Versjes en liedjes voor 't jonge volkje(ca. 1925)–Hendrik van Tichelen– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 40] [p. 40] Voor lieve Pop. E.v.O. Zij kreeg van Moe een lieve pop; Dat was nu eens een pret! Zij had nog nooit een pop gezien, Zóó vriendelijk, zóó net. Zij hiet ze gauw ‘mijn lieve kind’, Maar toch, daar mangelde iets: Een kleedje, zokjes en een muts, Dat hapert. ‘Maar 't is niets!’ Dacht Mina, en zij zocht alras Een naald en lapjes op; ‘Wacht,’ zei ze, ‘'k maak al gauw wat klaar Voor mijne lieve pop!’ En 't naaldje springt en 't garen vliegt, En 't lapje wordt een kleed; Drie doekjes worden saamgenaaid En 't mutsjen is gereed. ‘Nu maar al gauw wat saai gezocht, Drie priempjes bij elkaar; En dan maar fluks gebreid, gebreid... En eén, twee, drie, 't is klaar!’ [pagina 41] [p. 41] 't Is klaar!... Ja, ja, dat 's licht gezeid, Maar Mina hapert, mist;... Maar eindlijk ging het naar heur zin, En af was 't, voor ze 't wist. En als op zeekren, mooien dag Moe in de kamer trad, Dan sloeg ze bei heur handen saam: ‘Maar, Mina, wat is dat? Wat ziet de pop er lieflijk uit, Met al heur klcedjes aan! Zeg, deugniet, wie heeft dit gemaakt En wie heeft dàt gedaan?’ Dan kijkt ons juffrouw lieve Moe Half lachend in 't gezicht: ‘Wel, raadt ge 't niet, dat heb ik nu En ik alleen verricht! ‘Gij, kleine meid, ge zijt me een schat!’ Zegt Moeder blijgezind; ‘Zoo maakt die lieve, mooie pop U tot een vlijtig kind!’ Vorige Volgende