| |
| |
| |
Voorlopige lijst van handschriften en gedrukte uitgaven
De lijst bevat een opgave van tot nu toe gevonden handschriften, wiegedrukken en postincunabelen met gehele of gedeeltelijke vertalingen van de Imitatio. Behalve Middelnederlandse zijn ook Middelnederduitse en Nederrijnse manuscripten en drukken vermeld; het contact tussen de Nederlanden en ‘Overlant’ was, mede tengevolge van de inwerking van de Moderne Devotie, zo innig dat zulk een uitbreiding gewettigd was. Voor de samenstelling is gebruik gemaakt van gegevens welke reeds waren bijeengebracht door Becker, De Vooys, Van Ginneken, Nijhoff-Kronenberg en Borchling-Claussen; tevens zijn er de resultaten van eigen onderzoek in verwerkt.
Met nadruk wordt er op gewezen dat dit slechts een voorlopige lijst, en geen beschrijving van handschriften en drukken is. De bedoeling van deze opsomming is de lezer opmerkzaam te maken op de grote verbreiding van de landstaalteksten en, onder voorbehoud, enig materiaal te verschaffen voor verder onderzoek.
Voorbehoud is nodig, omdat de lijst onvolledig is. De kans is groot dat in verzamelhandschriften alsnog volledige of onvolledige vertalingen van boeken uit de Imitatio aangetroffen worden. (Vgl. bijv. hs. Amsterdam I G 24, Kuyk 124, Leiden 323, Manchester 9, Rijsel 206). In het bijzonder geldt dit van boek II, cap. 12 en van boek IV dat soms in zijn geheel of gedeeltelijk opgenomen is in devotieboeken over het Altaarsacrament. Anderzijds vermeldt de lijst handschriften, en wellicht ook gedrukte uitgaven, die door oorlogsgeweld vernietigd zijn. Dit is het geval met Nijmegen 31, ook met Duitse handschriften als Münster 207 en Gaesdonck 62, dat naar alle waarschijnlijkheid wel het lot heeft gedeeld van de andere stukken van het Hilfspriesterseminar aldaar, die in Münster waren ondergebracht.
Bij de meeste handschriften is de tijd van vervaardiging niet opgegeven, tenzij ze gedateerd zijn; men kan er echter zeker van zijn, dat de oudste op hun vroegst dateren uit het laatste deel van het tweede kwart van de vijftiende eeuw. Nadere bijzonderheden en min of meer uitvoerige beschrijvingen zijn te vinden in de handschriftencatalogi van Amsterdam, Berlijn, Brussel, Darmstadt, Deventer, Gent, 's-Gravenhage, Haarlem, Keulen, Leiden, Wenen en Wolfenbüttel, voorts in de handschriftenbeschrijvingen van Borchling en Priebsch en de bibliografieën van Nijhoff-Kronenberg en Borchling-Claussen.
I1 = 1e tekstfamilie van boek I, I2 = 2e tekstfamilie van boek I, enz. Waar bij gemis van nadere gegevens de tekstfamilie van een handschrift niet vastgesteld kon worden, ontbreekt uiteraard zulk een aanduiding.
| |
Middelnederlandse teksten
| |
A Handschriften
Amsterdam UB I G 10 (Moll 17) II3.
Diende waarschijnlijk als teksthandschrift voor de uitgave van J.C. Pool, Vijf hoofdstukken (3, 4, 6, 7 en 11) uit het Tweede Boek der ‘Navolging van Christus’, volgens eene vertaling van de eerste helft der XVe eeuw, medegedeeld als bijlage bij zijn studie over Thomas a Kempis in Kalender voor de Protestanten in Nederland VII (1862), 159-168. Het handschrift heeft toebehoord ‘den susteren van der derden oerde toe Hoesden’. Zie nog Bouwstoffen, art. 668 en 747b; De Vooys, Bibliogr. Meded., 368-369; v. Ginneken, Nav., 37 een fragment uit cap. 6 in het boek van L. Leopold en W. Pik, Nederlandse letterkunde. Schrijvers en schrijfsters vóór 1600 (Groningen, Den Haag 1916), blz. 223. |
| |
| |
Amsterdam UB I G 19 (Moll 32) II3, cap. 1, 2 en 8 (F. 81- 85b).
De Vooys, Bibliogr. Meded., 368-369; v. Ginneken, Nav., 37. |
Amsterdam UB I G 22 (Moll 41) II3.
Het hs. dateert uit 1465. De tekst is aangepast voor gebruik in een zusterklooster. De Vooys, Bibliogr. Meded., 368-369 en v. Ginneken, Nav., 37. |
Amsterdam UB I G 24 III, uittr. uit cap. 5, 13, 23, 27, 28 en 37.
F 83-90′; ingeleid door de woorden: ‘Sommige capittelen uten lieven soon’. Deze benaming te verklaren uit het incipit Fili van de meeste capita van III. |
Amsterdam UB I G 34 (Moll 23). III1, cap. 54.
v. Ginneken, Nav., 38; De Vreese, Ruusbroechss. q (50), 351-360; zie ook De Man in Ned. Arch. v. Kerkgesch. XXXI, 1940, 101-104. |
Berlijn Preuss. Staatsbibl. Ms. germ. 8o 1083 I2, II2.
Foto in Instituut voor de Geschiedenis der Nederlandse Mystiek te Nijmegen. De Vooys, Bibliogr. Meded., 369; De Vreese, Ruusbroechss., M4 119-123; v. Ginneken, Op zoek, 29; Nav., 35, 36. |
Berlijn Preuss. Staatsbibl. Ms. germ. 4o 1086 I4.
De Vreese, Ruusbroechss. M7 137-144; De Vooys, Bibliogr. Meded., 368; v. Ginneken, Op zoek, 30; Nav., 35. |
Brussel Kon. Bibl. 3041 I1, II1.
De Vooys, Bibliogr. Meded., 369 en 374; hierin uitgave van I, cap. 5; v. Ginneken, Op zoek, 29; Nav., 34; Veldhuis IV et passim. |
Brussel Kon. Bibl. 4328-33 I3.
De Vooys, Bibliogr. Meded., 366; v. Ginneken, Op zoek, 29; Nav., 35. |
Brussel Kon. Bibl. 4634 III1.
Geschreven ‘anno domini 1469’ ‘per manus theobaldi petri’. Op ingebonden papieren strookje in latere hand: ‘Dit boec heeft ghemaect brueder thomas van kempen regulier tot sinte agnietenberch bi zwol’. Door Van Ginneken niet in zijn onderzoek betrokken! |
Brussel Kon. Bibl. 4970 II, cap. 12.
Geschreven in het jaar 1553. |
Brussel Kon. Bibl. 11171 IV1, cap. 1; 6: 1-4; uittr. uit 7; 8; uittr. uit 9; 10: 1-26; uittr. uit 4; 13; 14; 16; 11: 1-19; 17.
v. Ginneken, Nav., 38; in dit werk, 393-425, heeft v. Ginneken cap. 6, 7, 8, 9, 10, 12, 13, 14, 16 en 17 naar dit hs. uitgegeven. |
Brussel Kon. Bibl. 11856-57 I3.
Geschreven te Luik anno domini 1463 ‘per manus fratris petri de gelopia’. Het hs. heeft toebehoord aan een regulierenconvent. De Vooys, Bibliogr. Meded. 366; v. Ginneken, Op zoek, 29; Nav., 35. |
Brussel Kon. Bibl. 21632-34 I4, cap. 1, 2, 6, 8, 10-17, 20, 21, 19, 22, 23 II3.
Aan het slot van I, fol. 54v, leest men: ‘dese voer ghescreven ponten sijn die merckelicste ponten van enen boec dat ic vant in latijn, ende hebt in duytscher talen gheset’; aan het slot van II, fol. 95r,: ‘Dit leste boec is hier altemael van woerde te woerde als icket in latijn vant’. Autograaf van de vertaler? Zie De Vooys, Bibliogr. Meded. 368, 369; v. Ginneken, Op zoek, 30; Nav., 35, 37. |
Brussel Kon. Bibl. 461 II5, cap. 12.
Zestiende-eeuws hs.; cf. de aant.: ‘Desen boeck behoort toe ende es ter usancie van suester loosyne Toreyels int clooster van Maegdendale bij Audenaerde 1584’. |
Brussel Kon. Bibl. II 2252 III1.
De Vooys, Bibliogr. Meded., 369; v. Ginneken, Nav., 37. |
| |
| |
Brussel Kon. Bibl. II 2271 I2 II½ III1 IV2.
De Vooys, Bibliogr. Meded., 369, 378; hierin uitgave van 1, cap. 5; v. Ginneken, Op zoek, 29; Nav., 35, 38, 39; Veldhuis IV en varianten in haar uitgave van II1. St. Axters, Mystiek Brevier, Antwerpen 1944, gaf uit III, cap. 43 (blz. 2), III, cap. 54 (blz. 29-32), IV, cap. 2 (blz. 315-316). De tekst van het tweede boek is gesteld in een afwijkende redactie die verwantschap vertoont met de eerste en met de tweede tekstfamilie; vandaar de aanduiding ½. Zie mijn boek I, blz. 30 tegenover Veldhuis LXXIII. |
Brussel Kon. Bibl. II 2349 I1 cap. 1, 20: 32-34 III, cap. 41, (gedeeltelijk) 57 (gedeeltelijk).
Door v. Ginneken veel te vroeg gedateerd; het is niet ± 1390, maar stellig van veel later tijd. Het nummer, dat hij en Veldhuis opgeven, (2416), is niet dat van het hs., maar van de Brusselse handschriftencatalogus, dl. III, nr. 2416. Uitgegeven door J.F. Kieckens, Vier brokstukken van de Navolging van Christus in een Dietsch HS. der XVe eeuw, in Dietsche Warande N.R. IX, 1896, blz. 362-374. Het 1e caput van boek I is, gereconstrueerd, uitgegeven door v. Ginneken, Op zoek, 57-66 en Nav., 79, 81. Zie overigens Op zoek, 29 en Nav., 35. Zie nog V. Becker, De Navolging Christi is een oorspronkelijk werk, in Dietsche Warande N.R. X, 1897, 45-59, 93-115. Veldhuis VI, XXXIV, XXXIV-XXXV.Ga naar voetnoot1) |
Cheltenham Phillips Library 719 I4 II3.
R. Priebsch, Deutsche Handschriften in England I, 72-73. Veilingcatalogus Fred. Muller 17 Juni 1912, nr. 2. Huidige verblijfplaats onbekend. De Vooys, Bibliogr. Meded., 369. Volgens v. Ginneken, Op zoek, 30 en Nav. 37 is boek I onvolledig. |
Darmstadt Hessische Landesbibl. 1093 I2 (behalve cap. 23 en 24) II2.
I, cap. 1 uitg. door v. Ginneken, Op zoek, 72; zie aldaar ook blz. 29 en Nav., 35, 36. |
Deventer Archief der Sint-Lebuinuskerk 1 IV1, cap. 10 en 13.
Hs., afkomstig uit het Lammenhuus van Diese, een zusterhuis te Deventer, thans zoek; zie Bouwstoffen, art. 3225. Uitg. door F.J. van Vree, Twee hoofdstukken van de Navolging van Christus in een oud Nederduitsch handschrift, in De Katholiek XX, 1851, 137-156. Zie ook J.F. Vregt, Eenige ascetische tractaten, afkomstig van de Deventersche broederschap van het gemeene leven, in verband gebracht met het boek van Thomas a Kempis, de Navolging van Christus, in Archief voor de geschiedenis van het Aartsbisdom Utrecht, X, 1882, 321-498, nader 323 en 330. Wolfsgruber, Navolginge, XXI-XXVII gaf een herdruk van cap. 10. De Vooys, Bibliogr. Meded., 357, 359; v. Ginneken, Nav., 38, 71-72. Zie nog Spitzen, Thomas .... gehandhaafd, 207-211. |
Deventer Athenaeumbibl. 51 (1737) = 101 F 7 I6 II4 II5.
Het hs. is ao 1466 door een ‘dierne’ geschreven en bestemd geweest voor zusters; v. Ginneken beweert: Diepenveen. De Vooys, Bibliogr. Meded., 369, 379; hierin uitgave van I, cap. 5. Boek I, cap. 1 is bezorgd door v. Ginneken, Op zoek, 73; cf. 10 en Nav., 36, 37, 38. |
Deventer Athenaeumbibl. 56 (1730) = 101 D 2 III4.
Foto in het Instituut voor de Geschiedenis der Nederlandse Mystiek te Nijmegen.
De Vooys, Bibliogr. Meded., 369; v. Ginneken, Nav., 38. |
Gaesdonck Bibliothek des Hilfspriesterseminars 62 III3.
Foto in het Instituut voor de Geschiedenis der Nederlandse Mystiek te Nijmegen. Volgens V. Becker, L'Auteur de l'Imitation et les documents néerlandais, La Haye 1882, afkomstig uit het Agneten-klooster te Arnhem. De Vooys, Bibliogr. Meded., 369; Konrad Borchling, Reisebericht IV, 128; v. Ginneken, Nav., 38; 201-311 gereconstrueerde uitgave van een deel dazer vertaling. |
| |
| |
Gent U B. 1305 I3 (behalve cap. 25).
Afkomstig uit het klooster S. Katherinendale te Hasselt. F.A. Snellaert, Schets eener Geschiedenis der Nederlandsche Letterkunde, 4e uitgave, Gent-Utrecht, 1866, blz. 103, noot 2; V. Becker, L'auteur etc., 209; De Vooys, Bibliogr. Meded., 364, 377; v. Ginneken, Op zoek, 29; Nav., 35. |
Gent U B. 1339 II5.
Uit zusterklooster, blijkens aant. op F. 1171: ‘Desen boec heeft ons ghelaten onse lieve gheminde mater suster wiven rincs die sterf in den jare ons heren doemen screef M.CCCC.XLIIJ.’ Het ms. dateert dus uit 1443 of daarvoor. De Vooys, Bibliogr. Meded., 369; v. Ginneken, Nav., 37; 159-197 volledige, gereconstrueerde uitgave van deze vertaling. |
Gent U B. 1425 I1 II, cap. 12.
De Vooys, Bibliogr. Meded., 364; uitg. van I, cap. 5 blz. 375. Volgens v. Ginneken, Op zoek, 29; Nav., 38, afkomstig uit de abdij van Baudeloo; Veldhuis XXVIII-XXIX. |
's-Gravenhage Kon. Bibl. 70 H 36 IV2.
Inc.: ‘Hier beghinnen devote ghebede ende oefenynghe vanden helighen sacrament welke heeft ghemaect die devote leerre Thomas kempis’.
De Vooys, Bibliogr. Meded., 369-370; v. Ginneken, Nav., 39. |
's-Gravenhage Kon. Bibl. 71 H 7 I5.
De Vooys, Bibliogr. Meded., 367; v. Ginneken, Op zoek, 30; Nav., 36. |
's-Gravenhage Kon. Bibl. 73 F 24 I1 (gedeelte hieruit opgenomen in een tractaat over de deugden), II6.
v. Ginneken, Op zoek, 29; Nav., 35, 37. |
's-Gravenhage Kon. Bibl. 128 G 19 II1, IV5, cap. 10.
v. Ginneken, Nav., 36, 39. |
's-Gravenhage Kon. Bibl. 129 G 32 IV1, cap. 1-4, 6-10, 12, 16 (met uitbreidingen).
Kon. Bibl., Verslag 1908, no. 1, blz. 12.
v. Ginneken, Nav., 40 (hij signaleert het met de aanduiding ‘1545’; dit is het jaar waarin het hs. afgeschreven is). |
's-Gravenhage Kon. Bibl. 131 H 12 II2 (zonder cap. 7 en 8).
v. Ginneken, Nav., 37. |
's-Gravenhage Kon. Bibl., Kon. Ak. v. Wetensch. 30 II1.
De Vooys, Bibliogr. Meded., 369; v. Ginneken, Nav., 36. Uitgegeven door Veldhuis, 64-101 met de varianten uit de andere hss. van dezelfde tekstfamilie. Hiernaar cap. 12 heruitgegeven door De Bruin, Mnl. geestelijk proza, 306-307; cap. 9 door S. Axters, Mystiek brevier I, Antwerpen 1944, 145-148. |
Haarlem Bissch. Museum 73 I, cap. 23: 1-42 (F 156a-158a). |
Haarlem Bissch. Museum 99 I1 (behalve cap. 8: 30-9: 7), II1.
Afkomstig uit Augustinessenklooster te Rijswijk. Zie over het hs. Vregt, a.a. in Arch. Aartsbisdom Utrecht X (1882), 331-332. De Vooys, Bibliogr. Meded., 369 en 376, alwaar uitgave van I, cap. 5; v. Ginneken, Op zoek, 29 en Nav., 35 en op blz. 81-145 uitgave van cap. 2-25 naar dit hs. met gebruikmaking van lezingen uit andere hss.; Veldhuis VI. Van Ginneken duidt het meermalen aan als ‘Codex van Poeldijk’. |
's-Hertogenbosch Prov. Genootschap 478 (oud nr.?) IV, cap. 1. |
| |
| |
's-Hertogenbosch Prov. Genootschap 482 (oud nr.?) IV, cap. 17.
Vermeld door V. Becker in Dietsche Warande N.R. X, 1897, 99. Deze noemt hier ook ‘een bundeltje behoord hebbend aan wijlen den archivaris Habets, afkomstig van het Norbertinessen-klooster St. Gerlach bij Valkenburg, IV, cap. 9. |
's-Hertogenbosch Prov. Genootschap nr. ? IV, cap. 6, 7, 8 en 9.
Volgens J.v. Ginneken, Het dagboek van Geert Groote, in Studiën CVII, 1927, 280. |
Hoeven Seminarie Bovendonk nr. ? IV, cap. 9.
Volgens V. Becker in Dietsche Warande N.R. X, 1897, 99. De bibliothecaris bericht mij echter, dat zulk een hs. aldaar niet (meer) aanwezig is. |
Leiden U B. Lettk. 319 I5.
De Vooys, Bibliogr. Meded., 367 en 378, alwaar uitgave van I, cap. 5; v. Ginneken, Op zoek, 30; Nav., 36. |
Leiden U B. Lettk. 323 IV2, cap. 9 en 10. |
Leiden U B. Lettk. 339 I7, II1 III1, IV4.
Teksthandschrift van deze uitgave. Reeds uitgegeven I, cap. 1 door J.M. Schrant, Oudneêrlandsch Rijm en Onrijm, Leiden 1851, 217-218; I, cap. 2 door J.H. van den Bosch en C.G.N. de Vooys, Letterkundig Leesboek1, Groningen-Den Haag 1919, 65; II, cap. 3 en 6 door J. van Vloten, Verzameling van Nederlandsche prozastukken van 1229-1476, Leiden en Amsterdam 1851, 244-247; IV, cap. 10 door Wolfsgruber, Navolginge, XXI-XXVII; I, cap. 5 door De Vooys, Bibliogr. Meded., 379; III, cap. 5, 8, 10, 14, 152, 20, 21, 232, 26, 272, 29, 342, 462, 48, 542, 55, 562, 582, 59 en IV, cap. 5, 112, 15, 18 door v. Ginneken, Nav., resp. 313-365 en 426-437; III, cap. 4 door De Bruin, Proza, 307-308; zie ook Op zoek, 30, Nav., 36, 37, 39. Verdere literatuur over dit ms. in de Inleiding tot de tekstuitgave, blz. 10 vlgg. |
Manchester John Rylands Library 9 [Crawford Dutch 12.] I (tekstfamilie mij nog niet bekend).
Frank Taylor, Supplementary Hand-list of Western Manuscript in the John Rylands Library (Manchester 1937), p. 32. Men lette op de volgende woorden uit de proloog van dit vroeg zestiende-eeuwse manuscript: ‘Den almachtighen god te eeren... is een boeck van eenen gheesteliken verstandighe(n) mane(n) vergadert inden latijn. Ende want de ghemeen luden dat latin niet en verstaen, soe hebbe ick my aenghenomen dat selve boeck in dietsche te setten.’ |
Monnickendam Stadsarchief 154 Fragm. uit de Imitatio.
Opgave overgenomen uit Maria Lücker, Meister Eckhart und die Devotio Moderna, Leiden 1950, 163. |
Nijmegen Canisiuscollege 16 IV1, cap. 1-4, 6-10, 12, 16.
v. Ginneken, Nav., 38; hij noemt het hier ‘ms. 31’. Volgens De Vreese afgeschreven ± 1525 en wellicht afkomstig uit het klooster Frenswegen. Het is hetzelfde hs. als wat V. Becker (zie Dietsche Warande N.R. X, 1897, 99) in het gymnasium van de Jezuïeten te Sittard aantrof; de bibliotheek van deze inrichting is ± 1900 overgebracht naar Nijmegen. Het handschrift is tijdens de oorlog door brand vernietigd. |
Oxford Bibl. Bodleiana, Cod. Marshall 124 I1 (zonder cap. 20: 46-21: 10 en cap. 22: 17-24: 24). II3 Foto in de B N M te Leiden.
R. Priebsch, Deutsche Handschriften in England, I, 163. Jong hs., wsch. ± 1500. Vertaling uit het jaar 1428, blijkens de aantekening: ‘Dit boec heeft gemaect een regulier van onser orden ende capittel in latijn, ende is overgheset uten latijn in duutsche tot Eemsteyn int cloester van enen broeder om orbaerheit ende salicheit alre religiosen ende devoten menschen diet lesen of horen, int jaer ons Heren 1428’. Vgl. De Vooys, Bibliogr. Meded., 363 en zie v. Ginneken, Op zoek, 29, 125-127; Nav., 34, 37; Veldhuis VI, XXIII-XXIV, LXXI-LXXII. |
Rijsel U B, Verzameling Agache 206 IV2.
Op fol. 269 leest men: ‘Dit boeck hoert toe den sustern van Venray te Iherusalem’. Bekend geworden door een artikel van H. Desmet, Un manuscrit néerlandais inconnu du IVe livre de l'Imitation de Jésus-Christ à la Bibliothèque de Lille. Bulletin du Comité Flamand de France 1936, 3e fascicule, 527-529. Zie ook De Maasbode van 9 Nov. 1936, Avondblad, p. 5. |
| |
| |
Utrecht U B 1032 I1, cap. 1, 2.
Afkomstig uit Maaseyk. De Vooys, Bibliogr. Meded., 364. Volgens v. Ginneken, Op zoek, 29; Nav., 35 bevat het ook cap. 13 in de redactie van de derde tekstfamilie. Uitgave van cap. 1 in Op zoek, 71. Zie nog Veldhuis VI, XXXI. |
Velp (bij Grave) Bibl. PP. Capucijnen 3 II2, cap. 11 en 12 [F. 40v-452].
Het hs. berust thans in de bibliotheek van het Prov. Archief der PP. Capucijnen te 's-Hertogenbosch. v. Ginneken, Nav., 37 geeft als inhoud op: ‘cap. 7 en 8 B. 1. Cap. 11 en 12 B. 2’. In zijn handschriftenlijsten van de tekstfamilies van boek I in Op zoek, 29-30; Nav., 34-36, komt dit ms. echter niet voor. |
Weert Prov. Arch. v.d. Minderbroeders 16 (oud nr.?) I1, IV2.
Afkomstig uit Augustinessenklooster te Utrecht. V. Becker publiceerde in de Dietsche Warande N.R. X, 1897, 45-59, 93-115, cap. I: 1-3 en cap. 20 naast de ‘tekst van Windesheim’ (Zwolle, Emmanuëlshuizen 6). De Vooys, Bibliogr. Meded., 364-365 en 375, alwaar uitgave van I cap. 5; v. Ginneken, Op zoek, 29; Nav., 35, 39; Veldhuis XXIX-XXXI. |
Weert Prov. Arch. v.d. Minderbroeders 17 (oud nr.?) I2 II2.
Volgens v. Ginneken, Op zoek, 29 ontbreken in I de cap. 17-22-25; Nav., 35, 36. |
Wenen Nationalbibl. 7954 I1.
De Vooys, Bibliogr. Meded., 363, 364 en 373, alwaar uitgave van cap. 5; v. Ginneken, Op zoek, 29; Nav., 35 noemt als nummer; 7956. De taal van het afschrift is Brabants. |
Wenen Nationalbibl. 7957 I1.
Foto in Instituut voor de Geschiedenis der Nederlandse Mystiek te Nijmegen. Afkomstig uit het Rooclooster; zie De Vooys, Bibliogr. Meded., 363-364 en 373, alwaar uitgave van cap. 5; v. Ginneken, Op zoek, 29; Nav., 35. Dit ms. diende als teksthandschrift voor de uitgave van boek I door Louise Veldhuis. Naar deze uitgave is cap. 23 van boek II afgedrukt in P. van der Meulen en F. Veenstra, Literatuurgeschiedenis in teksten en opdrachten (Groningen-Djakarta), blz. 92-93. Pater D.A. Stracke had blijkens zijn Verslag over een onderzoek naar Nederlandsche handschriften en wiegedrukken in Oostenrijk-Hongarije, in Versl. en Meded. Kon. Vlaamsche Academie 1915, blz. 756 de Imitatio-teksten uit 7957 en 7954 afgeschreven met het doel ‘ze eerlang met de noodige varianten in het licht te geven’. Dit plan is echter onuitgevoerd gebleven. Aan het slot van boek I de aant.: ‘Dit boec heeft gemaect een regulier ende es ghesedt uten latijn in dietschen van eenen brueder tot eemsteyn Int iaer ons heeren 1428’ (vgl. Oxford, Bodl. Libr., Marshall 124). |
Wenen Schottenstift 322 I2 II2 III2 IV3.
In de B N M als nummer vermeld: 216 (olim 53. C. 15). Deze tekst is volledig uitgegeven door Wolfsgruber, Navolginge. Hierin, tussen blz. 330 en 331, facsimile van F. 233a. V. Becker, L'auteur, 209 zegt: ‘écrit dans un couvent de Windesheim d'après Wolfsgruber, mais plus vraisemblablement dans une maison des Frères ou des Soeurs de la Vie commune’. De taal is oostelijk gekleurd. De Vooys, Bibliogr. Meded., 366, 369; v. Ginneken, Op zoek, 29; Nav., 35, 36, 38, 39. Zie nog O.A. Spitzen, Thomas a Kempis als schrijver der Navolging van Christus gehandhaafd, Utrecht 1880, 65-66. |
Zwolle Emmanuelshuizen 6 I1.
Blijkens de aant.: ‘Dit boec hoert int cloester te Windesem’ afkomstig uit de bibliotheek van het klooster Windesheim. Facsimile van het begin van cap. 1 bij O.A. Spitzen, Thomas.... gehandhaafd, Utrecht 1880, als plaat V overgenomen in de geïllustreerde uitgaven van Cd. Busken Huet, Het land van Rembrand; zie voorts blz. 58-61 van Spitzen's boek en zijn Nalezing 19-21, Nouvelle défense, 42-45, Les Hollandismes, 61. J.G.R. Acquoy in De Spectator van 17 September 1881. V. Becker, L'Auteur, 217-218 en in Dietsche Warande N.R. X, 1897, 55. De Vooys, Bibliogr. Meded., 360-363 deelt op gezag van W. de Vreese mee, dat deze codex niet geschreven is c. 1420 of c. 1422, zoals al de voorgenoemde auteurs aannamen, maar c. 1440 is gecopieerd. In De Vooys Bibliogr. Meded., 374, uitgave van cap. 5. v. Ginneken, Op zoek, 29 en Nav. 35 blijft ondanks dit betoog bij ‘± 1420’. De Vreese, Ruusbroechss., 314. |
| |
| |
Zwolle Emmanuelshuizen 13 II3 III5 (beide onvolledig).
Een zeer kort uittreksel uit lib. II en III onder het opschrift suete troestinge. Uitvoerig beschreven door De Vreese, Ruusbroechss., 334-345. Zie voorts v. Ginneken, Nav., 37-38 en Maria A. Lücker, Meister Eckhart und die Devotio Moderna, Leiden 1950, 169. |
| |
B Drukken
(in chronologische volgorde)
Inhoud en tekstfamilie der uitgaven: I2 II½ III3 IV2.
Zie van Ginneken, Nav., 35, 37, 38, die gebruik heeft gemaakt van een niet-gedateerde uitgave van de drukker Willem Vorsterman te Antwerpen, nr. 2017 van de bibliografie van Nijhoff-Kronenberg, ex. Amsterdam U B. |
| |
Gedateerde uitgaven.
Den Hem bij Schoonhoven, Regulieren, 17 Juni 1504.
Volledige titel:
‘Hier begint een suverlic boec dienende geestelike ende wairlicke personen, welke te Parijs gedruct is int Latijn mit die naem vanden seer geleerden man Johannes Gerson puntelic overgheset in Duytsche, welcke voir dese tijt noyt ghedruct en is gheweest ende overmits sijn oerbarlicheit wel mach hieten Een verweckinge totten duechden’.
Colophon voorlaatste bladzijde:
‘Ghedruct ende voleyndet is dit tegenwoirdige boecxkens [sic] mit groter nairsticheit inden convente der regulieren buten Scoenhoven inden Hem int jair ons Heren M. CCCCC. ende iiij. opten xvij. dach in Junio.’
Deze postincunabel bevat alleen het derde boek in de redactie van de derde tekstfamilie. Men lette op de foutieve toeschrijving aan Johannes Gerson en op de verklaring van de regulieren, dat zij een eerste uitgave van deze vertaling brengen.
Niet vermeld door De Backer; N B 993. |
Antwerpen, (Adr. van Berghen), 15 Maart 1505.
Deze uitgave en alle volgende drukken bevatten de volledige Imitatiovertaling. De titel luidt: ‘Dit is een schoen boecxken ende is gheheten Qui sequitur me ende metten anderen drien boecxkens nu nieuwe gheprint ende neerstelic ghecorrigeert’.
Blijkens dit opschrift een herdruk. De titels van vele uitgaven, hierna genoemd, ongeveer gelijkluidend.
De Backer 2372; De Vooys, Bibliogr. Meded., 366; N B 2010. |
Antwerpen, Henr. Eckert van Homberch, 28 Sept. 1505.
Niet bij De Backer; De Vooys, Bibliogr. Meded., 366-367; N B 2011. |
(Leiden, Jan Seversz?) 3 Nov. 1505.
Op de keerzijde van de eerste bladzijde leest men:
‘Dit zijn .iiij. zonderlinge boecxkens geordineert bi eenen weerdigen geesteliken prior vanden Regulieren tot Windezem, geheeten Thomas de Campensis’.
Het colophon luidt:
‘Int jaer XV C ende V Des derden daechs van November So was dit boeck gheprint ende voleyndt. God heb lof. Sommich hebben gemeynt dat meester Jan Gerson dese .iiij. voorgenoemde boexkens ghemaect heeft, maer tis alleens wieze ghemaect heeft als de materie goet is in haer selven’.
De Vooys, Bibliogr. Meded., 367, zegt hiervan: ‘een hoogst eigenaardige aantekening, die ons bewijst hoe oud de strijd om het auteurschap der Imitatio is’. Zou zij o.a. een antwoord zijn op de toeschrijving in de uitgave van de Regulieren in Den Hem bij Schoonhoven van 17 Juni 1504?
Niet bij De Backer; De Vooys, Bibliogr. Meded., 367; N B 2012. |
Antwerpen, Henr. Eckert van Homberch, 3 Dec. 1511.
De Backer 2373; De Vooys, Bibliogr. Meded., 367; N B 3947. |
| |
| |
Antwerpen 1516.
De Backer 2373c. Alleen hieruit bekend, volgens N B 1155. |
Antwerpen, Henr. Eckert van Homberch, 20 Jan. 1517.
Niet bij De Backer; N B 2013. |
Leiden, Jan Seversz, 7 Mei 1519.
De Backer 2374; De Vooys, Bibliogr. Meded., 367; N B 2014. Bevat niet boek I-IV, maar is niets anders dan een uitvoerige parafrase van boek I in zelfstandige redactie. |
| |
Niet-gedateerde uitgaven.
Antwerpen, Willem Vorsterman.
De Backer 2374b?; N B 2015. |
Antwerpen, Willem Vorsterman.
Niet bij De Backer; N B 2016. |
Antwerpen, Willem Vorsterman.
De Backer 2371; De Vooys, Bibliogr. Meded., 366; N B 2017. |
Antwerpen, Willem Vorsterman.
De Backer 2370; De Vooys, Bibliogr. Meded. 366; N B 2018. |
| |
Middelnederduitse en nederrijnse teksten
| |
A Handschriften
Aken Stadtarchiv 1886/2 I1 cap. 13 II2.
Een Nederrijnse tekst die echter berust op een mnl. vertaling van boek I en II; v. Ginneken, Op zoek, 29; Nav. 35, 37; Veldhuis VI, XXXII. |
Berlijn Preuss. Staatsbibl. 8o 61 I II III.
De Vooys, Bibliogr. Meded. 371 en 380, alwaar uitgave van I, cap. 5; v. Ginneken, Op zoek, 31; Nav., 40: ‘Jonge Lübecksche tekstfamilie’. Geschreven ao 1493. Dezelfde tekst in de incunabel Lübeck 1489. |
Flensburg Gymnasium 33 I II III.
Volgens Borchling, Reisebericht II, 154 heeft de afschrijver Ludolf Naaman (die dit hs. vervaardigde ao 1563) ‘einen alten nd. Druck der Imitatio nach dem lateinischen Originale des Werkes durchcorrigiert’. Door v. Ginneken, Op zoek, 31; Nav., 40 ingelijfd bij de ‘Jonge Lübecksche tekstfamilie’. |
Halberstadt Stadtbibl. 1014 I [F. 85a-104b].
Volgens klapper B N M ‘geschreven ao 1463’. |
Keulen Historisches Stadtarchiv G.B. 4o 255 I.
Lichtelijk geparafraseerde bewerking in het Nederrijns, van de hand van een broeder des gemenen levens te Keulen anno 1434. E. Fromm, Die Ausgaben der Imitatio Christi in der Kölner Stadtbibliothek, Köln 1886. Veröffentlichungen der Stadtbibliothek in Köln. Heft 2. L. Korth, Die älteste deutsche Uebersetzung der ‘Imitatio Christi’, in Mittheilungen aus dem Stadtarchiv Köln, vol. XIII, Cologne 1887, 88-92. F.X. Kraus, Thomas van Kempen en de echtheid der Navolging Christi, in De Dietsche Warande N.R. IX, 1896, 264-289. De Vooys, Bibliogr. Meded., 371 en 381, alwaar uitgave van cap. 5. Karl Menne, Deutsche und niederländische Handschriften. Mitteilungen aus dem Stadtarchiv von Köln, Köln 1931, 101-103. v. Ginneken, Op zoek, 31; Nav., 40 rekent het bij de ‘Nederrijnsche tekstfamilie’. |
| |
| |
Keulen Stadtarchiv W 4o 97 IV.
Volgens K. Menne, Deutsche und niederländische Handschriften, Köln 1931, 366-367 ‘die nach einer niederländischen Vorlage getätigte Uebersetzung des 4. Buches der Nachfolge Christi des Thomas von Kempen’. |
Kuyk Bibliotheek van het Kruisherenklooster Sint Agatha 124 II.
Het hs. is afkomstig van de Windesheimers te Frenswegen; zie beschrijving in B N M. |
Lübeck Stadtbibliothek Ms. theol. germ. 4o 43 II, III (grotendeels).
Foto in de Koninklijke Bibliotheek te 's-Gravenhage. Afkomstig uit ‘sunte mychele convent’, een huis van de zusters des Gemenen levens te Lübeck. Waarschijnlijk hier terechtgekomen uit het zusterklooster in Hildesheim of Eldagsen. Afgeschreven door een zuster. Volgens W. de Vreese (zie J. van Ginneken, Geert Groote: de schrijver van Boek II en III der Imitatio Christi’ Studiën CVII, 1927, 85) is het papier van 1444. Titel: ‘Vormanynge de dar theyn to bynnenwendighen dinghen’. De 60 capita hiervan bevatten boek II van de Imitatio geheel en 48 van III grotendeels; de volgorde van de laatste wijkt echter af van die van de textus vulgatus, terwijl de tekst ten aanzien hiervan ook enige lacunes vertoont. Volledig uitgegeven en beschreven door P. Hagen, Zwei Urschriften der ‘Imitatio Christi’ in mittelniederdeutschen Übersetzungen, Berlin 1930, Deutsche Texte des Mittelalters, Band XXXIV, S. 1-74, met varianten uit het volgende ms., alwaar ook opgave van verdere literatuur. v. Ginneken, a.a., Studiën CVII, 1927, 85-119 en Het dagboek van Geert Groote, Studiën CVII, 1927, 249-292. v. Ginneken, Nav., 40 neemt aan een ‘Oude Lübecksche tekstfamilie’. |
Lübeck Stadtbibl. Ms. germ. theol. 4o 15 II, III (grotendeels).
Uit hetzelfde zusterhuis afkomstig blijkens de aant.: ‘Dit bok hort den susteren to lubeke bi sunte egidijs kerken in sunte mychele covent’. Uit de papiermerken valt op te maken, dat het hs. dateert uit de tweede helft van de 15de eeuw. De tekst is dezelfde als die van hs. 43. Het eerste deel van het ms. bevat 8 collationes van Cassianus ‘in nd. Umschrift einer nl. Übersetzung’. (Hagen, Zwei Urschriften, VII). Heeft deze omstandigheid, naast de taalvorm, Hagen gebracht tot de stelling, dat deze tekst een ‘ursprünglich nl. Übersetzung in einer späten nd. Umschrift’ is? (a.w., IX). v. Ginneken, Nav., 40: ‘Oude Lübecksche tekstfamilie’. |
Lübeck Stadtbibl. Ms. germ. theol. 8o 54 IV, cap. 6, 7, 8, 9. [F. 36′-58′].
Uit het Johannesconvent te Lübeck, een begijnenhuis. Tweede helft 15e eeuw. Opschrift: ‘Dit is wo men sich hebben schal vor der missen’. Zie Hagen, Zwei Urschriften XIX-XX; in dit boek S. 75-83 volledig uitgegeven. v. Ginneken, Nav. 40: ‘Jonge Lübecksche tekstfamilie’. |
Münster U B Paulinische Bibl. 207 (730) I, II (gedeeltelijk), III (gedeeltelijk).
Volgens De Vooys, Bibliogr. Meded., 371, 372 met aant. ‘To bentlaghe. Broder Eylard mesen’. Hier ook uitgave van de interessante Prologus (372) en van I, cap. 5 (380). v. Ginneken, Op zoek, 31 en Nav., 40 rekent het tot de ‘Westfaalsche tekstfamilie’. Heinrich Rademacher, Mystik und Humanismus der Devotio Moderna in den Predigten und Traktaten des Johannes Veghe, Hiltrup 1935, 102 ff., vermoedt ‘dasz wir es hier mit einem Meisterwerk der Vegheschen Übersetzungskunst zu tun haben könnten’.
In het voorbijgaan worde opgemerkt dat Franz Jostes te Münster een hs. in bezit gehad heeft, waarin fragmenten uit de Navolging boek I opgenomen waren. Zie F. Jostes, Het Nederduitsch Proza omtrent 1500. Nieuwe bijzonderheden over de ‘Navolging’. Dietsche Warande N.R. VI, 1893, 265-279. |
Utrecht U B Mscr. Eccles. 438 (Cat. 1025) I4 (onvolledig).
Een Nederrijnse tekst die volgens v. Ginneken, Op zoek, 30 en Nav., 36 een lid is van de vierde Nederlandse tekstfamilie. Zie Borchling, Reisebericht II, 155. |
Wolfenbüttel Herz. Bibl. Helmst. 1084 IV.
Hirsche, Prolegomena I, 83, 86; Wolfsgruber Navolginge, XIV-XV en XXI-XXVII uitgave van cap. 10. De Vooys, Bibliogr. Meded., 371. Niet bij v. Ginneken. |
| |
| |
Wolfenbüttel Herz. Bibl. Helmst. 1155 I.
Hirsche, Prolegomena I, 86; Wolfsgruber, Navolginge XIV; Borchling, Reisebericht III, 31; Jellinghaus, Geschichte der mnd. Literatur, 3945; De Vooys, Bibliogr. Meded., 371; v. Ginneken, Op zoek, 31; Nav., 40: ‘Oostfaalsche tekstfamilie’. |
Wolfenbüttel Herz. Bibl. Helmst. 1233 I, cap. 13 in verkorte vorm; II, cap. 12 en III cap. 1. Geschreven ao 1493 (volgens Catal. v. Heinemann). Hagen, Zwei Urschriften, VIII deelt mede, dat de tekst van II, cap. 12 en III, cap. 1 gelijkluidend is aan die van Lübeck 15 en 40. v. Ginneken, Op zoek, 31 I, cap. 13 ‘Oostfaalsche tekstfamilie; Nav., 40, II, cap. 12 en III, cap. 1 ‘oude Lübecksche tekstfamilie’. |
Wolfenbüttel Herz. Bibl. Helmst. 1240 I.
v. Heinemann 1348. |
Wolfenbüttel Herz. Bibl. Helmst. 1245 IV.
Borchling, Reisebericht III, 54. |
Wolfenbüttel Herz. Bibl. Novi 1025 [F. 261-311′].
Geschreven ao 1483. Borchling, Reisebericht III, 31, 159. |
| |
B. Drukken
Lübeck (Mohnkopfdruckerei) 1489 I II III.
Tekst gelijkluidend met hs. Berlijn 8o 61. III, cap. 6 en 7 naar Lübeck 15, 43; zie Hagen, Zwei Urschriften VIII. v. Ginneken, Op zoek, 31; Nav., 40: ‘Jonge Lübecksche tekstfamilie’; Borchling-Claussen 150; Wolfsgruber, Navolginge, II-IV. |
Lübeck (Mohnkopfdruckerei) 1492 IV.
Wolfsgruber, Navolginge III, XXI-XXVII, alwaar uitgave van cap. 10. Volgens Hagen, Zwei Urschriften, XX-XXI, cap. 6, 7, 8, 9 in de tekstvorm van Lübeck 54, de overige capita in de redactie van de derde Nederlandse tekstfamilie; zie Wolfsgruber, Navolginge XXI-XXVII. Borchling-Claussen 212. |
Lübeck Steffen Arndes c. 1495 II cap. 12, III cap. 1.
Titel: Van dem koninglikeme weghe des crutzes Cristi. Hagen, Zwei Urschriften, VIII zegt dat het de tekst van Lübeck 15, 43 is; Borchling-Claussen 264. |
Lübeck (Mohnkopfdruckerei) 1496 I II III.
Borchling, Reisebericht III, 236; Borchling-Claussen 271. |
Maagdenburg Moritz Brandis 1501 I II III IV.
De Vooys; Bibliogr. Meded., 371; v. Ginneken, Op zoek, 31; Nav., 40; Borchling-Claussen 354; Hirsche, Prolegomena I, 87. |
Keulen Hermann Bungart c. 1505 I II III IV.
Borchling-Claussen 396. |
Rostock Hermann Barckhusen 1507 I II III IV.
Wolfsgruber III; v. Ginneken, Op zoek, 31; Nav., 40; Borchling-Claussen 420. Tekst gelijk-luidend aan Lübeck 1489. |
|
-
voetnoot1)
- Brussel Kon. Bibl. 19565 bevat F 39-83 niet een vertaling van De Imitatione Christi zoals Van den Gheyn in zijn catalogus onder nummer 608 mededeelt, maar een mystiek, Eckartiaans tractaat Des geestes bouwe naar aanleiding van de tekst Sequere me met het incipit ‘Onse here Ihesus Cristus sprect: Volghe mi...’
|