Versjes en liedjes voor 't jonge volkje(ca. 1925)–Hendrik van Tichelen– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 51] [p. 51] Het Knaapje en de Bie. Een bieken vloog al gonzend rond Om, in de bloempjes die het vond, Zijn honig te vergaren. Een knaapje luierde op den grond En lag, met wijd gesperden mond, Het bieken na te staren. Het bieken neerstig en gezwind, Dat spotte met zoo'n vadsig kind En bromde 't langs zijne ooren. Toen vluchtte 't knaapje, slechtgezind, En kloeg bij broer en zus en vrind, Dat 't bieken hem kwam storen. ‘Het bieken steekt zoo boos en kwaad, En bromt en spot, uit nijd en haat!’ Zoo klonk zijn bitter klagen. - ‘Wie niet wil werken, kameraad, Verdient het juist, dat vroeg en laat Zoo'n bieken hem komt plagen!’ Vorige Volgende