hun hoop, maar Mijn belofte bedriegt niemand en laat geen die Mij vertrouwt, met leege handen weggaan. Wat Ik beloofd heb, zal Ik geven, wat Ik gezegd heb, zal Ik vervullen, tenminste aan hen, die, tot aan het einde, Mij getrouw zijn gebleven en Mij hebben liefgehad. Ik ben de belooner van alle goede daden, en de sterke instandhouder van alle godvruchtigen.
5. Schrijf Mijne woorden op in uw hart en overdenk ze ijverig: want in den tijd der beproeving zullen zij u zeer te stade komen. Wat gij niet begrijpt, ofschoon gij het leest, dat zal u wel duidelijk worden op den dag, dat Ik kom. Op twee verschillende wijzen pleeg Ik mijn uitverkorenen te bezoeken: n.l. met beproevingen en met troost. En twee lessen lees Ik hun iedren dag: in de eene vaar Ik uit tegen hun ondeugden, in de andre vermaan Ik hen om te groeien in deugd. Wie Mijn woord heeft, maar het versmaadt, die zal merken dat er Iemand is, die op den allerlaatsten dag het Oordeel over hem uitspreekt.
(Gebed om af te smeeken de genade der godsvrucht).
6. Mijn Heer en mijn God, Gij zijt al mijn bezit! En wie ben ik, dat ik tot U durf spreken? Ik ben Uw allerarmste knecht, een verworpene kleine worm, nog veel armer en verachtelijker, dan ik zelf weet en durf zeggen. Herinner U toch, Heer, dat ik niets ben, niets heb, niets vermag. Gij alleen zijt goed, rechtvaardig en heilig: Gij vermoogt alles, geeft alles en vervult alles; en alleen den zondaar laat Gij, zonder iets, staan. Gedenk, hoe Gij barmhartig kunt wezen, en vervul mijn hart met Uwe genade: Gij wilt niet, dat Uwe werken hulpeloos en leeg zullen blijven?
7. Hoe zou ik mijzelf kunnen verdragen in dit ellendige leven, indien Gij mij met Uwe barmhartigheid en genade niet versterktet?
Wend Uw gelaat niet van mij af: wil Uwe verschij-