Kleuter-gymnastiek voor kinderen van 3-8 jaar. Handleiding voor gymnastiek bij het voorbereidend en aanvankelijk lager onderwijs
(1935)–J.G. Thulin– Auteursrecht onbekend
[pagina 63]
| |||||||||||||||||||||
A. Op den vloer.Het bewaren van het evenwicht wordt moeilijker, wanneer het ondersteuningsvlak vermindert. Dit verkrijgt men deels door hielenheffen, deels door het heffen van een been. De oefeningen van de eerste soort zijn te vinden onder ‘Beenbewegingen’. In het hoofdstuk ‘Evenwichtsoefeningen,’ worden de oefeningen van de laatste soort behandeld. Evenwichtshoudingen op één been mogen voor kleine kinderen eerst slechts een oogenblik duren, daar de vaardigheid hierin slechts na herhaald oefenen verkregen wordt. Het evenwicht is gemakkelijker te bewaren, wanneer de kinderen den blik op een bepaald punt voor zich richten. De armen worden aanvankelijk ‘los’ gehouden en mogen vrij bewegingen uitvoeren, welke eventueel noodig zijn om het evenwicht te behouden, later zijwaarts geheven of handen op de heupen. Langzamerhand vordere men een gestrekt steunend been en het geheven been volgens commando. | |||||||||||||||||||||
[pagina 64]
| |||||||||||||||||||||
Voorbeelden voor fantasie-uitdrukkingen.
Beschrijving der bewegingen.
Alle oefeningen worden eerst op het eene, daarna op het andere been uitgevoerd. 1 en 2. De ooievaar staat op één been, het andere heft hij op (197) of met den geheven voet a) in de knieholte (198), b) op de knie van het steunende been (199) of c) het gebogen been achterwaarts, met of zonder greep om den voet (200). Bij het ‘staan als een haan’ wordt het geheven been in heupen kniegewricht tot een rechten hoek gebogen, onderbeen en voet vrij neerhangend. Zie ‘stappen als een haan’, bladz. 59, no. 4. | |||||||||||||||||||||
[pagina 65]
| |||||||||||||||||||||
3 en 4. Als verzwaring der onder 1 en 2 beschreven houdingen a) los armenzwaaien zijwaarts - neerwaarts en b) hoofddraaien. 5. Handen vast en been voor been doorstappen. 8. De onderwijzer werke hierbij voor. Langzamerhand vordere men de goede lichaamshouding gedurende deze beenbewegingen, en men zie toe dat het zwaartepunt van het lichaam, bij een vermindering van het ondersteuningsvlak van twee tot één voet, overgebracht wordt op het steunende been, door een buigen in het heupgewricht in de richting van het geheven been (adductie) en niet in tegenovergestelde richting (abductie). | |||||||||||||||||||||
B. Op toestellen.Evenwichtsoefeningen op toestellen eischen allereerst, dat, uit psychisch oogpunt beschouwd, de kinderen den moed en het vermogen bezitten, zich een min of meer belangrijke hoogte boven den grond te bevinden. Dit wordt zoo langzamerhand gewonnen door klimmen, op wandrek, ladder, klimraam, banken enz., al hooger en hooger. Aanvankelijk mogen zij zich vasthouden in staande, zittende houding, daarna de oefening (doorgaans arm- en beenbeweging) uitvoeren. De toestellen voor deze evenwichtsoefeningen zijn: | |||||||||||||||||||||
[pagina 66]
| |||||||||||||||||||||
bank, eerst op den grond geplaatst, later hooger, steunende op bank, stoel enz. Op den evenwichtsboom van een omgekeerde bank (in den regel niet boven kniehoogte). De oefening op boom of omgekeerde bank worde ingeleid met een overeenkomstige oefening langs een smalle vloerreet, krijtstreep enz.
Voorbeelden voor fantasie-uitdrukkingen.
Tot de evenwichtsoefeningen behooren ook:
Bij bovenstaande oefeningen worden de kinderen in groepen verdeeld van hoogstens acht, bij elk toestel. Het eenvoudigst is, ze in een lage uitgangshouding te zetten, bijv. beenkruiszit, waarbij men het best toezicht houdt, wanneer men ondertusschen degenen, die aan de oefening bezig zijn, corrigeert en helpt. Hierbij is het aan te bevelen, een goede houding te vorderen. Daar dit echter voor pasbeginnenden vermoeiend is, moeten zij daarbij steeds opgemonterd worden, met de een of andere toepasselijke fantasie-uitdrukking. |
|