rigste café's binnen, en stotterden niets bij 't bestellen van pint en sigaar of 't vragen naar den biljard. En precies of er geen lachende gezichten op hen gericht stonden, of er geen kwinkslagen over hun koppen vlogen, al maakte geeneen van de drie ooit het simpelste carambolleke, onverstoord, zonder énen keer een zuchtje te laten zelfs, speelden zij op hun belachelijke, kinderlijk-onvaste manier, het betaalde halfuurken biljard uit tot de laatste sekond van den laatsten minuut!
't Was hun immers thuis opgelegd en ze volbrachten het, net zoals al de rest, stipt tot in de puntjes!
Doch al waren ze nog zo 'n brave, gehoorzame jongens, om een Heiligen Aloysius jaloers te maken, alleman in de kleine stad lachte met de drie Majel's. En zij die niet lachten, die dieper en verder zagen, schudden bedenkelijk den kop en vroegen zich zuchtend af wat er van die drie slaap-sukkels moest geworden, eens dat hun vader en hun moeder er niet meer zouden zijn om 't hun alles van puntje tot puntje vóór te zeggen wat ze moesten doen.
Ene weg stond hun dan slechts open. En dat was zo rap mogelijk hun winkel overdoen, hun geld verdelen en zich ergens in een goed gesticht een plaatske in-kopen, waar ze van alle zorg en kopbrekerij af waren en veilig hun oppas zouden hebben tot hun laatsten dag. Want waarop het anders moest uitdraaien was niet te voorzien. Ze waren bekwaam om op hunnen stoel te gaan zitten en zich gewoonweg te laten vergaan.
Niet één oordeelde er zo over, maar allen. En toen jaren later Vaarke Majel en dadelijk na hem ook het radeloos geworden Moederke, het hoofd kwamen te leggen, wa-