| |
| |
| |
IV. Indeeling der boeken die de kinderen dienen
aangeboden.
We achten het doelmatig, de boeken die naar ons inzien voor kinderen
geschikt zijn in reeksen, zoo niet in soorten, in te deelen. Immers, indien de
kinderen, ondanks zekere persoonlijke eigenaardigheden, toch één in wezen zijn
en psychologisch, intellektueel, esthetisch een ontwikkelingsgang doormaken die
algemeen het kenmerk van hun leeftijd is, dan biedt deze ontwikkelingsgang een
opeenvolging van zulke treffende, verschillende verschijnselen aan, dat het
niet mogelijk is een degelijke keus aan boeken vast te stellen, zonder met die
verschijnselen ernstig rekening te houden.
Wie kinderen nagaat van in hun kleutertijd, waarin hun alles nieuw
en openbarend is, tot in hun zoogenaamde vlegeljaren, wanneer hun het leven een
groot en prikkelend mysterie blijkt, die stelt de visu vast hoe ze, met hun
ontwikkeling mee, steeds andere lektuur verlangen, - een andere zoo naar den
vorm als naar den inhoud.
Vragen de kleintjes om prentjes, die de kern van het onderwerp, het
zakelijk vertelde, treffend naar voren brengen, dus eenvoudig en plastisch raak
van teekening en scherp en levendig van kleurkontrasten zijn, al groeiende
worden ze gevoelig voor details en bijkomstigheden, voor kleurenharmonie en
kleurschakeeringen, voor diepzinniger humor en zuiver dekoratieve en
beschrijvende elementen. | |
| |
Vatten diezelfde kleintjes alleen een tekst, die beperkt en naïef
van woordenkeus, dadelijk aansprekend van gedachte en zinsbouw is, geleidelijk
begrijpen en genieten ze een taal, die rijker aan ideeën blijkt en deze
kunstiger en onder meer verscheiden vorm weet uit te drukken.
Waar voor diezelfde kleintjes, weer, de belangstelling gehecht
blijft aan de onmiddellijke, tastbare omgeving, - het huis, de huisgenooten, de
dieren thuis, de naaste buurt, het speelgoed en het spel, mitsgaders wat
daarbij gefantazeerd wordt door de kinderen, - daar grijpen de ouderen ruimer
om zich heen, houden van school en kameraden, van straat en stad, van dorp en
bosch en akker, van al wat zichtbaar roert in menschen-, dieren-, plantenleven,
en niet alleen om 't uiterlijk verschijnen van dat leven, maar ook allengs om
zijn ontstaan, zijn ontwikkelingsgang, zijn historie, zijn werkelijke
beteekenis en waarde.
En voelen diezelfde kleintjes, eindelijk, zich esthetisch heelemaal
bevredigd, zoodra de prent of tekst het doodgewoon gebeuren om en voor zichzelf
sprekend en stemmig uitbeeldt, ze plegen langzaam aan, dank zij hun
geestelijken uitgroei, zaken en handelingen met scherper aandacht op te nemen
en te onderscheiden hoe deze meer of minder plastisch, levendig en sierlijk
kunnen worden voorgebracht, m.a.w. ze leeren opmerken, vergelijken, oordeelen,
en blijven, bij het beëindigen van hun kindertijd, alleen nog maar aanvaarden
wat als teekening, als taal, als inhoud zijn eigen kenmerk en zijn degelijk
artistiek gehalte heeft.
Dit om te zeggen: dat het gevoels- en het gedachtenleven van de
kinderen steeds ruimer en meer omvattend wordt, dat het tot uiting komt onder
voortdurend nieuwe en afwisselende vormen, dat het ge- | |
| |
leidelijk
zich aanspitst en verfijnt en, zich verfijnend, scherper eischen stelt,... en
dus de boeken voor de kinderen, indien ze leidend en opbouwend willen blijken,
in dezen uitgroei zelf hun eersten, stevigen grondslag moeten vinden.
Het kan dus niet voldoende zijn, een korte of lange lijst van
allerhande boeken op te maken, ze aan de kinderen voor te leggen en hun te
vragen het gewenschte uit te kiezen. Wij kiezen zelf, wij rangschikken, wij
schiften, en houden daarbij rekening met den leeftijd, den
aanleg en de belangstelling van de jonge
lezers.
Elk dezer drie faktoren, - leeftijd, aanleg, belangstelling -, heeft
zijn eigen waarde en kan ons aanleiding worden om op aparte wijze de boeken
voor kinderen in te deelen.
De leeftijd der kinderen biedt, in verband met hun
lektuur, opeenvolgende perioden aan. Aanvankelijk, d.i. van hun 3e tot hun 8e
jaar, zijn ze tevreden met voorstellingen van alledag-voorwerpen, vertelsels
uit hun eigen leventje, kleinkindersprookjes, kleuterrijmpjes, welkdanige
gebeurtenisjes; ze kijken hun oogjes op de prenten uit, luisteren gretig naar
wat er bij verteld kan worden en leeren lezen aan de hand van teksten, die
vooral kort en verklarend moeten zijn. Daarna, van hun 8e tot hun 10e jaar,
voelen ze hun vaardigheid in het lezen mechanisch sterker worden en vinden ze
gaarne, al lezende, datgene terug wat ze eenmaal uitgebeeld zagen of vertellen
hoorden, met een besliste voorkeur voor kinderlijke grappen, diertooneeltjes,
wonderbare dingen. Vervolgens, van hun 10e tot hun 12e en, duidelijker
uitgesproken, van hun | |
| |
12e tot hun 14e jaar, blijken ze treffend
receptief te zijn en alle leesstof te aanvaarden, die hun maar meerder kennis
en beter weten bijbrengt; toeven de meisjes gaarne bij het huiselijk leven en
zijn veelvuldige verschijnselen, bij de natuur en wat ze zwijgend openbaart, en
laten ze zich telkens sterker lokken door het vrouwelijk teedere en gevoelige,
de jongens kijken bewonderend op naar het kordate, het gedurfde, het hardnekkig
doorgevoerde en zien in dier-, aardrijksen geschiedkundige wetenswaardigheden,
hun in allerhande losse schetsen en verhalen medegedeeld, een welgekomen
eersten stap tot kennismaking met Robinsonades, ontdekkingstochten, groote
avonturen, heldensagen. En eindelijk, van hun 14e jaar af, grijpt bij de
meisjes en de jongens, onder invloed der puberteitswerking, een fijner
aanvoelen en sterker doordenken in, zoodat weleens gewaagd wordt van een
definitieven leer- en reflexietijd die hier een aanvang neemt; maar deze tijd
verraadt dan bij de eenen een onbedrieglijken drang naar het emotioneele en
sentimenteele en bij de anderen een treffende behoefte aan sensatie en
ongebonden romantiek, - wat zeggen wil, dat hier, nog dringender dan vroeger,
bewuste leiding noodig is, indien men wenscht de jeugd op 't rechte pad te
houden.
Het zal dus goed zijn een lijst van boeken op te stellen, die
ingedeeld is naar de perioden hiervoren aangeduid en toegelicht.
Wel zit hierin niets absoluuts en kan men vaststellen b.v., dat
zekere kinderen rijper zijn of anders doen dan voor hun leeftijd in het kort
werd aangegeven; maar de doorsnee-kinderen, de groote meerderheid, beantwoorden
wel degelijk aan de door ons beschreven kenmerken, en 't is voor hen vooral en
voor | |
| |
hun leerkrachten en ouders, dat onze lijst, achter het
afsluiten van deze studie opgenomen, haar waarde hebben wil. En nogeens: haar
betrékkelijke waarde. Want het is moeilijk, zooniet onmogelijk, nauwkeurig den
kinderleeftijd te bepalen, waarvoor een boek geschikt is, getuige het dikwijls
tegenstrijdig oordeel vanwege menschen die bij uitstek worden bevoegd geacht;
wij steunen daarom op ons eigen inzicht, voor zooverre betrokken werken door
onszelf en bij ons weten ook door kinderen gelezen werden, en sluiten ons voor
de overige, de minderheid, bij het gemiddeld oordeel aan, dat door recensenten
ter zake werd uitgebracht.
Blijven de twee faktoren aanleg en belangstelling, die we gaarne tegelijk behandelen, daar het eene
nauw verband houdt met het andere. Bij de allerkleinsten is er van specialen
aanleg weinig spraak en gaat de belangstelling vrij algemeen naar gelijkaardige
onderwerpen, betrekkelijk hun eigen werkelijke en ingebeelde wereld, inkluis
vooral die van de sprookjes en vertellingen. Maar naarmate de kinderen groeien,
hun geest positiever wordt en zij binnen en buiten school hun aandacht
getrokken voelen naar allerhande wetenswaardigheden, zooals daar zijn: het
leven van hun eigen volk en van vreemde volkeren, - elk met zijn zeden, zijn
gebruiken, zijn geschiedenis -; de wereld der dieren, der boomen en gewassen,
der levende wezens op het land en in het water; de natuur en haar veelvuldige,
geheimzinnige verschijnselen en de meer dan verscheiden wijzen waarop die
worden uitgebaat; de taai volgehouden en dikwijls heerlijk bekroonde strijd van
denkers, zoekers, uitvinders, ontdekkers; - naarmate, zeggen we, al deze en
dergelijke stof in | |
| |
allerhande vormen hun wordt aangeboden, komt
onbewust hun kiezen en hun voorkeur los en ook ten slotte hun specialiseeren,
nauw in verband met hun geaardheid en hun geleidelijk sterker uitgesproken
geestelijken aanleg. En zoo gezien kan het wel nuttig zijn, buiten de indeeling
volgens den leeftijd om, een andere indeeling, ditmaal naar de behandelde
onderwerpen, uit te werken.
't Is deze, welke ons als grondslag dienen zal tot den aanleg en de
onderlinge aansluiting van volgende hoofdstukken. Die hoofdstukken zijn:
1. | Prentenboeken. |
2. | Rijmpjes en gedichten. |
3. | Volkssprookjes, volkssagen en volksboeken. |
4. | Kunstsprookjes, wonderverhalen. |
5. | Leesboekenreeksen. |
6. | Tijdschriften. Ontspannings-allerlei. |
7. | Huis- en kinderleven. |
8. | Avontuurlijke verhalen. |
9. | Biographie. Geschiedenis. Aardrijks- en volkenkunde. Kennis der
natuur. |
10. | Naslagwerken. |
Bij elk dezer rubrieken hooren heel wat bedenkingen thuis, die we
graag verder hun plaats verleenen, alsmede een lijst, die we bedoelen er zoo
nauw mogelijk bij aan te passen.
Voor het oogenblik hebben we het, tot wettiging van die rubrieken,
over hun opeenvolging en, voor een paar ook, over hun beteekenis als
onderwerp.
De opeenvolging is duidelijk.
De eerste drie omvatten boeken, waarvan de inhoud bevattelijke stof
voor de allerkleinsten zijn kan: | |
| |
prenten, rijmpjes, sprookjes, -
't is zeker 't liefste wat hun hartje vraagt. De vierde brengt hun
kunstsprookjes en oorspronkelijke wonderverhalen; iets moeilijkers dus, en toch
niet heelemaal, vermits er zijn die simpel blijken als sprookjes uit het volk.
Maar alle vier deze rubrieken behelzen stof, die zooveel vertelals leesstof is,
gezien den leeftijd der betrokken kinderen; ze brengen dus, op de rubriek der
prentenboeken na, hoofdzakelijk bronnen voor de ouderen en voor volwassenen
aan, in afwachting dat onze kleinen zelf hun eerste boekjes zullen lezen. Die
eerste boekjes dan, de leesboekjes, de tijdschriften en het
‘ontspannings-allerlei’, namen we op onder de vijfde en de zesde hoofding; hun
onderwerpen zijn talloos en tevens sterk gemengd en worden telkens in korte
stukjes afgehandeld, ten einde bij de kinderen, tuk op afwisseling, den lust er
in te houden. De leesboekjes groeien echter geleidelijk tot leesboekenreeksen
uit, met den leeftijd van de kleinen mee; de lesjes worden uitgebreider en
langzaam aan ook krijgen ze het kenmerk, hun onderwerpen verder uit te diepen
en de belangstelling steviger vast te houden, - zoodat de tijd reeds in
vooruitzicht is dat, na het gewone, zeer gemengde leesboek, het leesboek met
natuurwetenschappelijke, geschied- of aardrijkskundige strekking kan worden
aangevat. Zekere kinderen, echter, blijken zoo volgzaam niet en houden langer
van het vlug gelezene en allegarige; voor hen dan ligt er prettige leesstof,
buiten het leesboek om, in tijdschriften en in het zoogenaamd
‘ontspannings-allerlei’, d.i. in samenvoegsels van korte vertelsels, anecdoten,
rijmpjes, grappen, raadsels en zelfs teekenkunstjes en knutselwerkjes, zooals
er vele in boekvorm worden op de markt gebracht. Maar, de eenen wat later dan
de | |
| |
anderen, gaan de kinderen toch allen mettertijd naar
doorloopende verhalen grijpen; deze worden hun onder de zevende en de achtste
rubriek geboden, met onderwerpen die in den titel zelf zijn aangegeven. Van een
bizondere strekking is daarbij geen sprake; maar toch laten verhalen uit het
huis- en kinderleven de mogelijkheid open, daarin de levensschetsen van bekende
mannen en vrouwen op te nemen, en eveneens zijn aan de avontuurlijke verhalen
gemakkelijk de avonturen en feiten uit de geschiedenis, de ontdekkingsreizen,
het grillig leven van dieren en planten te verbinden. - Een aantal verhalen,
onder de zevende en de achtste rubriek vermeld, bevatten reeds zekere der pas
bedoelde elementen. Maar in verband met de voorkeur, die allengs duidelijker
loskomt bij de kinderen, moeten we ook specialiseering weer voorzien. Dat deden
we, - en zoo ontstond de veelomvattende negende rubriek, waarin het jonge volk
heel wat ontdekken zal, dat zijn specifieke verlangens naar biographie,
geschiedenis, aardrijkskunde, dier- en plantkunde en dgl. kan bevredigen. -
Blijft eindelijk de laatste of tiende rubriek, de naslagwerken. Eigenlijk
hooren deze nog nauwelijks thuis onder de boeken voor kinderen, vermits ze
werken omvatten zooals een paar tijdschriften, enkele uitgebreide
bloemlezingen, eenige albums, een paar handleidingen, die de jeugd allerhande
extra wetenswaardigheden hebben bij te brengen. Maar toch houden we ze in het
raam van de lektuur voor kinderen, omdat ze feitelijk op den einduitslag wijzen
waartoe we eenmaal komen willen: de jeugd zoover te brengen, dat ze 't bestaan
van degelijke bronnen tot eigenstudie kent en naar die bronnen grijpt als naar
het eenig middel om zich zelfstandig te ontwikkelen. | |
| |
Deze opeenvolgende rubrieken geven dus, dunkt ons, volledig den
cyclus aan, welken de kinderen in verband met hun belangstelling en aanleg
plegen door te maken.
We vertrouwen daarom dat ze, meer nog dan de overzichtelijke lijst
volgens den leeftijd, van praktisch nut zullen blijken voor alle opvoeders, die
degelijk de kinderen willen leiding geven.
|
|