Dresden, 9 maart 1822
[...] Een andere voor mij zeer belangrijke kennis is de wijsgeer Krause, wellicht de geleerdste onder de levende filosofen van Duitsland, en van de humaanste en openste mededeling, die mij reeds vorige herfst met een zeer hartelijke vriendschap omvatte. Hij is het minst van allen, die ik heb leren kennen, in één partij of richting verloren, maar overziet met een vrije blik het ganse gebied der wetenschap. Ik verlaat hem nimmer, zonder veel geleerd te hebben.
Over mijn dialogen, en mijn ganse streven en trachten in 't algemeen verlang ik zeer, mij met u mondeling te onderhouden. Ik heb u daarover veel te zeggen; zo als ik u de gehele richting mijns wezens eerst in tegenwoordig bijzijn klaar vermag te maken. Hartelijk verheug ik er mij op, voor u te verschijnen, en mij het eerst en waarschijnlijk wel alleen met u, mijn ouders, over alles vrij te onderhouden, wat zich bij mij nieuw heeft ontwikkeld. En toch ben ik in vele opzichten weder minder veranderd, dan gij wellicht denkt of zelfs wenst. In