| |
| |
| |
Hoofdstuk XII.
Voorbeelden van Lesschema's.
In overeenstemming met wat reeds in hoofdstuk I gezegd is, verandert niet slechts de wijze van het leiden der lichaamsoefeningen in verband met den vooruitgang in algemeene ontwikkeling der kinderen, doch tevens de bewegingen zelf en de samenstelling van het lesplan.
Eerste serie. Eenige bepaalde vorm voor lesschema's is dus bij den aanvang niet noodig. Van de algemeene behoefte aan beweging tot ontwikkelen van lichamelijke en geestelijke kracht bij het kind moet gebruik gemaakt worden, waarbij de houding verbeterende oefeningen opwekkende en orde-oefeningen (discipline) al naar behoefte worden opgenomen. Gedurende dezen eersten tijd (2-4 maanden) worden vertellingen en fantasie-vormen gebruikt om de beweging aan te geven. Zij worden uitgevoerd op aanwijzingen, waarbij de onderwijzer ze in den regel zelf uitvoert, bij geschikte gelegenheden gebruikmakend van licht te begrijpen uitvoeringscommando's zooals: ‘Nu!’ ‘Stop!’ enz. De lesschema's of bewegingssprookjes, waarvan 4 voorbeelden gegeven worden, zijn lang genoeg om een lesuur te vullen. Daarna volgen 2 voorbeelden voor korteren tijd. Met behulp van de in bewegingsvoorraad opgenomen oefeningen, of de onder Hoofdstuk XII aangevoerde voorbeelden, behoeft het niemand moeilijk te vallen zelf bewegingssprookjes of fantasie-bewegingen zonder direct verband met elkaar samen te stellen.
Tweede serie. Zoo gauw het ontwikkelingsstandpunt van het kind het toelaat, komt de overgang van een aanwijzing tot een commandovorm, waarvoor lesschema 1-3 voorbeelden zijn. Deze overgangsvorm, die korter dan de voorgaande wordt gebruikt wordt gevolgd door:
Derde serie. De gebruikelijke gymnastische commandovorm, waarvan lesschema I tot IV voorbeelden zijn.
De samenstelling van de schema's 1-3 en I tot IV is gemaakt volgens onderstaande indeeling.
| |
| |
A. Inleidende oefeningen. Opstellingen. Opwekkende en houdingverbeterende oefeningen, benevens eenige arm-, been- en rompbewegingen.
B. Kernoefeningen. Evenwichtsoefeningen op toestel, hangoefeningen, rompbewegingen (rug-, buikoefeningen, zijbuigen, zijdraaien, van andere soort dan in A. en C.), evenwichtsoefeningen op den vloer, gaan en loopen, spelen, oefeningen waarbij het hoofd lager komt dan de romp, en sprong.
C. Eindoefeningen. Houdingverbeterende oefeningen en afleidende oefeningen.
Daar de lesschema's berekend zijn voor een heel lesuur, zijn de bewegingen, die bij korter tijd kunnen uitvallen, met * geteekend. Is een toestel voor een oefening niet voorhanden, worde deze met een * geteekende beweging uit dezelfde groep omgewisseld.
| |
Eerste serie.
Bewegingssprookje. 1. In de Lente.
1. | Om het hardst loopen met de vroolijk kabbelende beek (lichte veerkrachtige vrije loop) bladz. 59. |
2. | In het dennenbosch komen en de harslucht inademen (staandrugstrekken) bladz. 21, no. 4, fig. 28b. De wind suist door de boomen en de toppen bewegen zich, (hoofdzijbuigen) bladz. 37 no. 2 fig. 86. |
3. | Vrije opstelling voor den onderwijzer. |
4. | Een bloemknop zijn, die in de zon zich ontplooit (beenkruiszit van voorover gebogen houding oprijzen en terug: (3-4 maal), bladz. 41, no. 1, fig. 94 en 95. |
5. | Voorjaarsbloemen plukken (stand; haastig diep kniebuigen), bladz. 25, no. 3, fig. 40. |
6. | In een boot het meer over roeien (schrijlingszit rhythmisch rompvallen voorwaarts - achterwaarts), bladz. 49, no. 6, fig. 129. |
7. | Zwaaien als de mast (schrijlingszit rhythmisch zijbuigen van links naar rechts), bladz. 52, no. 3, fig. 138 en 143. |
8. | Uit de boot aan land springen, in het zand terecht komen (stand; dieptesprong van bank), bladz. 76, beschrijving der bew. fig. 259, 260. |
9. | Langs een boerderij komen. De boer helpen zaaien (loopstand
|
| |
| |
| zijdraaien onder wisselend armuitzwaaien), bladz. 56, no. 7, fig. 161. |
10. | Als een ooievaar op één been staan (stand; evenwichtsoefening, voet in knieholte), bladz. 64, no. 1, fig. 198. |
11. | Met de vleugels klappen, later vliegen als een ooievaar. (Stand armenzwaaien opwaarts - neerwaarts. Dito onder loop- of galoppas), bladz. 62, no. 13 en 14, fig. 188-191. |
12. | Voor zangspelen en dansspelletjes verdienen o.a. de volgende boekjes aanbeveling.
‘Spelen en lichaamsoefeningen’ van Van der Boom en Croesen.
‘Hollandsche kinderliedjes’, geharmoniseerd door J. Röntgen.
‘Oude Nederlandsche Volksdansen’, verzameld door A.
Sanson - Catz en A. de Koe.
‘Reidansen’, door Brom. |
13. | Over een heining springen, bladz. 78, no. 2, fig. 265, 266. |
14. | Als losgelaten veulens in de wei rondhollen (vrije loop en spel), bladz. 62, no. 12. |
15. | Liggen uitrusten, naar het ruischen van het bosch luisteren, slapen (ruglig ontspannen), bladz. 19, no. 1, fig. 16. |
16. | Staan als lage heesters en als hooge boomen (wisselen tusschen teenneigzit en stand), bladz. 25, no. 1, fig. 37, 38. |
| |
Bewegingssprookje 2. In den zomer.
1. | Vrije opstelling voor den onderwijzer. |
2. | De klaprozen staan in den wind te buigen en te wiegen (stand rhythmisch hoofd laten hangen en opheffen), bladz. 22, bewegingsbeschrijving. Vergel. fig. 30-32. |
3. | Stapvoets en in een draf naar de rivier (naar zee) rijden, bladz. 61, no. 11, fig. 187. |
4. | Baden.
a. | Zich uitkleeden (verschillende arm-, been- en rompbewegingen), ook evenwichtsoefeningen, bijv. om kousen en schoenen uit te trekken. |
b. | Hollen en springen door het water, dat het opspat (looppas met knieheffen), bladz. 26, no. 6, fig. 46. |
c. | Twee aan twee onder water duiken (stand kniebuigen met hielenheffen), bladz. 25, no. 4, fig. 42. |
d. | In het water springen (stand vrije hoogtesprong), verg, fig. 248. |
|
| |
| |
|
e. | Armzwemmen (voorlig armbeweging), bladz. 45, no. 2, fig. 107. |
f. | Op den rug liggen en met de beenen spartelen (ruglig haastig kniebuigen en strekken), bladz. 50, no. 1, vergel. fig. 130-133. |
|
5. | Varen en schommelen als een boot (voorlig), bladz. 45, no. 3, fig. 108-109. |
6. | Met een zeis maaien of hooi harken (loopstand zijdraaien), bladz. 56, no. 8, 9, 10, fig. 161, 163. |
7. | Van een hooiberg neerglijden (langs een hellende bank), bladz. 66, no. 4, g. 213, 215a. |
8. | De boomen in en kersen plukken (wandrek), bladz. 68, no. 2, fig. 217, 218. |
9. | Het onweert (handvast beenhaakzit, wisselend knieheffen), bladz. 47, no. 5, fig. 117a. |
10. | Zangspel: Dansspelletje (meisjes). Een eenvoudige volksdans. (Zie ‘Oude Nederlandsche Volksdansen’, verzameld door A. Sanson - Catz en A. de Koe); of een reisje naar Luilekkerland. Zie ‘Spelen en lichaamsoefeningen’ van Van der Boom en Croesen, zoo nu en dan afgewisseld met: Vangspel: hurkkrijgertje. |
11. | Bramen plukken (kniebuigen), bladz. 24, no. 3, fig. 40. |
12. | Als de boomen heen en weer zwaaien in den wind (spreidstand rhythmisch zijbuigen), bladz. 51, no. 1, fig. 135, 141, ook met armen zijwaarts (= takken), fig. 144. |
13. | Kopje duikelen, bladz. 79, no. 4, fig. 269. |
14. | Over boomstammen springen (vrije sprong voorwaarts met aanloop en enkelen afzet over bank), bladz. 75, no. 2, fig. 255. |
15. | Uitrusten (liggend ontspannen), fig. 16, 17. |
16. | Zoo recht staan als de populieren, fig. 26. |
| |
Bewegingssprookje 3. In den herfst.
1. | Opstelling in een kring of halven cirkel. |
2. | Met den trein naar Oom Piet, die buiten woont, bladz. 61, no. 8, fig. 183. |
3. | Oom Piet aan het station groeten. |
4. | Met paard en wagen naar buiten (boerderij) rijden, bladz. 61, no. 11, fig. 187. |
| |
| |
5. | Uit het rijtuig springen (stand dieptesprong van bank), bladz. 76. Bewegingsbeschr. fig. 260. |
6. | De paarden helpen uitspannen; ze schudden met hun koppen (stand hoofd en hals buigen), bladz. 37, no. 1, fig. 83, 84. |
7. | Het rijtuig in het koetshuis rijden (kruiwagen voortduwen), fig. 246. |
8. | Stappen en rondkijken als de haan en de kippen in den tuin, kraaien als een haan (stand, houdingverbeterende oefeningen), bladz. 22. Bewegingsbeschr. fig. 28, 29. |
9. | Staan als een ooievaar (stand evenwichtsoefeningen op één been), bladz. 61, no. 4, fig. 177. |
10. | Kaatsen als een gummibal (teenenstand, huppen), bladz. 27. Bewegingsbeschr. fig. 52, 53. |
11. | Meehelpen met het oogsten.
a. | Het koren wiegt in den wind heen en weer (spreidstand rhythmisch zijbuigen), bladz. 51, no. 1, fig. 140-142. |
b. | Korenmaaien (loopstand - zijdraaien), bladz. 56, no. 8, fig. 162. |
c. | De halmen tot schooven zamelen, vergeh bladz. 57, no. 14, fig. 168. |
d. | De konijnen in het veld schrikken op en gaan er van door, springen over de schooven (konijnensprong over liggende kameraad of bank), bladz. 78, no. 1, fig. 264. |
|
12. | Dorschen; de zakken koren op den rug wegdragen. Zie fig. 182 b, c. |
13. | Naar den molen rijden. De molenwieken draaien (enkel armzwaaien in een cirkel), bladz. 31, no. 5, fig. 67. |
14. | Deeg kneden (spreidvalstand rompdraaien), bladz. 55, no. 5, fig. 158. |
15. | Het deeg uitrollen (spreidstand rompvallen voorwaarts), bladz. 49, no. 3, fig. 126. |
16. | Koekjes bakken (knieviervoetstand; handslag), bladz. 46, no. 3, fig. 114. |
17. | Zangspel: ‘Tusschen Keulen en Parijs’. Zie: Spelen en Lichaams-oefeningen van Van der Boom en Croesen, of: Loopspel: Slingerrij, bladz. 61, no. 10, fig. 186. |
18. | Afscheid nemen van Oom Piet (hand geven). |
| |
Bewegingssprookje 4. In den winter.
Huiskamer met open haard, vensters aan beide zijden.
1. | De kinderen zitten rondom het vuur en luisteren naar Groot- |
| |
| |
| moeder, die vertelt over het Kerstfeest, in den tijd, toen zij een klein meisje was (in beenkruiszithoudingsoefeningen), bladz. 17, no. 7, fig. 7a. |
2. | Grootmoeder ziet, dat het sneeuwt en de kinderen kijken uit door het venster, eerst aan den eenen kant, dan aan den anderen kant (beenkruiszit, hoofddraaien), bladz. 38, no. 3. of 4, fig. 88. |
3. | De kinderen vragen of ze buiten in de sneeuw mogen spelen. Van de stoep neerspringen in de sneeuw (stand dieptesprong van bank. ‘Neerkomen als een sneeuwvlok’), bladz. 76. Bewegingsbeschr. |
4. | Sneeuwballen gooien (loop- of uitvalstand, rompdraaien), bladz. 54, no. 3, fig. 149. |
5. | Sneeuwballen rollen, bladz. 57, no. 14, fig. 168, 169. |
6. | Een fort bouwen met 2 muren (de buitenste wordt aangegeven met een bank, de binnenste met twee op elkaar geplaatste banken) (de sneeuwklompen optillen = boomstammen dragen), bladz. 45, no. 5, fig. 111, 112. |
7. |
a. | Over den buitensten muur springen (vrije sprong met aanloop over bank), bladz. 75, no. 2, fig. 255. |
b. | Den binnensten muur bestormen (klimmen of springen). |
|
8. | Elk neemt zijn slede en gaat naar het bosch om een kerstboom uit te zoeken. Hollen en de slede naar boven trekken en langs de helling weer naar beneden glijden (loopen langs hellende bank en er langs glijden), bladz. 66, no. 4, 5, fig. 215, 216. |
9. | Den rechtsten sparreboom voor kerstboom uitkiezen. Staan als de sparren, fig. 26b. |
10. | De sneeuw van den kerstboom schudden.
a. | De takken beetpakken en schudden (spreidstand armen zijwaarts, ontspanningsoefening), bladz. 31, no. 1, fig. 61. |
b. | Den heelen kerstboom heen en weer schudden (spreidstand zijbuigen), bladz. 51, no. 1, fig. 144. |
|
11. | Den kerstboom vellen (spreidstand rompvallen voorwaarts), bladz. 49, no. 2, fig. 124, 125. |
12. | Den boom naar huis sleepen, bladz. 73, no. 2, fig. 242, 243. |
13. | Den kerstboom overeind zetten. Om de schouders vatten en overeind zetten. Vergelijk fig. 112. |
14. | Een ladder halen om den kerstboom te kunnen versieren. Op de ladders klimmen (vergel. bladz. 68, no. 2, fig. 217, 218). |
15. | Rondedans om den kerstboom. |
| |
| |
16. | Opspringen en een kaars uitblazen (stand hoogtesprong op de plaats), vergel. fig. 248. |
17. | Het kerstfeest is voorbij, nu gaan we slapen (ruglig rusten), bladz. 19, no. 1, fig. 16. |
| |
Bewegingssprookje 5. Indiaantje spelen.
1. | Rond het kampvuur zitten en wachten op het opperhoofd. Rechts en links naar hem uitkijken (haakzit - hoofddraaien). |
2. | Hij komt, allen rijzen op de knieën en groeten het opperhoofd (groeten als Japanneezen), fig. 119. |
3. | Allen gaan op de buffeljacht; sluipen zacht op de teenen (fig. 174), in de boomen klimmen (fig. 218) en trachten de buffels te ontdekken. |
4. | Zich in hinderlaag leggen (achter een bank). |
5. | Haastig op den buffel schieten (fig. 48). |
6. | Den buffel naar huis sleepen (fig. 243), voordat de vijanden, die de uitkijk hebben zien aankomen, hen kunnen aanvallen. |
7. | Ten strijde trekken om de vijanden te verslaan; over een beek (fig. 253), boomstammen (fig. 255), heggen (265, 266) enz. springen. |
8. | Worstelen of tournooispel. |
9. | De vijanden vluchten en worden vervolgd tot de rivier waar hun kano's liggen. |
10. | In een kano de rivier over pagaaien (fig. 129). |
11. | Aan land springen (fig. 259). |
12. | De indianen keeren terug en vieren hun overwinning met een krijgsdans. |
13. | Daarna in hun hangmatten om te slapen (lig ontspanning), fig. 16 en 17. |
| |
Bewegingssprookje 6. Brandweerman spelen.
1. | De brandweer wordt gealarmeerd (lig ontspanning), (fig. 17, 20). |
2. | Allen naar de wagens (haastig opstaan, loopen). |
3. | Wegrijden (fig. 187). |
4. | De brandladder wordt opgezet, daarna er tegenop klimmen (fig. 220 of 235). |
5. | Van de ladder naar een venster klimmen, daar vandaan het dak op (zijwaarts verplaatsen), (223). |
6. | Evenwichtsoefeningen over het dak (fig. 207). |
| |
| |
7. | Neerspringen nadat het vuur gebluscht is (fig. 257, 260). |
8. | Zangspel: Jongens daar is brand! of ander spel. |
9. | Naar huis rijden (fig. 182). |
| |
Tweede serie.
Lesschema 1.
A. 1. | Opstelling 4, 3, 2 gelederen. Verspreiden. Wendingen met lagen sprong. Den eersten keer, dat deze opstellingsvorm wordt gebruikt, stelt de onderwijzer elk kind op de plaats, die het in de opstelling zal hebben, en zegt hem daarna, goed te zien wie vóór, wie achter hem staat. Daarna commandeert hij: Verspreidt jullie door de zaal. - Nu! (de kinderen hollen vrij rond). Stop! (allen volkomen stil). Terug naar je plaats; als ik tot 5 geteld heb, moeten allen klaar zijn - één! enz.
De oefening moet zoowel opwekkend als disciplineerend zijn, wordt zoo nu en dan herhaald bij het begin van de les. Langzamerhand eische men een vlugger opstelling door een vlugger tellen. Na de opstelling: ‘Klaar!’ of een andere uitdrukking, waarop de kinderen moeten stil staan. |
1. | Beenkruiszit, wisselen tusschen slechte en goede houding. ‘Zitten slapen, ontwaken, recht en lang worden’, bladz. 38, no. 6, fig. 90.
Onmiddellijk na deze oefening wordt uitgevoerd in: |
3. | Beenkruiszit, ‘hobbelpaard spelen’, bladz. 41, no. 2, fig. 93. Grijp je voeten vast. - Nu! Houdt flink vast, dat het paard niet stuk gaat! Het paard schommelt achterover, en weer voorover - één! twee! Allen zeggen: ‘Hobelde hobbel’ en voortzetten tot ik zeg - Stop - Begin! ‘Elk in zijn eigen tempo’. Bij ‘stop’ zitten allen in beenkruiszit met goede houding. Later: ‘Allen tegelijk, volg mijn tellen één - en - twee!’ enz. |
4. | In stand armenzwaaien voorwaarts, achterwaarts. Zwaaien als de slinger van een kleine en van een groote klok, bladz. 32, no. 6, fig. 71. ‘Laat de armen zwaaien als de slinger van een kleine klok’. Nu! Nu als de slinger van een groote klok! Krachtige lange slingeringen; met geleidelijken overgang. De klok staat stil - Nu! De oefening 3-4 maal herhalen. |
| |
| |
5. | Staand huppen. ‘Kaatsen als kleine en als groote gummiballen’, a) op de plaats, b) rondhuppen op de plaats, bladz. 27, Bewegingsbeschr. fig. 52, 53. |
B. 1. | Evenwichtsoefening. ‘Over een vlonder gaan’, fig. 207a, 208. Op den kant gekeerde gymnastiekbank, lage boom. |
2a. | Opklimmen tot zijzit op het wandrek. ‘Op een tak van een boom zitten’, bladz. 68, no. 3, fig. 219. N.B. Men late het zijzitten uitvoeren, zoowel links als rechts. |
2b. | ‘Een zwaren zak sleepen’, bladz. 73, no. 2, fig. 243. Eerste en tweede gelid keeren zich met de gezichten naar den eenen muur, derde en vierde naar den tegenovergestelden. Tweede en derde gelid in teenneigzit zijn de zakken, die het eerste en vierde gelid naar de respectievelijke muren sleepen, waar omgewisseld wordt. Ook kan het sleepen vrij in elke richting of achter elkaar in een rij plaats hebben. |
3. | Spreidstand rhythmisch zijbuigen. ‘Golven als het koren in den wind’. Met sprong beenen spreiden - één!, bladz. 52, no. 1 en 2, fig. 141, 142.
De wind waait van dien kant over het veld - Nu! (gering, van links naar rechts). Het waait erger. Het stormt - Nu! (diep zijbuigen). Het wordt weer kalmer - Nu! (stop). Afwisselen met: |
4. | Spreidstand rhythmisch zijdraaien ‘Kurketrekkers’, bladz. 56, no. 10 en 11, fig. 164, 165. |
5. | Stand houdingsoefeningen. ‘Staan als kleine en als groote huizen’, bladz. 22, Bewegingsbeschr. fig. 26, 27, 3-4 keer herhalen. |
*6. | Stand evenwichtsoefeningen op één been. ‘Als de ooievaar op één been staan’, bladz. 64, no. 1, fig. 198 (voet in knieholte). De ooievaar staat mooi recht op dit been, het andere houdt hij net als ik (voorwerken) - Nu! Nu wisselt hij om - Nu! 2-3 keer op elk been herhalen. |
*7. | Stand vrije sprong op de plaats. ‘Opspringen om een vlinder te vangen’, fig. 249. |
8a. | Marcheeren in de maat, bladz. 58.
Loop in de zaal rond, zonder tegen elkaar aan te botsen - Nu! Hoor nu, hoe ik klap en probeer een stap te doen op elken handklap. |
8b. | Looppas, bladz. 59, (afwisselen met bladz. 90, no. 9b). De onderwijzer versnelt het tempo van het klappen en de
|
| |
| |
| kinderen volgen dit en moeten ten slotte tot looppas overgaan. Hij vermindert dan weer en gaat weer over tot gewonen marsch. ‘Stop’. |
*8c. | Voortschommelen als een beer, bladz. 61, no. 6, fig. 180. 181. Op handen en voeten als een beer - Nu! |
9a. | Blindeman. |
9b. | Vrij spelen, 2-3 minuten.
De kinderen mogen naar vrije verkiezing, gedurende 3 minuten - eventueel met beschikking over bepaalde toestellen - spelen. De onderwijzer moet gedurende dien tijd de kinderen bestudeeren, door hun optreden te volgen. Hij zal dan waarschijnlijk merken, dat sommigen oogenblikkelijk klaar zijn iets op touw te zetten, anderen volgen dezen, terwijl een of meer slechts toeschouwers zijn, misschien in een hoek van het lokaal. Juist dezen moet de onderwijzer opmonteren, hun lééren spelen, enz. |
10a. | Stand dieptesprong van bank. ‘Vallen als een sneeuwvlok’, bladz. 76, Bewegingsbeschr. fig. 258.
Op de banken - één! Kom als zachte sneeuwvlokjes neer - Nu! Weer op! enz. |
10b. | Konijnesprong op hellende bank, bladz. 72g, fig. 239, 268. |
D. 1. | Stand houdingsoefeningen zie B. 5, bladz. 89. |
2. | Groeten. |
| |
Lesschema 2.
A. 1a. | Opstelling op 4 gelederen (als lesschema 1 of I). |
1b. | Haastig wisselen tusschen stand en ruglighouding. Dit laatste langzamerhand met het lichaam in aangegeven richting. Voeten bijv. naar het raam. |
2a. | Stand houdingsoefening. ‘Zich strekken als de haan, wanneer hij kraait,’ bladz. 22, Bewegingsbeschr. fig. 29. |
2b. | Dito onder losjes armzwaaien zijwaarts (later met hielen heffen). |
*3. | Stand rhythmisch zijbuigen. ‘Zwaaien als de slinger van een klok’, bladz. 52, no. 2, fig. 135, 142. |
4. | Stand huppen op de plaats. Twee aan twee naar elkaar toegekeerd, handvatten, bladz. 27, Bewegingsbeschr. fig. 42. |
B. 1a. | Evenwichtsoefening ‘over een balk loopen’ (gekeerde balk of lage boom), fig. 207, 208. |
1b. | Sleedje rijden langs hellende bank, bladz. 66, fig. 215a. |
| |
| |
2a. | Opklimmen tegen wandrek, klimraam om ruiten te zeemen of vensters te openen, bladz. 68, no. 2 en 5, fig. 218, 221. |
*2b. | Twee aan twee rugtegenstand, ‘Zout wegen’. Af te wisselen met: |
*2c. | Trekkamp. ‘Een wild paard beteugelen’, bladz. 73, no. 3, fig. 244. |
3. | Kniezit, rugbuigen neerwaarts en oprijzen. ‘Duiken als een eend’, 4-6 maal rhythmisch herhaald, bladz. 43, no. 2, fig. 97, 98. Daarna handgang tot voorlig. |
*4. | Wisselen tusschen voorlighouding en ontspanning. ‘Recht als een stok liggen’, 4-6 maal rhythmisch herhalen, bladz. 45, no. 1, fig. 106. |
5. | Stand zijdraaien en zijbuigen. ‘Pannekoek keeren’, 3-6 maal in beide richtingen, bladz. 57, no. 12, fig. 166. |
6. | Stand evenwichtsoefening op één been. ‘Als een ooievaar’ (voet op de knie), bladz. 64, no. 1, fig. 199. |
7a. | Marsch voorwaarts op de maat met stamp op elken tweeden stap, bladz. 58. B. |
7b. | Loopen om het hardst met de honden (afwisselen met 8a), bladz. 62, no. 16, fig. 195. |
8a. | Loopspel. ‘Naar Haakseberge’, Zie Oude Nederl. Volksdansen. Verzameld door A. Sanson - Catz en A. de Koe. |
8b. | Zangspel. |
9a. | Vrije sprong met aanloop, enkelen afzet, dubbel neerkomen (bank), bladz. 11, no. 2, fig. 255. |
9b. | Konijnesprong over een zandberg (bank), bladz. 78, no. 1. fig. 264. Afwisselen met: |
9c. | Kopje duikelen met aanloop, bladz. 79, no. 4, fig. 270. |
C. *1. | Ruglig ontspannen, ‘Rusten’, fig. 16. |
2. | Beenkruiszit hoofd- en halsbuigen achterwaarts. ‘Naar de vlinders kijken’, vergel. bladz. 37, no. 5, fig. 89.
Dito houdingsoefening en armbeweging. ‘Vlinders vangen’, bladz. 46, no. 3, fig. 115. |
| |
Lesschema 3.
A. 1a. | Opstelling op 4 gelederen (volgens lesschema 1 of I). |
1b. | Opwekkende oefeningen. Zie vorige lessen. |
2. | Beenkruiszit wisselen tusschen slappe en goede houding. Zitten als zoutzakken en als gymnasten, bladz. 22. Bewegingsbeschr. fig. 30. |
| |
| |
3. | Stand met armen zijwaarts, rhythmisch armzwaaien, neer en weer zijwaarts. ‘Schieten’, bladz. 31, no. 3, fig. 64. |
4. | Stand hoofddraaien. ‘De windwijzer draait rond door den wind’, bladz. 38, no. 3, fig. 88. |
5. | Spreidstand zijbuigen. ‘Schommelen als de mast van een boot bij flinke bries en bij storm’, bladz. 52, no. 3, fig. 136, 141, 142, 146. |
6. | Stand, huppen op de plaats: ‘Springen om warm te worden’. |
B. 1. | Evenwichtsoefening. Op handen en voeten (knieën) omhoog langs hellende bank, fig. 211. |
2a. | Rugtegenhang wisselend knieheffen. ‘Fietsen’, bladz. 70, no. 3, fig. 230. |
*2b. | ‘Een mand dragen’, bladz. 73, no. 1, fig. 241. |
3. | Spreidstand. Rugneigen voorwaarts en oprijzen, rhythmisch. ‘Kleeren wasschen’, bladz. 43, no. 5, fig. 105. |
4. | Schrijlingszit paarsgewijs zijdraaien. ‘Waschgoed rekken’, bladz. 56, no. 6, fig. 160. |
*5. | Voorlig. ‘Armzwemmen’, bladz. 45, no. 2, fig. 107. |
*6. | Stand evenwichtsoefening op één been. ‘Staan als een ooievaar’, bladz. 64, no. 2, fig. 177, 212. |
7a. | Marsch. Dito met stamp op elken stap, later op elken derden stap, bladz. 58 B. |
7b. | Voortsnellen als de wind zoo vlug, bladz. 59, loopen. |
7c. | Kronkelen als een slang, bladz. 61, no. 9, fig. 185. |
8a. | Loopspel: Kat en muis of |
8b. | Zangspel: Een muizengeschiedenis. Zie: Spelen en Lichaams-oefeningen van Van der Boom en Croesen. |
9a. | Stand dieptesprong met enkelen afzet en dubbel neerkomen. Zacht neerspringen van de boot op het strand, bladz. 76, Bewegingsbeschr. fig. 259. |
9b. | Teenneigviervoetstand. Zijsprong over horizontale bank onder voetverplaatsen voorwaarts, bladz. 78, no. 2, fig. 266. |
D. 1. | Stand houdingsoefening. ‘Staan als een oude man (vrouw) en als een sterke jongen (meisje)’, bladz. 22, Bewegingsbeschr. fig. 26. |
2. | Loopen op handen en voeten de zaal uit, bladz. 62, no. 16, fig. 194. |
| |
| |
| |
Derde serie.
Lesschema 1.
A. 1. | Opstelling op 4 gelederen (afhankelijk van de ruimte, ook 3 of 5 gelederen).
‘Vier aan vier achter elkaar’, later vier frontrijen met gezichten naar.... (geef de richting aan). Opstelling! De rijen nummeren. Neem elkaar bij de hand. Tweede (of een andere) rij staat stil, de overigen verplaatsen zich zijwaarts, zoodat zij nog juist de handvatting kunnen behouden.
Later het gewone bevel voor het richten.
Eenigszins grootere afstanden worden verkregen door slechts de vingertoppen aan elkaar te laten raken. In de vorige rijen wordt gericht naar den tweeden en elke rij weer naar den voorsten leerling in de rij. Dan wordt gewend (met sprong) en hetzelfde richten met de armen. Hierdoor wordt een opstelling verkregen, die ruimte geeft voor een groot aantal bewegingen. Deze ruimte wordt nog grooter, wanneer na het terugwenden het tweede en vierde gelid een of meer passen voorwaarts (achterwaarts) doen. Dan het commando ‘Klaar’ om de kinderen onbeweeglijk en zwijgend te doen staan. Langzamerhand eischt men hierbij meer van de houding en wanneer de kinderen deze volkomen hebben geleerd - dus zonder een spannen in schouders - armen - of beenen, geen onbeweeglijke borstkas en ingetrokken buik, geen holle rug, wordt het commando ‘Geeft acht’ in gebruik genomen. De hierbij verkregen uitgangshouding moet zoo langzamerhand samenvallen met de normale, natuurlijke houding, waarnaar men met behulp van gymnastiek streeft.
Tusschen ‘klaar’- en ‘rust’-houding, welke laatste ingenomen wordt na een ‘op de plaats rust’, behoort dus geen ander verschil te zijn, dan dat bij de eerste de voeten aaneengesloten zijn en tevens opmerkzaamheid en stilte geëischt worden.
Op een ‘Rust uit’ daarentegen mag een geheel slappe, staande, zittende, e.a. houding aangenomen worden. ‘Geeft acht’ behoort niet zoo scherp en hard uitgesproken te worden, dat de houding met een ruk wordt aangenomen, waardoor meestal fouten optreden. |
| |
| |
2. | Stand wisselen tusschen teenneigviervoetstand (15)en breed strekstandhouding (73). ‘Staan als kabouters en als reuzen’, bladz. 25, no. 2, fig. 39. Kniebuigen; handen op den grond voor je één! Armen zijwaarts - Sta op! Kort oponthoud in de houding en om juiste uitvoering te controleeren. ‘Neer - één! Op - twee! Hetzelfde rhythmisch, volg mijn tellen tot 10’ enz. |
*3a. | Voorlig, ontspannen van hoofd en hals en weder strekken, bladz. 17, no. 12, fig. 12.
Op den buik met armen gekruist voor het gezicht - lig! Rust met het voorhoofd op de handen! Maak je nek lang en strek hem voorwaarts en hoog. Hetzelfde, volg mijn tellen tot 6. |
*3b. | Dito. Brandhout voortrollen, bladz. 57, no. 13, fig. 170.
De handen langs de zijden - één! De stokken rollen naar links - twee! Naar rechts - drie! Sta - op! 2-3 maal naar elken kant herhalen. |
4. | Teenenstand huppen met beenspreiden (springen als een harlekijn), bladz. 27, fig. 55. |
B. 1. | Evenwichtsoefening met knieheffen (stappen als een haan), op gekeerde bank of boom op kniehoogte - al naar het vermogen der kinderen, bladz. 64, fig. 212. |
2a. | Wisselen tusschen tegenhang en slaphang (hangen als gymnasten en als zoutzakken), aan boom, wandrek, rekstok, ringen enz., bladz. 70, no. 1, fig. 224, 225. Met het gezicht naar het wandrek - op! Los met de voeten. Als gymnasten - één! Nu als zoutzakken - twee! Zet de voeten weer neer, 3-4 maal herhalen.
Zoowel het op- als het afklauteren moet vlug en flink gaan. |
*2b. | Kruiwagen rijden.
Opstellen twee aan twee achter elkaar aan een kant van de zaal. De voorste op handen en voeten - één! (neer!) Die er achter staan pakken den kruiwagen vast - twee! Voorwaarts - rijdt! Stop! Wisselen.
N.B. Aanvankelijk late men aan de bovenbeenen vatten volgens fig. 246. |
3. | Spreidstand zijbuigen (‘orgeldraaien’). Met kleinen sprong beenen spreiden - één! Zijbuigen naar dien kant - buig! Op - strèk! Hetzelfde, volg mij, enz. 10-12 maal rhyth- |
| |
| |
| misch. In de andere richting hetzelfde. De buiging met 't hoofd beginnen. |
4. | Heelzit, voorover buigen en oprijzen (‘met een hamer een spijker inslaan’), bladz. 43, no. 3, fig. 101, 102. ‘Met rechte beenen zitten - één! Grijp den hamer - twee! (= de handen gebald op voorhoofdshoogte). Sla flink - één! Terug - twee! Zet voort, volg mijn tellen tot 10 enz. Handen langs de zijden - één! |
5a. | Wisselen tusschen heel- en haakzit met rechten rug (fig. 8a en 9). ‘Trek op dit been - één! Terug - twee! Houdt den rug recht. Beide beenen tegelijk’ - enz. |
5b. | Beenkruiszit. Zijdraaien onder handklappen voor het aangezicht (‘vlinders vangen’), bladz. 54, no. 1, fig. 147.
Draai naar dien kant en sla de handen te zamen voor het gezicht - Nu! (terugkeer geschiedt onmiddellijk). Naar den anderen kant - Nu! 3-4 maal naar elken kant herhalen. |
*6. | Stand; uitval zijwaarts (‘kraaien schieten’), bladz. 26, no. 8, fig. 48. ‘Schiet de kraai, die daar in den boom zit’ (wijs naar links - rechts) en zeg pang - Nu! Terug - twee! Probeer nog eens te schieten, enz. Kijk nu vliegt hij in een anderen boom (wijs naar rechts). |
*7. | Evenwichtsoefening op één been. Stand; knieheffen tot haakstand, in deze houding hoofddraaien (‘als een haan’), bladz. 64, no. 4, fig. 177, 212.
De armen mogen vrij bewegen, om het evenwicht te bewaren. Slechts kort moment in deze evenwichtshouding blijven. |
8a. | Marsch in de maat, ook afwisselend vier passen met handklappen en vier passen met stamp, bladz. 58, B. |
8b. | Looppas in flankrij, langzamerhand meer eischen stellen aan maat en juisten voet. |
8c. | Voortzweven als elfjes, bladz. 59, C. |
9a. | Loopspel: Wolf, herder, schapen. |
9b. | Zangspel: ‘Als 't leeren is gedaan’, uit Spelen en Lichaamsoefeningen van Van der Boom en Croesen. |
*10. | Ruglig; ontspannen, bladz. 20, no. 3, fig. 19. Op den rug liggen - één! Rust nu uit in het zachte gras enz. |
11a. | Zij tegen teenneig vier voetstand. Zij sprong met beenstrekken (horizontale bank), bladz. 78, no. 2, fig. 266, 267. |
| |
| |
*11b. | Konijnesprong van den eenen muur naar den anderen; daarna ook over hindernis, bladz. 78, no. 1, fig. 262, 264. N.B. Van planken vloer moeten, ingeval deze versleten is, de sprongen gemaakt worden in richting dwars op de richting der vloerplanken, om te voorkomen, dat de leerlingen splinters in de handen krijgen. |
C. 1. | Beenkruiszit; ontspannen en houding aannemen (‘zitten als een gesloten en als een ontloken bloem’), bladz. 21, no. 5, fig. 31. Met de beenen gekruist - zit! Zak in elkaar - één! Strek de ruggen - twee! Ditzelfde rhythmisch. ‘Volg mijn tellen tot 8.’ |
2. | Een vuurpijl afschieten. Bladz. 75, no. 6, fig. 251. |
| |
Lesschema II.
A. 1. | Opstelling volgens lesschema I of met twee flankrijen. In beide rijen nummeren tot 2. Rijen openen met één pas zijwaarts. Zijwaarts uitrukken van nummer één naar links, van nummer 2 naar rechts, met een pas. |
2. | Haakzit wisselen tusschen slechte en goede houding. ‘Ronde ruggen, als een zwaan den hals buigen (rug strekken en lang worden)’, bladz. 22, no. 6, fig. 8a, 34. |
*3. | Haakzit; hoofdbuigen voorover en omhoog (‘de manen schudden als een paard’), bladz. 37, no. 1, fig. 84. |
4. | Spreidstand; enkel armzwaaien in een cirkel (‘de molen draait’). |
*5. | Kniezit; rompneigen voorwaarts en weer omhoog (‘groeten als Japanneezen’), bladz. 47, no. 8, fig. 119. |
5. | Teenenstand; huppen op de plaats (‘kaatsen als een gummibal’), bladz. 27. Bewegingsbeschr. fig. 52, 53. |
B. 1. | Viervoeten evenwichtsoefening langs hellende bank. Omlaagklauteren langs wandrek of dieptesprong zijwaarts met handsteun op bank, fig. 211. |
2a. | Tegenhang. Wisselend kniebuigen, bladz. 71, no. 4, fig. 231. |
*2b. | Tegenstand. Trekkamp paarsgewijs met polsvatting. |
2c. | Rondbuitelen over rekstok, boom of in het klimraam, bladz. 71 C, fig. 232, 233. |
3. | Spreidstand; rhythmisch zijdraaien onder wisselend armzwaaien zijwaarts (‘zaaien’). Later loopstand dito onder verplaatsing voorwaarts, bladz. 56, no. 7, 8 en 9, fig. 161. |
| |
| |
4. | Heelzit; rhythmisch zijbuigen (‘de bloemstengel buigt door den wind’), bladz. 51, no. 1, fig. 139. |
*5. | Evenwichtsoefening op één been. Stand; wisselend onderbeen buigen (‘staan als een ooievaar’), bladz. 64, no. 1, fig. 197, 200. |
6. | Stand; vrije sprong omhoog op de plaats, bladz. 74, fig. 250. |
7a. | Marcheeren in de maat. |
7b. | Loopen in de maat met behulp van handklappen van den onderwijzer. |
*7c. | Sluippas (‘sluipen als een vos, kat’), bladz. 60, 57, no. 3, 15, fig. 174, 192. |
8a. | Zangspel: Bewegingsspelletje. Zie ‘Spelen en Lichaamsoefeningen’ door Van der Boom en Croesen. |
8b. | Loopspel: voetje van den grond. |
9a. | In looppas op langs hellende bank, eindigend in dieptesprong zijwaarts, enkelen afzet, dubbel neerkomen, bladz. 78, no. 3, fig. 268. |
*9b. | Kopje duikelen met aanloop, bladz. 79, no. 4, fig. 270. |
C. 1. | Stand; wisselen tusschen slechte en goede houding (‘staan als kromme en als rechte boomen’), bladz. 21 C, fig. 25, 26. |
2. | Met konijnesprong het lokaal uit, fig. 261, 263. |
| |
Lesschema III.
A. 1. | Opstelling in twee flankrijen volgens lesschema II. |
2. | Stand ‘groeien’. Vergelijk bladz. 41, no. 1, fig. 94, 95, 26. |
3. | Stand; rhythmisch armzwaaien voorwaarts - achterwaarts onder knieën buigen, bladz. 32, no. 6, fig. 71. |
*4. | Stand; rhythmisch hoofdzijbuigen (‘zwaaien als de slinger van een kleine klok’), bladz. 38, no. 2, fig. 86. |
5. | Spreidvalstand; rhythmisch rompdraaien, bladz. 55, no. 5b, fig. 157. |
5. | Stand; huppen met beenen spreiden en kniebuigen, tevens handklappen voor het aangezicht, bladz. 27, Bewegingsbeschr. fig. 56. |
B. 1. | Dwarsstand; evenwichtsoefening, zijwaarts loopen op gekeerde bank (208) of lagen boom, fig. 209. |
| |
| |
2a. | Hoogtegenhang. Zijwaarts verplaatsen (‘als een eekhoorn van tak tot tak springen’), bladz. 70, no. 7, fig. 223. |
* | Toovercirkel.
Duwkamp, bladz. 73. |
3. | Ruglig beenzwemmen, bladz. 50, no. 2, fig. 130. |
*4. | Spreidstand, rhythmisch rompneigen voorwaarts - en strekken (‘matten kloppen’), bladz. 49, no. 3, fig. 127. |
5. | Draad in de naald steken, bladz. 65, no. 5, fig. 202. |
6a. | Gaan in twee flankrijen. Op de teenen (maat). |
6b. | Loopen in twee flankrijen (looppas). |
*6c. | Waggelen als een eend, fig. 179, afwisselen met: |
*6d. | Paard en wagen rijden, bladz. 61, no. 7, fig. 182. |
7a. | Zangspel: De Molenaar of een Volksdans (zie vorige lesschema's). |
7b. | Loopspel. |
8a. | Vrije sprong met aanloop en in stroom (over twee krijtstrepen of gekeerde bank), enkele afzet, enkel neerkomen, bladz. 75, no. 2, fig. 253, 255. |
*8b. | Armsteuntusschensprong tot stand (zadel, schoolbank). Dieptesprong voorwaarts zonder handsteun, bladz. 79, no. 5, fig. 271, 272. |
C. 1. | Heelzit; wisselen tusschen slechte en goede houding (‘in elkaar kruipen als een vogeltje, dat het koud heeft en zich uitrekken’), bladz. 22, Bewegingsbeschr. fig. 36. |
2. | Teengang de zaal uit. |
| |
Lesschema IV.
A. 1. | Opstelling twee flankrijen. |
2. | Stand; wisselen tusschen slechte en goede houding, fig. 26 |
3a. | Armbuig beenkruiszit, fig. 82, armenstrekken zijwaarts, fig. 72b, later ook voorwaarts (met kracht en energie). Zie voor armbuigstelling: bladz. 34, no. 5, fig. 82. |
*3b. | Dito met armstrekken in verschillende richtingen. Wordt uitgeoefend als richting- en isoleeringsoefening. Vergelijk bladz. 32, no. 7, zonder vereischten vorm, fig. 74, 75, 76. |
4. | Spreidstand; rompneigen voorwaarts (rhythmisch), bladz. 49, no. 1, fig. 122. |
*5. | Stand; voetverplaatsen voorwaarts (rhythmisch), bladz. 26, C, fig. 50. Armen loshangen of handen op de heupen. |
| |
| |
6. | Teenstand; huppen met wisselend been zijwaarts zwaaien. Wordt geleerd met handsteun op wandrek, schoolbank, enz., bladz. 27, no. 5c, fig. 57. |
B 1. | Viervoeten evenwichtsoefening, neer langs gering hellende bank, vergelijk fig. 211. |
2a. | Hoogzijtegenhangstand, enkel armzwaaien zijwaarts met enkel beenzwaaien zijwaarts of andere arm- en beenbeweging, bijv. ‘In een boom staan en pruimen schudden’, bladz. 69, no. 6, fig. 222. |
*2b. | ‘Stokken dragen’, bladz. 45, no. 5, fig. 112. |
3. | Spreidstand armen zijwaarts, rhythmisch zijbuigen (‘schommelen als een schip met mast en zeilen’), bladz. 52, no. 3, fig. 143, 144, 145. |
4. | Dito zijdraaien (‘de boomtakken zwaaien in den wind’). Rhythmisch draaien van den eenen naar den anderen kant, bladz. 56, no. 10, fig. 164, 165. |
*5. | Evenwichtsoefening op één been. Haakstand met handvatten, bladz. 64, no. 6, fig. 203. |
6a. | Gaan. Teengang. |
6b. | Loopen langs hellend vlak (fig. 216), eindigend in sleedje rijden langs bank, fig. 215d. |
6c. | Slingerrij, bladz. 61, no. 10, fig. 186. |
7a. | Loopspel: Schipper mag ik overvaren. |
7b. | Zangspel: Een brug maken. |
*8a. | Springen van steen tot steen, enkele afzet; enkel neerkomen, bladz. 76, no. 3, fig. 256. |
8b. | Tusschenhangend schommelen aan twee touwen; later eindigend met neersprong voorwaarts, bladz. 80, fig. 278. |
*8c. | Steunhangsprong, bladz. 79b, no. 5, fig. 271, 273, 274. |
C. 1. | Kniestand; rompbuigen voorwaarts en omhoog (met een ronden rug van beneden af te beginnen, wervel na wervel strekken) (‘de zwaan duikt naar voedsel’), bladz. 43, no. 2, fig. 100. |
2. | Kikkerende de zaal uit, bladz. 28, B. fig. 60. |
|
|