de hals er aan deelneemt. Bij terugkeer worde toegezien, dat het hoofd niet ‘in den nek geworpen’ wordt, maar slechts oprijst, beneden aan te beginnen, tot een loodrechte houding.
2. Rhythmisch hoofdbuigen zijwaarts van den eenen naar den anderen kant onder het tellen der kinderen: ‘tik, tak.’ Tracht langzamerhand een stilhouden van het lichaam (schouders) gedurende de beweging te verkrijgen.
3. Rhythmisch hoofddraaien van den eenen naar den anderen kant. N.B. Men late den windwijzer op een rechte stang zitten (rechte rug, lange hals).
6. Dit fantasie-beeld wordt hoofdzakelijk gebruikt bij oefening der rugspieren. Wordt de beweging in beenkruiszithouding (zitten als een kleermaker) uitgevoerd, dan wende men bijv. de vergelijking aan, dat de kleermaker inslaapt en zijn hoofd voorovervalt, waarna hij het weer opheft en den rug strekt, zoodra hij ontwaakt. N.B. Geen booghals.
In knieviervoetzit is de beweging makkelijker tot hoofd en hals te beperken (isoleeren).
In den aanvang worde niet gelet op zuivere vormen gedurende het uitvoeren der bewegingen. Langzamerhand vordere men een geïsoleerd uitvoeren der bewegingen, hetgeen een betere houding met zich voert. Zie rugbewegingen bladz. 41, no. 1.