Over boeken voor kinderen. Studie ten gerieve van leerkrachten, ouders, bibliothekarissen
(1928)–Hendrik van Tichelen– Auteursrecht onbekend
[pagina 54]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
VI. Rijmpjes en gedichten.Door iedereen wordt vastgesteld, - en ook met vreugde, - dat, zoo de kinderen aanvankelijk alleen behagen scheppen in prentjes kijken, geleidelijk bij hen de lust ontwaakt om woorden en teksten te ontcijferen en te lezen. Voor iedereen echter hebben die teksten, als leesstof voor het kleine volk, niet een gelijke waarde; en zoo is het wel treffend o.a., hoe bij zeer velen de bedenking loskomt, dat vooral proza de kinderen moet worden voorgebracht... daar dezen uiteraard niet erg van rijmpjes of gedichten houden. Naar wat ons de ervaring heeft geleerd, is zulks het subjectieve oordeel van volwassenen, die zelf niet opgaan in de poëzie en dus maar weinig neiging voelen, de kinderen op versjes te onthalen. Maar dergelijk oordeel mag niet bindend zijn voor de anderen en allerminst dan voor diegenen, die 't jong geslacht verstandelijk te leiden hebben. Trouwens, wat zegt de werkelijkheid?... Ze zegt, dat alle kinderen van in de wieg gevoelig blijken voor klank en ritme en rijm en dat deze gevoeligheid niet afneemt in de eerstvolgende levensjaren. Hoe anders verklaart men de bekoring en de rust die voor hen uitgaan van moeders wiegeliedje, de uitgelaten vreugd die ze beleven aan vaders huppelende knierijmpje en verder aan hun eigen a-b-c, en vinger-, en plaag-, en aftel-, en speel-, en vertelsel-, en gelegenheidsrijmpjes, kortom, aan al die anonieme, zeer dikwijls kop-noch-staart-historietjes, die in hun leutige trippelmaat onsterfelijk blijken! En waarom ook blijven de niet- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 55]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
anonieme versjes, zooals Van Alphen's lang verjaarde ‘ Pruimeboom’, Goeverneur's talrijke dierfabeltjes, Heije's kinder- en volksliederen zulk een bestendigen bijval bij de kleinen oogsten en onvergetelijk in hun hoofdjes hangen, zoo het niet is: omdat de vorm en de kadans en het vertelsel zelf zoo geestig zijn om hooren!... Neen, het jonge volk staat niet afzijdig of afkeerig tegenover rijmpjes en gedichten; het groeit er mee op, het houdt er van, - althans indien wijzelf het even helpen willen, - en het zal voldoende zijn, het mogelijkheid tot prettige en immer ruimer kennismaking aan te bieden, om degelijk te ervaren hoe de kinderen in poëzie behagen scheppen als in een stukje heel aparte aantrekkelijkheid en schoonheid. De poëzie heeft natuurlijk haar eigenaardige vormen, haar woordenkeus, haar klankschakeeringen, haar plasticiteit, en dus voor kinderen haar eigen moeilijkheden. Kijk eens b.v. den afstand tusschen een haast zinledig kleuterrijmpje en het ragfijn vertellend ‘ Kindersproke’, door Marie Boddaert, of het aanschouwelijk beschrijvende ‘ Meidag in Maart’, door Jan Prins. Maar deze afstand, hoe ver hij in ieder opzicht weze, - vooral dan tot een gedicht als het laatstgenoemde, dat buiten de grenzen der traditioneele poëzie voor kinderen treedt, - is wel geleidelijk te overbruggen en wordt alzeker ingekort, doordien we bij de kinderen den omgang met rijmpjes en gedichten tot een gewenning maken en hun dus, na heele grepen baker- en kleuterrijmpjes, een rijke keuze aan fabeltjes en diertooneeltjes, aan anekdoten en vertelsels, aan kijkjes in hun eigen leven, aan brokjes uit natuur en wonderwereld bieden, en zulks dan doen niet enkel met behulp van onze voordracht, maar ook en vooral door bemiddeling van boeken en nog- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 56]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
maals boeken, die we ter lezing hun beschikbaar stellen. Zulke boeken staan in onze lijst opgenomen. We hebben ze in drie groepen ingedeeld, met ieder hun beteekenis.
De eerste, - onder A, - zijn anonieme rijmpjes en slechts een voorwendsel om er een teekening, een silhouet, een heel tooneeltje aan vast te knoopen. Aanvankelijk, d.i. voor de allerkleinsten, zijn 't er maar enkele, zooals bij Aafjes, Severin en Timmermans. Later komen er meer, zooals bij Bodenheim, en meer nog, zooals bij Abramsz en in ‘Onze oude versjes’. En eindelijk brengt iemand als Marie Hildebrandt een heelen bundel er van samen. Maar al wat hier zijn plaatsje vond is bestemd voor kinderen en, laten we 't erkennen, ook aanlokkelijk genoeg om door hen woord voor woord te worden uitgelezen.
Onder B vermelden we de oorspronkelijke gedichten, meestal ook weer met illustraties. We zijn inderdaad de meening toegedaan, dat prenten sterk tot lezen kunnen prikkelen en dat de jongeren er tevens een hechten steun in vinden. Men denke b.v. aan zekere teekeningen bij Van Alphen en bij Goeverneur, die echt den geest des tijds verraden. Deze twee dichters echter, - en in hetzelfde geval verkeeren er ook anderen, wier bundels onder B werden opgenomen, - zijn niet geëigend om in een vlucht te worden doorgemaakt. De kinderen, daarin gelijk aan meest alle volwassenen, hebben geen trek om zonder onderbreking een heelen bundel poëzie, van vijftig en meer stukjes, uit te lezen; en dat is maar goed ook, daar zulk een lezen geschieden zou ten koste van die stukjes | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 57]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zelf en van hun dichters. Wat we verlangen is, dat de kleinen, aan de hand van berijmde, zeer beperkte leerstof, hun eerste dichters leeren kennen. En dan is, bij alle waardeering, die men voor behendige rijmers als Abramsz, Blaauw, Bouman van Tertholen, Wildvanck, e.a. kan overhebben, Rie Cramer een der allerknapste kleine-kindervrienden. Men hoeft slechts haar ‘jaargetijden’-boekjes, haar ‘Tire-lire-letje’, haar ‘Van kleine kleuters’, haar ‘Rammelrijmpjes’ en dgl. op te slaan, om op vele plaatsen, - en de beste, - dadelijk te voelen hoe haar kunst rechtstreeks werd ingegeven door 't anonieme volksrijm zelf. Zus liep eens op een bruggetje;
Dat bruggetje was zoo nat;
Toen stak 'r opeens een muggetje,
Dat op haar neusje zat.
Van schrik viel ze op haar ruggetje;
Haar melk viel in het nat;
Dat alles kwam door 't muggetje,
Dat op haar neusje zat.
(Uit: ‘Van kleine kleuters’).
Niet waar, dat ge 't kent na een enkelen keer lezen? En denkt ge ook niet, dat het er als klokspijs ingaat bij de kinderen? Ook Louwerse had vroeger zulke invallen, zeker, en later kreeg Lovendaal er al even eigenaardige; hun versjes, ongelukkig, werden in verzenbundeltjes en nooit in prentenboeken opgenomen. Tomkins is insgelijks van de familie en hij teekent zelfs zoo koddig als hij rijmen kan; maar zijn lezertjes mogen al een jaartje onder zijn, getuige de fijne humor en ook weleens | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 58]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
de zakelijke inhoud van zijn berijmde historietjes. Kost voor de kinderen echter geeft hij op en top, net als die anderen; daar zijn zelfs versjes in zijn ‘ Prentenboek’ en in zijn voor circa tienjarigen bestemde ‘ Net iets voor mij!’ (beide bij Van Goor, Gouda), die het jonge volk al dadelijk zal willen van buiten kennen. En dat is ook zeker zoo 't geval met ettelijke stukjes uit Lovendaal's ‘ Licht geluid’ en ‘ Frissche wind’ (beide bij Noordhoff, Groningen) en uit Margot Vos' regenfrisschen bundel ‘ Meiregen’ (Querido, Amsterdam). Boeken met één doorloopend verhaal op rijm zijn er reeds vele. We vermeldden er enkele onder de prentenboeken, en daar hooren ze ook thuis; want ‘Klein-Jantje en de kinderen van Modderstad’, ‘Hansje in 't bessenland’, ‘Marietje in Sneeuwland’ en dgl. zijn in hoofdzaak heerlijk teekenwerk en slechts in bijkomende orde een historietje-op-rijm. Heel anders echter staat het met Adama van Scheltema's ‘De Wilgen’ (De Haan, Utrecht), dat een prachtig vers is, waarbij Rie Cramer haar penseel te pas bracht. Wat jammer, dat klassiek te noemen brokjes, waarvan er vele te vinden zijn in 't werk van onze Noord- en Zuidnederlandsche dichters, nog steeds geen aanleiding werden om ze elk apart in een kunstig kleed te steken! Ga naar voetnoot(*) Nu, dat komt weleens, hopen we. In afwachting vinden de kinderen in het voorradige al heel wat stof om zich aan rijmpjes en gedichten te gewennen en kunnen we het aan hun persoonlijke neiging | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 59]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
overlaten, zoo enkelen naar heele bundeltjes verzen grijpen willen.
Onder C noemen we een korte reeks van zulke bundeltjes. Het zijn bloemlezingen, waarin een keuze aan poëzie voor klein en groot wordt uitgestald. Van den Blink en Eigenhuis, Bloemink, Abramsz, Schilp, hebben vóóral de jongeren tot hun publiek gekozen; wijzelf deden het eveneens en legden de lijn aan, langs waar der kinderen eerste trek naar rijmpjes zich ontwikkelen kan. Boldingh-Goemans, Nijland richten zich in hoofdzaak tot ietwat rijperen en meer geschoolden. Kroes-Ligtenberg, Acket, Sabbe en Lauwerys, hebben de ouderen op het oog. Maar allen bedoelen, door bemiddeling der opvoeders de jeugd aan levensblije, gezonde poëzie te helpen, die hun stof tot voordracht of tot stil genot kan blijken. Aldus opgevat zijn deze bloemlezingen, zoowel als de bundeltjes van Van Alphen, Goeverneur, Van Droogenbroeck e.a. boeken voor de kinderen. Neen, dezen maken ze niet door van a tot z; maar zoo wijzelf de kunst begrijpen, nu en dan iets extra leutigs of moois uit zulke boekjes op te halen, en daardoor juist op al het overige de kinderlijke aandacht vestigen, dan komt vanzelf ook de belangstelling die naar die boekjes grijpen leert. Trouwens, en dit moge het slot van dit korte hoofdstuk zijn: het hangt van ons en van geen anderen af, rijmpjes en gedichten tot een prettige leesstof voor het jonge volk te maken; laten we ons dus daartoe inspannen, het zal de kinderen een veredeling.... en wellicht eens de dichters, de onbegrepene en makkelijk versmade, een zegen wezen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 60]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Aan te bevelen rijmpjes en gedichten. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
A. Anonieme baker- en kinderrijmpjes.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
B. Oorspronkelijke gedichten.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 61]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 62]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
C. Bloemlezingen.
|
|