Versjes en liedjes voor 't jonge volkje(ca. 1925)–Hendrik van Tichelen– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 42] [p. 42] Jan Klaassen. Jan Klaassen is een slimme gast En grappig bovendien; Nog nooit werd in een poppenkast Zoo 'n rare held gezien. ‘Toe!’ zegt de kramer, ‘mooie Jan! Wel kom reis voor den dag!... 't Is al een eeuw geleden, man, Dat ik uw grappen zag!’ En wip! daar springt een aard'ge pop Recht guitig voor het licht, Met 'n hoedjen op den houten kop En met een zwart gezicht. Jan Klaassen knikt en groet en ziet Naar 't volk dat vóór hem staat;... De kramer pijpt een kermislied En Jan danst op de maat. Hij slaat zijn stekkers vóór zich uit En zwaait er mêe in 't rond; Elk kind vindt hem een viezen guit En lacht met gullen mond... [pagina 43] [p. 43] Jan Klaas heeft ook een aardig wijf, Een pop zoo groot als hij; Maar houdt ze soms wat erg gekijf, Dan is 't een kloppartij! Dan maakt de vrouw zich machtig sterk Met borstel, haak of staf; Dan treedt Jan Klaas in 't worstelperk... En troeft haar duchtig af. En schalksjes lacht de kramersman: ‘Jan Klaassen, zoo is 't wel!’ De kindren lachen smaaklijk dan Om Jantje's grappig spel. Recht juichend trekken zij dan op Als Klaasje henensnelt;... En blijft Jan steeds een houten pop, Voor 't kind is hij een held! Vorige Volgende