| |
| |
| |
Hoofdstuk XIII.
Voorbeelden van het aanwenden van kinderboeken, tot het samenstellen van lesschema's.
Hierbij wordt vooropgesteld, dat de onderwijzer het gebruikte verhaal kent, want juist het vertellen geeft aanleiding tot de verschillende bewegingen en geeft verband tusschen de bewegingen onderling.
Voorbeeld 1 naar: ‘Hansje in het Bessenland’ (uitg. van C.A.J. van Dishoeck te Bussum).
1. | In het bosch rondwandelen (blz. 60, fig. 172). |
2. | Staan, recht als de boomen in het bosch (blz. 22, Bewegingsbeschr. fig. 26). |
3. | De toppen en takken bewegen in den wind (blz. 52, no. 3, fig. 144). |
4. | Tusschen het mos naar boschbessen zoeken (diep kniebuigen in loopstand) vergel. blz. 25, no. 3, fig. 40). |
5. | Zitten, als Hansje, die moe is (blz. 41, no. 1, fig. 95b). Hij hoort geritsel en strekt den rug (fig. 95c) en kijkt naar links en rechts (blz. 38, no. 3, fig. 88). |
6. | Als het dwergje loopen. (Diepe kniebuiging aannemen en in die houding voortbewegen (fig. 60b). (Been voor been, dus geen kikkeren). |
7. | Zóó hoog lijkt nu het gras, nu wij zelf zoo klein zijn als het dwergje. Vergel. blz. 25, no. 3, fig. 39. |
8. | Wegspringen als de eekhoorntjes (blz. 78, no. 1, fig. 263). |
9. | Hand in hand door het bosch loopen, over stammen klimmen of springen (blz. 75, no. 2, fig. 255). |
10. | Naar de bessen wijzen (zijdraaien in spreidstand of beenkruiszit, vergel. blz. 54, no. 1 en 2, fig. 147, 148). |
11. | Buigen als de prinsjes. Vergel. blz. 37, no. 1, fig. 84. |
12. | De boomen in en bessen plukken (blz. 68, fig. 222, 220, 218). |
13. | Als de zeilboot schommelen (blz. 45, no. 3, fig. 109). |
14. | Op de muizepaardjes naar roodbessenmoedertje rijden (vergel. blz. 61, no. 11, fig. 187). |
| |
| |
15. | Bessen plukken (blz. 34, no. 1, fig. 79) en in de manden leggen (fig. 40a) (kniebuigen) of (blz. 62, no. 1, fig. 146) (zijbuigen). |
16. | Schommelen (eventueel op de maat van een liedje) in een hangmat. Beenkruiszit, armen buiten de knieën, handen om de voeten vast. Diep vooroverbuigen, zich achterover gooien, zoodat men op den rug ligt (beenen en zitvlak van den vloer) en weer terug in zit. Dit eenige keeren achter elkaar. Eindigen met rugstrekken (blz. 41, no. 2, fig. 93). |
17. | In een kring zitten en bessen eten (rusten). |
18. | Zangspel. |
19. | De manden met bessen naar den wagen dragen (blz. 73, no. 1, fig. 241). |
20. | Naar huis rijden (blz. 61, no. 7, fig. 182). |
21. | Hansje slaapt. Rugliggend rusten. Hij ontwaakt. De onderwijzer staat te midden van de kinderen (die hand in hand een kring vormen) en heeft links en rechts van zich een mandje bessen (= kind (fig. 117b). En de les eindigt met een rondedans. |
Voorbeeld II naar: ‘Moeder vertelt hoe Kaboutertje Eigenwijs op reis ging’ door E. Kuipers - v.d. Koogh (uitg. Meulenhoff).
Korte inleiding vertellen.
1. | De kaboutertjes slapen (ruglig.) |
2. | Kabouter Eigenwijs staat stilletjes op. |
3. | Brood uit de kast halen en in een zakje stoppen (blz. 25, no. 2, fig. 39a en b). |
4. | Buiten de schoenen aantrekken (evenwichtsoefening) (fig. 202a). |
5. | Welken weg zou hij inslaan? Hij kijkt naar links en naar rechts (blz. 38, no. 3, fig. 88). |
6. | Maar neen, hij gaat recht vooruit, den berg op (fig. 216). Twee hellende banken (langs de eene omhoog, langs de andere neer). |
7. | In kabouterstad zijn de huizen klein, maar hier groot (fig. 26 of dezelfde oefening in beenkruiszit fig. 32). |
8. | De poppenwinkel. Zóó stil staan de poppen. |
9. | Kabouter knikt (blz. 37, no. 1, fig. 84) tegen de poppen, maar die bewegen niet. |
10. | De heer uit den winkel ‘buigt’ voorover naar Eigenwijs
|
| |
| |
| (bladz. 49, no. 1, fig. 122 zwarte figuur). En de kabouter kijkt omhoog (Rugstrekken) Afwisselende beweging.
(Het korte gesprek wordt ondertusschen door den onderwijzer weergegeven.) |
11. | Kabouter loopt hard weg. |
12. | Beenkruiszittend uitrusten. |
13. | Loopen als het oude vrouwtje (bladz. 60, no. 2, fig. 173b). |
14. | In het bosch. De bloempjes, die Eigenwijs ziet, gaan al slapen (fig. 30-32). |
15. | Kabouter vertelt aan Juweeltje en haar Grootvader, dat hij van over de bergen komt en dat hij eens 's winters den berg is afgerold, als een sneeuwbal, hals over kop (kopje duikelen). |
16. | Aan het touw, dat van den hooiwagen neerhangt, heen en weer zwaaien, terwijl de man hem optrekt (aan klimtouw of één ring).
Op den wagen wordt Eigenwijsje al gauw ongeduldig en hij valt er af en dàt zullen wij maar niet doen! |
17. | De hond krabbelt het hooi weg, waar kabouter onder ligt (vergel. bladz. 46, no. 2, fig. 114). |
18. | Eigenwijs loopt over de plank (evenwichtsoefening, zie bladz. 65, fig. 208-212).
Als hij na een paar keer heen en weer loopen in de sloot is gevallen, neemt de boerin hem mee naar huis, en daar helpt hij op de boerderij met: |
19. | Hout zagen (bladz. 54, no. 4, fig. 152-156) en hakken (bladz. 43, no. 3 en 4, fig. 101-104). |
20. | Groenten plukken (bladz. 25, 4, fig. 40). |
21. | Kippen voeren (bladz. 56, no. 7, fig. 161). |
22. | Hij springt in de lucht van plezier en klapt in de handen als hij Juweeltje ziet (vergel. fig. 249). |
23. | Hij grijpt Juweeltje bij de hand en danst met haar in het rond (vergel. opstelling fig. 250). |
24. | Men laat dan de kinderen rustig zitten en vertelt hun in korte trekken, dat kabouter Eigenwijs en Juweeltje door het Tooverbosch naar het Kabouterhuis terugkeerden en Juweeltje het zusje van de kabouters werd. |
N.B. De laatste twee hoofdstukken: ‘In het Tooverbosch’ en ‘Tehuis’ geven makkelijk stof voor het uitwerken van een kortere les.
| |
| |
Voorbeeld III naar: Kees en Moor (een twist) serie ‘Om zelf te lezen’.
1. | Sluipen als de kat (bladz. 60, no. 3, fig. 174). |
2. | Korrels oppikken als de haan (bladz. 43, no. 2, fig. 98). |
3. | De rug opzetten als een kat (bladz. 41, no. 1, fig. 92). |
4. | Staan als de haan. Op een poot en op den anderen (blz. 61, no. 4, fig. 177 en met de vleugels klappen (bladz. 72, no. 13, fig. 189). |
5. | De haan buigt den hals en strekt zich weer uit: ‘Kukeleku’ (bladz. 37, no. 1, fig. 84). |
6. | Hij stapt op de kat toe (met knieheffen). |
7. | Maar vlucht klapwiekend voor Jan (fig. 189). |
8. | Poes vlucht de trap op en klautert door het dakraam het dak op (bladz. 67, G., fig. 239) en verder evenwichtsoefening. |
9. | De haan is weer bij zijn kippen terug, die op de bloempotten springen en er weer af. (fig. 260). |
10. | En poes ligt in de dakgoot te rusten. |
Voorbeeld IV uit ‘Het Boek van Ot en Sien’, door J. Ligthart en H. Scheepstra (uitg. J.B. Wolters, Groningen).
(Hoofdstukken: Het waait hard. Nog meer wind, Van een omgewaaiden boom, Paardje mennen).
1. | ‘Als de blaadjes over de straat dansen.’ Met groote passen van den eenen voet op den anderen vooruit springen, op de teenen ‘De blaadjes zijn zoo licht, je hoort ze maar even ritselen.’ |
2. | ‘Probeer de blaadjes te pakken.’ Looppas met diep kniebuigen op een teeken van den onderwijzer (vergel. bladz. 25, no. 3, fig. 40). |
3. | Gewoon gaan. ‘Hier zijn we beschut voor den wind (bladz. 58). |
4. | Tegen den wind in loopen (voorovergebogen), (fig. 173b). |
5. | ‘Loopen met den wind in den rug.’ Gestrekte looppas, romp achterover. Er wordt geen bizondere nadruk gelegd op het goed strekken der beenen. |
6. | Naar de pet grijpen, die afwaait (bladz. 34, no. 1, fig. 79). |
7. | De pet uit de goot oprapen en uitslaan. Eerst met den eenen, dan met den anderen arm (bladz. 32, no. 6, fig. 71). |
8. | Heen en weer zwiepen als de boomen (bladz. 51, fig. 138-144). |
9. | Staan als de hooge, sterke boomen (houding-verbeterende oef.). Ook lage uitgangshoudingen kunnen hiervoor gebruikt worden. |
| |
| |
10. | Net als de mannen, die den boom moeten wegruimen: De kleine takken afkappen (bladz. 43, no. 3 en 4, fig. 101-103). |
11. | De groote takken afzagen (bladz. 54, no. 4a, fig. 152-156). |
12. | Over den boom loopen (bladz. 65, fig. 207). |
13. | Er op staan en naar beneden springen, heel zacht in het gras (bladz. 76, Bewegingsbeschr. fig. 259, 260). |
14. | De dikke takken wegrollen (bladz. 57, no. 14, fig. 168). |
15. | Het paard, dat den stam wegsleept, knikt met den kop (fig. 177 en fig. 84 en 187). |
16. | De laatste takken wegsleepen (bladz. 73, no. 2, fig. 243). |
Voorbeeld V uit: ‘Het Boek van Ot en Sien’ door J. Ligthart en H. Scheepstra (uitg. J.B. Wolters).
De hoofdstukken over ‘Goudkopje’.
1. | Goudkopje wandelt het huis uit. |
2. | De boomen schudden er hun hoofd over (bladz. 38, no. 2, fig. 86). (Ook in staande uitgangshouding). |
3. | Het eendje slaat met de vleugels (bladz. 22, Bew. beschr. fig. 29). |
4. | Het eendje trekt Goudkopje op een blad naar den overkant (blz. 73, no. 2, fig. 243). |
5. | Stappen (bladz. 61, no. 4, fig. 177 en staan bladz. 63, fig. 197-200), als de ooievaar. |
6. | Springen als kikkers (fig. 60). |
7. | Als de ooievaar diep onder water duiken en een beker melk ophalen (bladz. 43, no. 2, fig. 98, 99). |
8. | De vleugels oplichten (bladz. 31, no. 2, fig. 62, 63b). |
9. | Heel zachtjes naar den vlinder sluipen (bladz. 60, no. 2 en 3, fig. 173b, 174). |
10. | Naar den vlinder grijpen (bladz. 25, no. 2, fig. 39, bladz. 26, no. 8, fig. 48, bladz. 54, no. 1 en 2, fig. 147, 148, 150). |
11. | De bloempjes gaan slapen en Goudkopje ook en toen ze wakker werd was ze weer thuis. |
|
|