelf te billijken.... Maar, daar nu juist Martin haar tot vrouw begeert, wendt Philippe zijn invloed aan om haar tot toegeven te bewegen. Een huwelijk van het rijke natuurinstinct met het beperkte specialiteiten-verstand! Bérénice sterft; en, behalve dan een veelzeggend symbool gaat er in haar, we moeten het bekennen, niet veel meer verloren dan een aardig, maar bedenkelijk juffertje. Voor Philippe intusschen is alles in de eerste plaats symbool; zoo ook Bérénice, zoo ook haar dood. Evenals Martin voert hij in het district van Aigues-Mortes een verkiezingscampagne en, wordt hij gekozen, dan is hij vast besloten de fout, die Bérénice ongelukkig maakte, niet ook ten opzichte van de natie te begaan. Een huwelijk als dat van Martin met Bérénice is te vergelijken met de regeering der opportunistische beroepspolitici over de rijke, levende Fransche volksziel. Ook in het staatkundig leven heerscht het beperkte verstand, reglementeert, ‘verbetert,’ beknelt het bloeiende volksgevoel, dat uit wil groeien volgens een eeuwenoude traditie. De onmachtige staatslieden moeten verwijderd worden, meent Barrès; de oerkrachten der natie moeten geroepen worden tot een bewust en fleurig leven; een sterke regeering moet ze samenvoegen | |
[pagina 58]
| |
tot den bundel van krachten die het vernieuwde Frankrijk zal uitmaken. Een indrukwekkend werk van Taine, dat sinds 1875 bezig was te verschijnen en in 1893 voltooid zou zijn, had deze ideeën het eerst weer met nadruk verkondigd: de Origines de la France contemporaine. Barrès wordt in dezen tijd meer en meer socioloog; en als zoodanig is hij de leerling van Taine. In het staatsbestuur ontkent deze het gewicht van de rede en, zonder tot de monarchie terug te willen keeren, verwerpt hij de (immers grootendeels rationalistische) beginselen der Revolutie. Logica is in het leven van den Staat niet de hoofdzaak, zegt Taine; te bestaan, te leven, te bloeien gaat voor alles. En daarom moet worden voortgebouwd op het bestaande, zooals in Engeland altijd geschied is; daarom behoort men omwentelingen te vermijden. En al zou het verstand soms verzet aanteekenen, het belang van den staat gaat voor; al berust b.v. een instelling als de eigendom in oorsprong op niets redelijks, in het algemeen belang moet men haar handhaven; al is de eigendom een vooroordeel, hij is nu eenmaal nuttig gewordenGa naar voetnoot1). En het hinderde Barrès en zijn medestanders juist zoo dat de liberale politici die regeerden, zich steeds luide de discipelen van de Revolutie noemden, dat zij geen toenadering zochten tot de echte, half-onbewuste volksziel, dat zij rationalistisch te werk gingen. Hij twijfelde of de vrijzinnige partij zelfs wel te verbeteren was: misschien bleef niets over dan haar terzijde te stellenGa naar voetnoot2). | |
[pagina 59]
| |
Evenals Barrès zelf, wordt ook de Philippe van Le Jardin de Bérénice verkozen. Philippe zal deelnemen aan de leiding van zijn land. En hij zal het doen met kennis: als Martin, de Tegenstander; maar ook met liefdevol inzicht: dat heeft hij Bérénice te danken. Hij ziet de deelen van elk probleem, als Martin; maar hij is niet minder in staat tot synthese, dank zij het medegevoel waartoe de omgang met Bérénice hem heeft opgevoed. Het is voor Philippe een heerlijke triumf. Que goûtiez-vous, dira[-]t-on, sur cette terre sèche avec de si sèches idéologies? La plus prodigieuse exaltation d'esprit. Soms kan hij een trotsch en tegelijk innig genoegen hebben in hetgeen zijn di rbaar ik nu bereikt heeft; als Simon en hij elkaar weer ontmoeten, lachen zij elkaar op eens hartelijk toe: car Simon et moi nous nous sommes organisé dans la vie des fêtes très particulières. Want nietwaar, het zal alles zeer nobel en nuttig zijn voor het land; maar het geschiedt toch steeds ter wille van het eigen ik: mais l'important, c'était de jeter du charbon sous ma sensibilité qui commençait à fonctionner mollement. - Een verruimd, maar consequent individualisme! De gevoelens vervloeien, dat blijft waar; de ziel heeft misschien, philosophisch gesproken, géén; eigen, onafhankelijk bestaan, Barrès geeft het Taine waarschijnlijk reeds toe. Zekerheid van emotie moest Philippe zoeken door eenwording met zijn volk, d.i. buiten het nauwere ik. Iederen dag, bovendien, moet die emotie opnieuw, door actie, worden veroverd. Maar - en dit weet Philippe nu voor goed! - ook iederen dag slagen wij erin. En hetgeen ons daartoe in | |
[pagina 60]
| |
staat stelt is het aangeboren élan, de levenskracht, de drang tot daden, het élan dat den Philippe van de Barbaren reeds om een meester deed roepen. Dit élan is onvermoeibaar, en mocht het een oogenblik verflauwen, dan weet Philippe nu voor altijd waardoor het telkens weer zal worden aangevuurd: door het besef van eenheid met de volksziel, d.i. met het onbewuste. De weg is afgelegd; de sécheresse is blijvend overwonnen! Zoo zal hij ten slotte volkomen gelukkig zijn. Op één onverwachte voorwaarde: dat het hem gelukke van het hoofd van den Staat concessie te krijgen voor een hippodroom in een voorstad. Want moet men niet over eenig geld kunnen beschikken om den ik-cultus naar behooren te bedrijven? Aldus besluit het diepzinnige, dichterlijke boek met een bruuske zelfbespotting, met een pirouette. Er is meer ironie in het boek, en soms een inderdaad kostelijke! Ziehier hoe hij zijn eigen jongensachtige, opgewonden redeneerzucht bespot: Nous échangeâmes encore quelques mots (Simon heeft slaap) - Enfin, disais-je à Simon, près de la porte entre-bâillée, si j'en croyais le témoignage de messens, elle m'aimerait (Bérénice), car elle est prête à se donner à moi; or je sais qu'il n'en est rien. - Tout d'abord, il ne comprit guère, puis: - Chut! me dit-il en se frottant les yeux, parle plus bas, tu blesserais sa délicatesse (ze is in de nabijheid). - Pas de subterfuge, m'écriai-je; avoue qu'en réalité tu n'as jamais aimé que Spencer: tu fais prédominer le rationalisme... Peut-être vas-tu historiquement jusqu'à regretter que la France n'ait pas accepté le protestantisme.... Il me déclara qu'il se sentait réellement fatigué. - Simon, lui dis-je avec amertume, je croyais que j'aurais plus de plaisir à te revoir. Maar het element ironie is dezen keer toch van bijkomstige beteekenis De hoofdtoon is die van evenwichtige kalmte. Vandaar dat Octave Mirbeau dit werk ‘un pur | |
[pagina 61]
| |
chef-d'oeuvre’ kon noemen. De koorts heeft bijna geheel uitgewerkt; er is kalmte, aandachtigheid, sereniteit te proeven in den stijl. De woordenkeus is nog wel eens precieus; de toon en de bewijsvoering hebben soms nog wel iets overmoedigs en pedantdidactisch tegelijk, dat òf een glimlach òf een weinig wrevel verwekt - maar dit is toch slechts bij uitzondering het geval. Bijna overal bevredigt het den begrijpenden lezer ten volle. ‘Tel paysage du Jardin de Bérénice,’ zegt Anatole France, ‘d'un trait rapide et d'une perspective infinie, est inoubliable.’ Eén voorbeeld: Maintenant, à mes pieds, Aigues-Mortes, misérable damier de toits à tuiles rouges, était ramassée dans l'enceinte rectangulaire de ses hautes murailles que cerne l'admirable plaine: terres violettes, étangs d'argent et de bleu clair, frissonnant de solitude sous la brise tiède; puis, à l'horizon, sur la mer, des voiles gonflées vers des pays inconnus symbolisaient magnifiquement le départ et cette fuite pour qui sont ardentes nos âmes, nos pauvres âmes, pressées de vulgarités et assoiffées de toutes ces parts d'inconnu où sont les réserves de l'abondante nature. Longtemps, sans formuler ma pensée, je demeurai à m'émouvoir de ces vastes tableaux et à aimer ce pays, de telle façon que.... cela jamais ne puisse être effacé que nous n'avons fait qu'un et que j'ai participé de sa gravité après tant de vaines agitations. Magnifique mélancolie, et misérable pourtant! Satisfaction intense, mais privée de cette sécurité qui seule saurait me donner la paix. - Een ‘prachtig symbool’ inderdaad, en dat een ongedachte wijdheid plotseling voor ons opent: ‘des voiles gonflées vers des pays inconnus.’ Men weet niet waardoor men zich op eenmaal één moment volmaakt gelukkig voelt, bij het lezen van zulk een zin: is het van vreugde om die treffende ellips gonflées vers, is het door de rijke, vreemde landen die men ziet; ja wat is het? Toen Anatole France sprak van ‘de l'inachevé et de l'inachevable’ zal hij zeker ook aan zulke zinnen gedacht hebben. | |
[pagina 62]
| |
En zooveel meer beeldende zinnen zou ik kunnen citeeren; zooveel meer goeds zeggen van dit werk. De personen leven, ook Bérénice wel, ondanks alles wat met haar figuur bedoeld wordt; maar veel meer nog Charles Martin. Deze ideologische roman is boeiend, geestig, ontroerend; hij wekt soms tegenspraak, dikwijls vervoerde bewondering. Dit boek werd een groot succes voor Barrès; Le Jardin de Bérénice is het eerste geschrift waarmee hij in werkelijkheid het publiek bereikte.
***
Het is een werk van evenwichtige kalmte, zeide ik. Geen wonder. Tusschen 1888 en 1891 was het leven van den schrijver dezelfde mengeling geweest van zakelijkheid, dichterlijk gevoel en fijne gedachte als welke de lezer in de laatste bladzijden vindt aangeduid. En zij waren samengesmolten, nu. Maar men kan het nog anders en van veel verder begrijpen. Drie neigingen zijner jeugd had hij medegebracht in het volwassen leven: als jongen al wilde hij gevoelen, leeren, handelen; en sindsdien was hij ook beter gaan denken. Deze vier elementen nu zijn er eigenlijk slechts twee; want al aanstonds was het leeren dienstbaar gemaakt aan het gevoel; en bij Barrès, men heeft het bemerkt, is alle gevoel tegelijk gedachte, alle denken tevens gevoelen. Zoo kan men bij hem het handelen stellen tegenover den droom. Hij was dubbel: een man van droom en van daad. En beide zijn voortaan in evenwicht. Tegen den tijd dat hij 30 jaar werd heeft hij, na lang stijgen, een terras bereikt dat hij sindsdien niet weer verliet. Drie wegen komen daarop uit, welke hij nu afwisselend begaat: de eene is die van de Daad, de andere is de weg van den Droom en | |
[pagina 63]
| |
de derde ligt tusschen beide in: het is die van de Maatschappelijke Kunst. Op elk van deze wegen heb ik hem nog te toonen. Maar verklaring is voortaan in steeds minder mate noodig, omdat hij nimmer hooger stijgen zal dan het terras waar Bérénice hem had heengeleid. |
|