schranderheid te boven gaan. Wat zal dan ik, onwaardige zondaar, die aarde ben en asch, van zoo'n diep en heilig geheim kunnen onderzoeken en begrijpen?
2. Heer, in den eenvoud mijns harten en in vol en vast vertrouwen, nader ik tot U, op Uw bevel, vol hoop en eerbied: en ik geloof waarachtiglijk, dat Gij, als God en als mensch tegelijkertijd, aanwezig zijt in dit Sakrament. Gij wilt dus, dat ik U in mij opneem, en mijzelf met U in liefde vereenig. Waarom ik Uwe lankmoedigheid aanroep en U smeek om mij deze bijzondere genade te verleenen, dat ik, nl., geheel in u vloeibaar wordend, overvloeie van en uitvloeie in liefde, en mij niet meer bekommere om eenigen anderen vreemden troost. Want dat is het hoogste en waardigste Sakrament, de gezondheid van ziel en lichaam, het geneesmiddel voor elke geestlijke traagheid, waardoor mijn ondeugden worden genezen, mijn hartstochten gebreideld, mijn aanvechtingen overwonnen of verminderd, waardoor mij ingestort wordt een grootere genade, het goede werk, dat ik begon, voleindigd, mijn geloof bevestigd, mijn hoop versterkt, terwijl de liefde erdoor vlam vat en aangeblazen wordt.
3. Want vele goede dingen hebt Gij geschonken en schenkt ze, ook nog verder, in het Sakrament, aan Uw geliefden, die er vroomlijk aan deelnemen, o, Gij, mijn God, die de toevlucht mijner Ziel zijt, de Helper mijner menschelijke zwakheid, en de Schenker van allen inwendigen troost. Want veel vertroosting stort Gij hun in voor hun vele kwellingen, en heft hen omhoog uit de diepte hunner eigene wanhoop tot de hoop op Uw bescherming, en verkwikt hen inwendig en verlicht hen met eenigerlei nieuwe genade, zoodat, wie eerst zich angstig voelden, en voor