Over boeken voor kinderen. Studie ten gerieve van leerkrachten, ouders, bibliothekarissen
(1928)–Hendrik van Tichelen– Auteursrecht onbekend
[pagina 39]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
V. Prentenboeken.Indien het op zichzelf reeds logisch is, in de eerste plaats over het eerst gebezigde boek onder de kinderboeken te handelen, dan blijkt de betrekkelijke onverschilligheid, waarmede dit boek gewoonlijk wordt voorbijgezien, een reden te meer te zijn om het even, vóór alle andere, in het zonnetje te zetten. Onder alle druksels, inderdaad, die de kinderen in handen komen, zijn prenten datgene waarvan uiterlijk de zekerste bekoring uitgaat, - of juister, uitgaan kàn. Kinderen houden, van in hun kleine-kleutertijd, van teekeningen, van kleuren en van de voorwerpen, de dieren, de gewassen, de menschen, die er in rust of in handeling door worden uitgebeeld. En tevens doen zij, bewust, maar vooral onbewust, een grooter of kleiner stukje schoonheid, gewenning aan schoonheid en schoonheidsaanvoeling op, naarmate dat uitgebeelde, onder verschillende verschijningen, meer of minder schoon is op zichzelf en stelselmatig al of niet die kinderen wordt aangeboden. Het prentenboek is dus een middel, uitverkoren onder vele, om de kleinen naast een degelijk genot een esthetisch waardevolle opleiding te bezorgen en het moet daarom verkeerd heeten die kleinen onbeduidende, of erger nog, eenvoudig slechte teekeningen en schreeuwerige kleuren voor te brengen. En toch, dit doen zeer vele uitgevers en handelaars, en doen met hen een massa ouders ook, niet gissend wat daardoor gedood wordt in de kinderzielen. Nu ja, het goede en het beste dringen zich nergens op den voorgrond, zelfs | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 40]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
langs den weg der scholen niet, die toch wel aangewezen zijn om leiding te verschaffen. Deze regelen mogen daarom de aandacht vestigen op degelijke prentenboeken, telkens zoo nauw mogelijk aangepast bij de bevatting en geaardheid van de kinderen.
De allerkleinsten dan, de kindertjes op moeders schoot, vinden 't een groote vreugde de voorwerpen, dieren, enz. eenvoudig te herkennen en ze voortdurend weer vóór oogen te krijgen. Tot hen in het bizonder zijn zekere ‘albums op zwaar karton’, ‘linnen prentenboeken’, en vooral een aantal ‘panoramaprentenboeken’ gericht. Ze zijn materieel degelijk op de onhandigheid der kleinen berekend, al blijken ze dan, - net als het speelgoed, - maar nauwelijks aan 't gedoe van hun grillige klauwtjes te weerstaan. Onze lijst vermeldt enkele type-boeken in het genre. Ze bevatten geen of nauwelijks een woordentekst, maar vooral zakelijke, bonte prenten, waaraan geen kleuter zich misgrijpen kan. De handeling, indien ze mee wordt uitgebeeld, is kinderlijk eenvoudig, wat echter geen beletsel werd om een mooi stuk illustratie, zooals ‘ Vroolijk Dierenboek’ (H. Meulenhoff, Amsterdam), ‘ Neurenberger speelgoed’ en vooral ‘ Uit huis en hof’ (De Haan, Utrecht), samen te stellen. Weldra, nochtans, treedt der kinderen bizondere trek naar leven, beweging en spel op den voorgrond en wordt de wereld één aaneenschakeling van gebeurtenisjes, grapjes, vertelseltjes en rijmpjes, waar het kleine volk zelf de held bij is. De prentenboeken hebben dit nieuwe kenmerk in de kinderen te gemoet te komen met prenten, die op zichzelf welsprekend blijken, en met een tekst, die, - zoo hij er bij wordt | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 41]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
opgenomen, - aanvankelijk alleen volwassenen een hulp en steun moet zijn. Zulke prentenboeken, de eene meer fantazistisch dan de andere, zijn er reeds vele voor het oogenblik; een aantal er van, ofschoon op verre na niet alle, bevatten een tekst, die naast de illustratie zijn zelfstandige, degelijke waarde heeft.
Over dien tekst openen we gaarne de haakjes. Zeker is zijn rol ondergeschikt aan die der prenten; maar dit wil geenszins zeggen, dat hij daarom onverzorgd of minderwaardig mag zijn. Als toonbeeld van tekst mogen over 't algemeen de anonieme, volksche baker- en kinderrijmpjes gelden, die het leven zelf zijn van de kleinen. Goede teksten zijn ook die van korte vertelseltjes, onschuldige grapjes, eenvoudige sprookjes; maar de schrijvers hiervan houden zich gewoonlijk gewild op het achterplan, om den teekenaar het mooiste werk te gunnen, en leveren daarom meestal een proza, dat Perrault, Grimm, De Mont, De Cock, e.a. maar nauwelijks behoorlijk zouden noemen. Een uitzondering ten goede zijn echter wel Rie Cramer, die dikwijls even guitig rijmen als teekenen kan, - we denken vooral aan haar bekende vier ‘jaargetijden’, - en Nellie van Hichtum, Johanna Wildvanck en A. Trelker, die treffend hun zinnetjes verzorgen. Zoo een aantal andere tekstschrijvers en vooral -schrijfsters misgeloopen zijn, dan ligt zulks in hoofdzaak aan het feit, dat zij gemakkelijk den versvorm kiezen... en daarvan 't mooiste nog te leeren hebben.
Wat de teekeningen zelf betreft, ieder werkelijk kunstenaar heeft zoowat zijn persoonlijke gave en waarde, en ook zijn zwakheid zoo hij daarvan afdwaalt. Ieders kenmerken nader bespreken gaat hier | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 42]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
niet, wegens gebrek aan plaats. Maar het is toch treffend o.a.: hoe guitig kleinkinderlijk, met enkele lijntjes, maar met snoetjes die iets ‘zeggen’, Sijtje Aafjes, Louis Raemaekers, Ottilia Adelborg de kleuters op het voorplan brengen; hoe ondeugend raak Bas van der Veer de hennen en hanen en Benjamin Rabier de apen en honden ziet; hoe snoezig geknipt Nelly Bodenheim de oud-modische poppetjes en tooneeltjes en hoe aristokratisch verfijnd Rie Cramer de moderne interieurtjes en alle kinders uitbeeldt; hoe rijk mevrouw Midderigh-Bokhorst de planten en bloemen in de verven steekt en hoe sprookjesachtig bovendien Ernst Kreidolf in ieder hoekje van zijn prenten doet; hoe volksch van schelle kleurkontrasten en leutig in het onvermoed detail Felix Timmermans en hoe even volksch bijna, maar evenwichtiger van teekening en tinten Edward Pellens zich blijkt uit te spreken. Eigenlijk is het opperbest, dat ieder illustrator van zijn persoonlijk temperament getuigt, ook en vooral ten aanzien van de kinderen; een teekentrant, immers, is zoo natuurlijk als een schrijftrant. Alleen, - en dit heeft werkelijk zijn belang, - men denke er aan, dat de eene, bewust of onbewust, meer eischt van de bevatting van de kinderen dan de andere en ieder kunstenaar dus zijn oogenblik heeft af te wachten om 't jonge volkje te worden voorgesteld. Sijtje Aafjes b.v. spreekt dadelijk de allerkleinsten aan, dewijl ze gewoon het oppervlakkig alledaagsche aanschouwelijk weet te maken; Felix Timmermans blijft even bij-degrondsch, maar verrast telkens met een tikje humor, dat kinderen moeten leeren zien en voelen, - en zoo doet meer nog Benjamin Rabier met zijn kostelijke dierenhistories; Ernst Kreidolf toovert de werkelijke | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 43]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
wereld van tuin en veld en grasplein in een weelde van fantazie en kleurentinten om en is daarom slechts door geschoolde jonge menschjes te genieten. We willen zeggen: wie kinderen prentenboeken biedt heeft met die verschijnselen rekening te houden, zoo hij verlangt dat ieder kunstenaar geprezen worde naar zijn specifieke waarde.
Aan kinderen, die nauwelijks lezen kunnen, geve men dus prentenboeken met een minimum van tekst en met eenvoudige lijn- en omtrekteekeningen, zonder bijhoorigheden. De kinderrijmpjes vermelden we reeds; hier moge er bijgevoegd, dat Sijtje Aafjes, Nelly Bodenheim, Rie Cramer, Jan Rinke, Felix Timmermans, ieder op eigen wijze, ze voortreffelijk illustreerden. Vertelseltjes en grapjes, van nauwelijks enkele regelen, worden ons talrijk aangeboden en dikwijls bizonder geestig onder beeld gebracht; feitelijk behooren haast alle boekjes, in onze lijst opgenomen, tot dit genre, maar toch vestigen we gaarne nog eens de aandacht op eenige werkjes als ‘ Elk zijn beurt’ en ‘ Jantje in de vliegmachine’, door Sijtje Aafjes (Van Goor, Gouda), ‘ Het eendje’ en ‘ Wipneus en Zwartjan’, door J. Kruijder-Bouman (De Haan, Utrecht) en ‘ Klein Jantje en de kinderen van Modderstad’, door Ottilia Adelborg (Van Dishoeck, Bussum), die echt als typen mogen gelden. Een paar dezer boekjes, ‘Het eendje’ en ‘Jantje in de vliegmachine’, bespraken we vroeger reeds; en we drukten er toen op, hoe de woordenteksten, ofschoon kort en niet onbeduidend, zonder bezwaar zijn uit te schakelen, zóó voortreffelijk als ieder kind het vertelsel in de prenten lezen kan... en daarop navertellen. Zulke boekjes zijn idealen voor pas beginnen- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 44]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
de scholiertjes, zooals eveneens, in 't zelfde genre, maar dan voor ietwat meer gevorderden, een ideaal te heeten is dat leutige ‘ Janneman’, door Louis Raemaekers (Kluwer, Deventer), ook vroeger reeds in 't licht gesteld. Ietwat meer gevorderden zijn, in dit verband, kinderen die, al kijkende, langer hun belangstelling in één geschiedenis kunnen aanhouden en het mechanisch lezen bijna door zijn. Tot hen richt zich de bedoelde, werkelijk meebeleefde dreumeshistorie van ‘Janneman’; tot hen ook gaan de geestige kwajongensstreken van ‘ De kwantjes’, door Sijtje Aafjes (Van Goor, Gouda) en de populair geworden ‘ Wereldreis van Bulletje en Boonestaak’- door Georges van Raemdonck (‘Ontwikkeling’, Amsterdam), die zich bijna als de bekende mannekensblâren laten verslinden, ofschoon ze heel wat hooger staan. Maar voor hen vooral dan weer zijn prentenboeken als ‘ Hansje in 't bessenland’, door Elsa Beskow en ‘ Marietje in Sneeuwland’, door Sibylle von Olfers (Van Dishoeck, Bussum), bestemd, die een mooi sprookjesverhaal en uiterst mooi geteekende en gekleurde prenten inhouden, waar ieder kind bij in bekoring komt. Van sprookjes en inzonderheid van volkssprookjes gesproken, deze zijn bij uitstek kost voor kinderen van den hier bedoelden leeftijd. Daarmee zeggen we niet, dat b.v. Scholz' kunstprentenboeken (Scholz, Mainz), onmiddellijk in hun geheel gelezen kunnen worden, maar wel dat de vertelsels van ‘Hans en Grietje’, ‘De wolf en de zeven jonge geitjes’, ‘Asschepoetster’ en zoo meer door hun prenten zelf, - waarvan sommige tot heerlijke wandfriezen konden omgewerkt, - voor deze kinderen een onuitputtelijk kapitaal aan schoonheid blijken. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 45]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Voor nóg wat ouderen, eindelijk, dienen voorbehouden: de meeste kunstsprookjes, zooals Ernst Kreidolf's ‘Bloemensprookjes’ en ‘Grasdwergjes’ (Van Dishoeck, Bussum); de humoristische histories, als Benjamin Rabier's ‘Bobo’, ‘Eppien Toef’, e.a. (Holkema en Warendorf, Amsterdam) en Uzarski's ‘Don Quichote’ (Scholz, Mainz); de sterk persoonlijk uitgeteekende geschiedenisjes, als Tjeerd van Hoytema's ‘Twee hanen’ en ‘Vogelvreugde’ (Van Gogh, Amsterdam). Want in elk dezer zitten elementen, die slechts mits voorbereiding en zelfs mits eenige toelichting kunnen begrepen en daardoor genoten worden. Summa summarum: Het prentenboek, in tegenspraak met wat te dikwijls wordt gemeend, is niet uitsluitend of in hoofdzaak een gezellig tijdverdrijf voor kleine kleuters, maar richt zich, onder zeer verscheiden vormen en verschijningen, tot kinderen van allerhanden leeftijd, die er ieder hun speciale vreugde, om niet te zeggen hun langzaam groeiend kunstgenot, aan hebben. Hun kunstgenot!... We beweren geenszins, dat het prentenboek op zichzelf een schijn van wonder kan verrichten. Maar wel meenen we, dat het zijn groote waarde heeft de kinderen goede prenten voor te brengen en, langs den weg dier prenten, hun eerbied voor onze kunstenaars in te boezemen. In dit hoofdstuk worden eenigen hiervan met eere op het voorplan gebracht. Verscheidenen hunner, zooals Ottilia Adelborg en Ernst Kreidolf, zijn de ouders en opvoeders zoogoed als onbekend. Maar wat dan zeggen van kunstenaars, die wereldberoemde meesters ten dienste van de kinderen blijken, als Walter Crane, Kate Greenaway, Hans Tegner, Carl Larsson, Job, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 46]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Boutet de Monvel, Gertrud Caspari, Hans Thoma, Hans von Volkmann! We wedden, hun namen zijn iets nieuws, iets vaags zelfs voor onze opvoeders- en onderwijsgemeenschap; en toch, zij moesten, met hulp van die gemeenschap, de groote, bewonderde vrienden van onze kinderen en van hun ouders zijn. Deze bladzijden, gewijd aan prentenboeken, beschouwen we dus maar als een eersten, ernstigen stap om het jonge volk, naast het werk van eigen kunstenaars, ook dat van vreemde en van álle kunstenaars bij te brengen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 47]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Aan te bevelen prentenboeken. Ga naar voetnoot*
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 48]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 49]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 50]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 51]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 52]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 53]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|