| |
| |
| |
7 Den Uyl formateur ten derde male
| |
Woensdag 26 oktober
De fractie is met spoed bijeengeroepen. De situatie is bijzonder ernstig. We staan voor een uiterst moeilijke afweging.
Ik open de fractie met een korte inleiding. ‘Eén ding is mij nu wel duidelijk geworden,’ zeg ik. ‘Er zijn in de politiek geen echte overwinningen, maar ook geen echte nederlagen. De politiek is een continu proces. Wat vandaag een overwinning lijkt moet morgen duur betaald worden. Wat nu een nederlaag heet kan morgen worden terugverdiend. Ik sta voor een goede zaak, mits men over de grenzen van wat nu partijbelang lijkt heen wil kijken. Ik sta voor een politiek van solidariteit met mensen en groepen die ook ons niet in de steek hebben gelaten. Daarom heb ik betaald voor de tweede zetel van D'66. Daarom heb ik Sociale Zaken niet geaccepteerd. Het is in de politiek niet moeilijk om vijanden te maken. Moeilijker is het om vrienden te behouden’. Ik vraag de fractie zich in alle rust te willen uitspreken over de volgende probleemstelling:
Of wij nemen de Partijraaduitspraak over en vragen heropening van de onderhandelingen. Maar dan niet door deze fractievoorzitter. Dan kiezen wij een nieuwe, die bij voorbaat van mijn loyale steun en adviezen verzekerd kan zijn;
Of wij handhaven ons fractiebesluit van gisteren, werken mee aan de invulling van een kabinetsploeg en leggen dan het echte eindresultaat van deze formatie voor aan een Buitengewoon Congres dat zich moet uitspreken over de vraag: neemt de PvdA aan zo'n kabinet deel, ja of nee. In dat geval ga ik weer snel aan de slag.
Ik doe een dringend beroep op de fractie niet uit solidariteit met mijn ‘persoon’ tot een keuze te komen. ‘Het gaat niet om de persoon, het gaat om de zaak. Het gaat niet om het baantje, maar om de geloofwaardigheid van de PvdA als onderhandelingspartner.’ Het gaat zelfs niet om Den Uyl, maar om het kabinet-Den Uyl.
De vergadering begint met wat procedurele schermutselingen. Wat is nu precies de opvatting van het Partijbestuur? Is er nu sprake van een conflict, ja of nee? Wat vindt het Partijbestuur van het bijeenroepen
| |
| |
van een Buitengewoon Congres? Mag de fractie wel buiten het besluit van de Partijraad treden?
Ien van den Heuvel vindt van niet. Het Partijraadsbesluit is in principe bindend. Als de fractie dit besluit trotseert dan is er inderdaad sprake van een conflict tussen fractie en Partijbestuur. Dat is een slechte zaak voor de partijdemocratie. Een Buitengewoon Congres is dan onvermijdelijk. Zij doet een dringend beroep op de fractie die weg niet op te gaan en een dringend beroep op mij niet zo'n zware hypotheek op de besluitvorming te leggen, door te weigeren terug te gaan naar de onderhandelingstafel.
De discussie begint. Wim Meijer vraagt als eerste het woord.
Hij vindt dat we door moeten gaan. Wij moeten Joop als formateur rugdekking geven. Wij zijn nu echt in het allerlaatste stadium van de formatie gekomen. Er rest ons geen ander alternatief dan de oppositie. Die vraag moeten we voorleggen aan het Congres. Tussenposities zijn er niet meer. De fractie heeft een verantwoordelijkheid naar de partij, maar ook naar het land. Het Congres moet het maar zeggen.
Marcel van Dam volgt: De reactie van de Partijraad is begrijpelijk. Er is een achterstand in gemoedstoestand. Men was nog niet eerder in de gelegenheid geweest de woede te uiten over de belediging die het Congres is aangedaan. Maar een moment-opname is in een proces niet voldoende. Hij sluit zich aan bij mijn inleiding. Het Congres moet nu maar een eindoordeel geven. ‘Wij hebben récht op een congres,’ zegt Aad Kosto. ‘Niemand kan ons van de rechter aftrekken.’ Zo gaat het door. De meeste fractieleden sluiten zich in eigen bewoordingen bij deze keuzebepaling aan. Ook een groot aantal van de dissidenten van gisteren stemmen nu voor. Hartmeijer, bijvoorbeeld, zegt zich nu pas goed te realiseren dat er geen tussenoplossingen meer zijn. Anderen volgen. Elk fractielid spreekt zich persoonlijk uit. Het is voor iedereen, zonder uitzondering, een moeilijke afweging. Halverwege de vergadering komen de Europeanen binnensnellen. Voor de tweede maal in twee dagen zijn ze teruggeroepen. Aberts houdt een geëmotioneerd pleidooi om door te gaan.
Er zijn er uiteindelijk vijf die van mening blijven dat het onderhandelingsresultaat moet worden afgewezen en zich bovendien principieel op het standpunt stellen dat de fractie niet om de Partijraad heen kan. Kombrink, De Graaf, Drenth, Spieker en Voortman kiezen voor het eerste alternatief. Voordat de eindstemming plaatsvindt amendeert Joop Voogd nog het tweede alternatief. Het gaat niet om een ‘handhaving’ van het fractiebesluit, meent hij. Het gaat om voortzetting van de formatie in een nieuwe situatie, waarin we onze uiterste best
| |
| |
moeten doen zoveel mogelijk aan de gerechtvaardigde onvrede van de Partijraad tegemoet te komen. In de personenfase is dat nog zeer wel denkbaar, ook bij de nog te maken afspraken over de staatssecretarissen.
Ik neem die gedachte graag over.
Vervolgens kiest de fractie met 43 tegen 5 stemmen voor alternatief II. We kunnen doorgaan. De fractievoorzitter belt met de formateur.
Ik ben erg opgelucht. De vergadering, alhoewel erg lang, heeft me veel goed gedaan, maar ik wil nu wel even uitpuffen. Ik heb een kaartje voor Nederland-België. Een uitgelezen moment.
Ik krijg een nieuwe tegenslag te verwerken. Het Partijbestuur komt vanavond bijeen. Ik moet daarbij aanwezig zijn. Ik verzet mij met hand en tand, met echte en valse argumenten. Het mag niet baten. De vergadering gaat door. Ik bel het kaartje af. Toch wil ik de wedstrijd zien. Ik improviseer enkele noodvoorzieningen. De eerste helft in Amsterdam, bij Joop thuis. We moeten toch nog overleg hebben en ik mag best één keer te laat komen. De tweede helft op video, na afloop thuis.
De voorzieningen werken niet feilloos. Ik mis het enige doelpunt van de wedstrijd dat kort na het begin is gescoord.
Ik mis ook de eerste doelworstelingen in het Partijbestuur. De vergadering is al een uur aan de gang als ik binnenkom. Maar er is al volop sfeer. Een grote meerderheid vindt dat de fractie de eenheid van de partij op het spel heeft gezet, buiten haar boekje is gegaan, de partijdemocratie met voeten treedt. Dat is af te keuren, maar, zo vertolkt Ien de gevoelens, er is hierdoor een nieuwe politieke situatie ontstaan. Het Partijbestuur houdt onder alle omstandigheden de plicht om de partij bijeen te houden, ook al wordt dat wel eens erg moeilijk gemaakt. Daarom moeten we een Buitengewoon Congres bijeenroepen om de ontstane situatie te bespreken.
Ik schrik toch een beetje van de sfeer die ik aantref. Zo spreken sommigen over ‘opluchting’ na de Partijraad. ‘De Partijraad heeft de enig juiste beslissing genomen, ondanks dat Van Thijn en Den Uyl haar met andere dan zakelijke argumenten hebben bewerkt,’ zegt Gerard Heyne den Bak, hij spreekt van een vals dilemma, à la Mussert of Moskou. ‘Den Uyl heeft door zijn optreden zelf aan zijn ontluistering bijgedragen.’
De discussie spitst zich toe op de vraag wat het meest geëigende moment is om het Buitengewoon Congres te houden. De mensen die vinden dat de fractie zo snel mogelijk weer tot de orde moet worden geroepen zijn voor zaterdag a.s. Organisatorisch is dat mogelijk gebleken, al is het jammer dat de afdelingen zich dan niet meer zorgvuldig
| |
| |
kunnen voorbereiden. Diegenen die vinden dat de fractie gelijk heeft om door te gaan hebben, vanzelfsprekend, een voorkeur voor zaterdag over een week. Het siert het Partijbestuur dat die argumenten ook openlijk worden uitgesproken. En het siert de meeste van de opponenten tegen het fractiebeleid, dat zij ter wille van de partijdemocratie toch kiezen voor de tweede mogelijkheid.
Sommigen zijn bang dat het Congres beïnvloed zal worden door de presentatie van een kabinet met ministers als Meijer en Schaefer. Ien vraagt van mij de garantie dat het Congres niet onder een dergelijke druk wordt gezet.
Ik kan die garantie echter niet geven. ‘Het is mijn plicht en taak ervoor te zorgen dat er snel een kabinet komt. Er moet écht snel een kabinet komen. Alles in de maatschappij schreeuwt om een kabinet, maar dat zal wel opgevat worden als een “onzakelijk argument”,’ zeg ik schamper. Ik heb goed de ziekte in. De emotionaliteit van de Partijraad kon ik me goed voorstellen. Maar veel van de betogen van vanavond kan ik niet volgen. Me dunkt dat het Partijbestuur in alle stadia van de formatie betrokken is geweest bij de gang van zaken.
Als pleister op de wonde kiest het Partijbestuur met grote meerderheid voor zaterdag over een week.
Ik ga naar huis. Relus ter Beek en Jaap van der Doef gaan mee om naar de tweede helft van Nederland-België te kijken. Er wordt niet meer gescoord.
| |
Donderdag 27 oktober
De dag begint weer prima. ‘Rijzende ster Van Thijn gevallen in formatie.’ Kees Bastianen analyseert in De Volkskrant de door mij gemaakte onderhandelingsfouten. Hij komt tot tien. Eén voor elke dag tussen het Congres en de Partijraad? Het is een strijd tussen ‘mondigheid’ en ‘betutteling’. Binnen de PvdA heeft de mondigheid gewonnen. ‘De politicoloog Van Thijn is daarvan als politicus het eerste slachtoffer geworden.’
Ik ga toch maar weer naar Den Haag. Het fractieburo vergadert. De formatie gaat door. We moeten dus geen gelegenheid voorbij laten gaan om nieuwe fouten te maken.
Op de agenda staat de plaatsing van de acht staatssecretarissen en hun taken. Maar de discussie grijpt heel wat dieper. De gebeurtenissen van de afgelopen dagen hebben iedereen heftig beroerd. We hebben met zijn allen een dramatisch moment doorleefd. Het heeft ons allen tot op het bot geraakt. Het is een moment waarop niemand heen kan om een heroverweging van de eigen plaatsbepaling. Om een pijnlijke herwaardering van het eigen gelijk of ongelijk. Het is merkbaar. Bondge- | |
| |
nootschappen, zelfs vriendschappen van jaren worden opgebroken. Nieuwe bindingen ontstaan.
De discussie in het fractieburo ondervindt hiervan de weerslag. Iedereen realiseert zich dat er voor 5 november een kabinet moet zijn. Het is er op of er onder. Joop moet een goed team kunnen presenteren. Maar wat is een goed team? Onze ministerskandidaten staan al vast. We kunnen hooguit nog wat bijkleuren in de sfeer van de staatssecretarissen. Maar ook daar is weinig speelruimte. Eerder is al besloten dat wij met goede, vrouwelijke kandidaten zullen komen, waar mogelijk. Er zijn een paar overblijvers die het goed hebben gedaan. ‘We moeten met een links plaatje komen,’ vinden sommigen. Er ontstaat een geëmotioneerde discussie over de vraag wat een links plaatje is. ‘Wij zijn allen partijgenoten, dus links’, wordt er terecht opgemerkt. ‘Etikettenplakkerij is uit den boze, intolerant.’ Er is maar één norm, deugt een partijgenoot voor die post, ja of nee.
Nog veel ingrijpender is de discussie over de vraag of tegenstemmers in aanmerking komen, ja of nee. Hans Kombrink vindt van niet. Hij ziet geen wezenlijk verschil tussen een stem tegen het regeerakkoord en een stem tegen de zetelverdeling. Maar daar wordt toch verschillend over gedacht. Als partij aanvaarden we regeringsverantwoordelijkheid, als fractie aanvaarden we een parlementaire binding, op grond van welke argumentatie zou een tegenstemmer nee kunnen zeggen als hij tot het ambt zou worden geroepen? In principe is er geen verschil in verantwoordelijkheid tussen kamerleden en bewindslieden. ‘Het moet maar eens uit zijn met de schone handenpolitiek,’ roept Wim Meijer. ‘Ik laat me niet langer de maat nemen door links als links niet zelf tot een stuk medeverantwoordelijkheid bereid is.’
's Middags word ik ontvangen door formateur Den Uyl. Hij heeft net zijn eerste persconferentie gegeven, waarin hij heeft aangekondigd alleen kandidaat-ministers te zullen accepteren die passen in een progressief kabinet. Hij bespreekt met mij de te volgen procedure, maar al snel dwalen wij af. We evalueren onze jarenlange verstandhouding, een beetje in de sfeer van ‘weet je nog wel, oudje?’ We ontdekken dat we sommige dingen eigenlijk helemaal niet weten, ook al werken we al zo'n vijftien jaar samen. Bij de Wiardi Beckman Stichting, in de Amsterdamse Raadsfractie, in de Tweede Kamerfractie. We denken terug aan de periode '66-'67, de val van het kabinet Cals-Vondeling, de opkomst van Nieuw Links, Joop voor het eerst lijstaanvoerder. Ik heb toen in menig opzicht voor hém gekozen. In '66 heb ik een succesvolle campagne gevoerd voor de gemeenteraad. Ik was ‘de lastige Amsterdammer’ die als enige in den lande de neergaande trend voor de PvdA na de statenverkiezingen wist te keren. Er werd van alle kanten aan
| |
| |
mij getrokken. Nieuw Links deed een beroep op mij. Amsterdam, uiteraard. Maar ik koos voor Joop. Ik heb mij ingezet voor zijn lijst-aanvoerderschap en mij later aangeboden als campagneleider. Dat is mij van alle kanten niet in dank afgenomen. Van opkomend politicus met een eigen identiteit werd ik nu de schildknaap, de loopjongen, de waterdrager van Den Uyl. Waarom eigenlijk? Omdat ik een grote bewondering voor hem heb, vanaf het eerste uur. Als lid van de staf van de Wiardi Beckman Stichting. Ik vertel hem dat ik een bepaald moment in het begin van de zestiger jaren niet snel zal vergeten. Jaap Burger was afgetreden als fractievoorzitter. Er moest een opvolger gekozen worden. De jongens van de WBS konden het zich eenvoudig niet voorstellen dat het iemand anders dan Joop zou kunnen worden. Nooit vergeet ik dat moment dat Joop weer terugkwam uit Den Haag. Drie stemmen had hij gekregen. Wij waren verbijsterd. Joop ontluisterd? Joop is niet te ontluisteren. Joop is Joop. Dat wordt hem door sommigen erg kwalijk genomen. Maar voor de meesten geldt gelukkig maar één criterium: kwaliteit. Dat kabinet-Den Uyl komt er toch. De kiezers hebben het gewild. De partij komt in beweging. Er is nog veel werk aan de winkel.
's Avonds eet ik bij Tchekiang met Wim Meijer en Bram Peper. Ook zij zijn door diepe dalen gegaan, maar hun keuze staat vast. De partij moet achter Joop gaan staan. Er moet een interne campagne worden gevoerd. Ze bieden hun niet geringe diensten aan, die ik in dank aanvaard.
| |
Vrijdag 28 oktober
De fractie komt bijeen om acht staatssecretariaten op een rijtje te zetten. Piet Stoffelen heeft weer gezorgd voor het nodige graaf- en spitwerk, zodat we weer tot een verantwoorde keuze kunnen komen. De sfeer is uitstekend. Iedereen is strijdbaar. Er hangt een sfeer van ‘we gaan het maken met z'n allen’. Er wordt niet teveel vanuit het eigen tuintje gepietepeuterd. De enkeling die het wel doet, doet het met allure. Ger Klein vindt dat de staatssecretaris voor het Wetenschappelijk Onderwijs gehandhaafd moet worden. Hij is niet ontevreden over ‘de goede inbreng’ in de afgelopen jaren (hilariteit). Meer moeite heeft hij met de staatssecretaris voor Emancipatiezaken. Wat moet ‘dat mens’ doen?
Hij gaat ook in op de discussie over de vraag of we onze mensen bij CDA-ministers moeten zetten of juist niet. Kruisbestuiving heet dat in de wandeling. Dat slaat op bloemetjes, niet op honden, ‘die doen het weer anders,’ zegt Ger Klein. Hij gelooft niet in ‘waakhonden’. Dat worden in de praktijk toch ‘blinde geleidehonden’. Nee, hij blijft
| |
| |
maar liever op zijn stekkie.
Het wordt toch nog een hele meute. De fractie stelt de volgende volgorde vast:
1. | CRM (Emancipatiezaken) |
2. | Volksgezondheid |
3. | Economische Zaken |
4. | Justitie |
5. | Sociale Zaken |
6. | Wetenschappelijk Onderwijs |
7. | Volkshuisvesting |
8. | Binnenlandse Zaken |
Financiën en Buitenlandse Zaken worden nog toegevoegd voor het geval we niet in alles onze zin zouden krijgen. Je weet maar nooit.
De vergadering is afgelopen. ‘De stukken worden weer ingenomen,’ zegt Henk Bakker, de secretaris, bevreesd voor nieuwe lekken. ‘Je kunt beter de fractieleden innemen,’ grapt Marcel van Dam innemend. Ik neem mijn eigen stuk mee en lever het, volgens afspraak in bij de formateur. Ik tref hem in een sombere stemming. Het CDA kan twee dingen doen na onze interne moeilijkheden. Het kan ons nog verder uiteen proberen te drijven door te traineren of dwars te liggen. Dan loopt het onvermijdelijk uit op een clash. Het kan ook begrip tonen en nu snel tot zaken komen.
‘Het CDA kan maar één ding doen,’ zeg ik, ‘handelen in de geest van het conclaaf. Ik heb beloofd voor het accoord te zullen staan. Me dunkt dat ik het doe. Van Agt zal dat ook moeten doen.’
Joop kijkt mij cynisch aan. ‘Reken er maar niet op,’ zegt hij. Dries is niet bereid zich ook maar op enigerlei wijze te committeren. Hij accepteert zelfs de dubbeltalprocedure niet. Hij zou gezegd hebben dat de sfeer in het CDA erg contra is geworden.
Ik kan het allemaal niet zo volgen en vertrek wat beduusd naar het Partijbestuur dat nu bijeenkomt om het komende congres ‘inhoudelijk’ voor te bereiden. Ik ga me weer sterk maken voor het gesloten akkoord. Zoals beloofd.
Ik bereid me op het ergste voor. We hebben de neuzen geteld van de rekkelijken en de preciezen. Het zal een dubbeltje op zijn kant zijn en welke kant is nog volstrekt onduidelijk. De berichten uit de partij zijn erg ongunstig. Er stromen nog steeds vele adhesiebetuigingen binnen van afdelingsbesturen. Dat zal zijn uitwerking niet missen. Een clash lijkt ook op dit front niet te vermijden.
Dat blijkt erg mee te vallen. Het Presidium heeft een gemeenschappelijke lijn uitgestippeld. Die komt op het volgende neer. De Partijraad heeft namens de partij een standpunt bepaald. Kamerfractie en for- | |
| |
mateur zijn daar dwars tegen in gegaan. Zij hebben de partij daarmee schade berokkend. Niettemin zijn er nieuwe politieke feiten geschapen die het Partijbestuur nopen het Congres toestemming te vragen de discussie over de regeringsdeelname op basis van regeer- en zetelakkoord te mogen heropenen.
Mij interesseert vooral de conclusie: de discussie wordt heropend. De rest is ter beoordeling van geschiedschrijvers.
Het Partijbestuur gaat met deze lijn akkoord. Er zit trouwens niet veel anders op. Stel je voor: een Congres dat bijeen komt om te besluiten geen duit in het partijzakje te doen.
Maar ziet: een nieuw feit is geschapen. Aannemende dat de discussie inderdaad wordt heropend, dan is ook voor het Partijbestuur een nieuwe situatie ontstaan. Het Presidium stelt voor onder bepaalde voorwaarden dan wel akkoord te gaan met het kabinet-Den Uyl II. De kunst is nu het eens te worden over de voorwaarden.
Ik hertel de neuzen. Het ziet er plotseling allemaal veel gunstiger uit. Ien zegt deze lijn te hebben aanvaard terwille van het behoud van de eenheid, maar wel met kippevel. Uit een oogpunt van partijdemocratie kan de houding van de beide andere leiders eigenlijk niet door de beugel.
Toch is die eenheid nog niet zo snel verkregen. Een aantal leden loopt storm tegen de ‘nieuwe voorwaardenstrategie’. Daar hebben ze nu wel de buik van vol. Ze zien de volgende stap alweer als de voorwaarden maar voor de helft zijn vervuld. Eenheid is prachtig, maar waarom moet de liefde altijd van één kant komen? Den Uyl en Van Thijn zijn zelf de ergste sneeuwballengooiers. Pijkel Schroeder stelt fijntjes vast dat de discussie wat schimmig is. De nee-zeggers tegen het kabinet zeggen ook nee tegen de voorwaardenstrategie, de ja-zeggers voelen er wel voor. Toch mist ze de plank. De introductie van ‘de voorwaardenstrategie’ heeft van een nee-meerderheid een ja-meerderheid gemaakt. Na een lange discussie komen tenslotte de volgende voorwaarden uit de bus:
1. | Alle leden van het beoogde kabinet (ministers en staatssecretarissen) dienen bereid te zijn het regeerakkoord te onderschrijven en ten volle uit te voeren. |
2. | Door de personele samenstelling van het kabinet dient op geloofwaardige wijze een progressief beleid gewaarborgd te worden. |
3. | Van de PvdA-leden in het kabinet dient tenminste 25% vrouw te zijn. |
4. | Van de acht aan de PvdA toegewezen staatssecretarissen dienen de volgende staatssecretariaten in ieder geval door de PvdA bezet te worden: |
| |
| |
a. | Emancipatiebeleid (CRM) |
b. | Gezondheidszorg (Volksgezondheid en Milieu) |
c. | Justitie |
d. | twee van de drie staatssecretariaten in de sociaal-economische sector. |
Het pakket wordt met elf tegen zeven aanvaard en gaat per extra-partijkrant naar alle leden. Er komt ook een verantwoording van het fractiebeleid in. Het concept bevat een prachtige tikfout: ik zou zeven zeer vitale ministersposten in de acht hebben gesleept.
| |
Zaterdag 29 oktober
De formateur presenteert een voorstel over plaats en taken van de zestien staatssecretarissen. Voor het eerst sinds lange tijd zitten we weer bijeen zoals we ooit begonnen zijn: Joop en de drie fractievoorzitters. We zitten ook weer elk op onze eigen plek. Wat dat betreft weet iedereen zijn plaats. We lezen.
Ik heb niet te klagen. Onze acht voorkeuren zijn alle acht ingewilligd. Tot mijn vreugde is dat niet gebeurd ten koste van de beide andere partijen. Onze voorkeuren liepen zodanig uiteen dat Den Uyl er een prachtig harmoniemodel van kon maken. Dat scheelt weer een slok op de borrel.
Toch rijzen er problemen. Om te beginnen staatsrechtelijk. Dries merkt op dat definitieve beslissingen pas kunnen worden genomen met instemming van de betrokken ministers. Daar heeft hij gelijk in. Met het staatsrecht moet zorgvuldig worden omgesprongen.
Vervolgens maakt Dries bezwaar tegen de omvang van de taken van de beoogde PvdA-staatssecretarissen. Behalve bij Binnenlandse Zaken. Hij wil graag dat de staatssecretaris Ambtenarenzaken doet. Ik schrijf zijn opmerkingen gelaten op, totdat hij ook de staatssecretaris voor de Gezondheidszorg in het geding brengt. Dat begrijp ik niet. Dat was toch bedongen tijdens het conclaaf? Alleen om die reden was het aanvaardbaar dat de beide ‘abortusdepartementen’ in CDA-hand zouden komen.
Ik vlieg op en zeg tegen Dries: ‘Dat kan je niet maken. We hebben samen een akkoord gesloten. Daar heb ik voor gestaan. Hou toch op met mekkeren.’ Dries kijkt verstoord: ‘Ik vind niet dat ik iets verschuldigd ben aan de PvdA. Ik ben niet al te best uit de programmatische onderhandelingen gekomen. De PvdA heeft daar bekwaam, vasthoudend en hard onderhandeld. Bij de zetelverdeling ben ik beter weggekomen, maar zeker niet triomfaal.’
‘De harde lijn dus,’ begrijp ik, ‘en geen begrip.’
Joop spreekt tegen dat de PvdA-staatssecretarissen te grote taken zou- | |
| |
den krijgen. Er is zoveel mogelijk aansluiting gezocht bij de bestaande situatie. Bij Justitie is er inderdaad sprake van een uitbreiding, maar dat is gerechtvaardigd gezien het feit dat het CDA de hele bestuurlijke sector in handen heeft. Bij Binnenlandse Zaken gaat het om het takenpakket van de voormalige staatssecretaris, maar het probleem is hier niet dat het te groot, maar te klein is.
Bij Economische Zaken gaat het om één van de vijf Directoraten-Generaal. Regionaal beleid is slechts een van de eenentwintig directoraten. Er is geen sprake van dat de toekomstige minister wordt ontmanteld. De nieuwe staatssecretaris krijgt slechts een deel van wat in het kabinet-Cals Bakker onder Den Uyl had. De staatssecretaris Volksgezondheid treedt in de voetsporen van Hendriks. Die op Sociale Zaken wisselt slechts stuivertje: Arbeidsmarktbeleid in plaats van Sociale Voorzieningen. Er is geen sprake van overbedeling.
Dries handhaaft zijn ‘majeure problemen’: vijf van de acht zijn te fors. Ik zeg er toch niet veel van te begrijpen. De bezwaren zijn innerlijk niet logisch. Bij Binnenlandse Zaken moet de staatssecretaris iets doen wat een minister behoort te doen. Je kunt de ambtenaren toch niet delegeren aan de staatssecretaris? Terwijl overal elders het bezwaar is dat de minister iets wordt afgepakt wat wezenlijk tot de taak van de minister zou behoren. Er worden problemen geschapen die er niet zijn en die er ook niet behoren te zijn als we nu snel tot zaken willen komen. Maar ze zijn er toch en blijven er ook. Dries zegt nee. Besloten wordt om nu akkoord te gaan met de plaatsbepaling, maar de taakafbakening over het weekend te tillen.
Ik stel voor dat Joop en Dries dan in het weekend de koppen bij elkaar steken. Nooit slecht, denk ik, die twee weer eens samen. Ze maken een afspraak: zondagavond, samen, ja gezellig, op Algemene Zaken.
We gaan elk ons weegs. Buiten staat het NOS-journaal. ‘Alle acht,’ zeg ik tevreden. Mijn partij kan best een kleine opkikker gebruiken.
Ik ga naar Amsterdam, maar de werkdag is nog niet voorbij. Ik ontvang thuis ministerskandidaten. Maandagmiddag moet ik namen voordragen. Ze zijn allemaal keurig op tijd. Voor Duisenberg heb ik beduidend meer tijd ingeruimd dan voor de anderen. Hij heeft immers een voorbehoud gemaakt. Maar hij zegt weinig tijd nodig te hebben. Hij heeft zijn voorbehouden op schrift gesteld. Hij overhandigt mij een nota. Ik leg de nota terzijde. ‘Ik ben niet geïnteresseerd in nota's,’ zeg ik. ‘Onderschrijf je ten volle het regeerakkoord, ja of nee. Dat moet ik je vragen.’ ‘Het antwoord staat in de nota,’ zegt hij. ‘Lees hem maar.’ Ik zeg dat ik daar nog eens over na zal denken. Ik begrijp uit de overhandiging dat het antwoord op mijn vraag ‘ja, mits’ is. ‘Ja,’ zegt hij. ‘Dan zul je dat mits moeten laten vallen, anders kan ik
| |
| |
je niet voordragen.’ Het is het begin van een klein titanenstrijdje, tussen alle bedrijven door, dat nog dagen in beslag zal nemen.
Na ook nog gesproken te hebben met Jos van Kemenade en Max van der Stoel is er even tijd om een maaltijd naar binnen te schrokken.
Vervolgens is het tijd voor VARA-Visie. Niet, zoals gewoonlijk op zaterdagavond, lui liggend op de grond, maar, integendeel, naar de studio. Brugsma wil mij spreken. Het past in mijn congrescampagne, dus draaf ik op.
Vraag: ‘Legt u zich bij de uitspraak van het Congres neer?’
Ik: ‘Bij die uitspraak wel. Het conflict met de Partijraad is heel begrijpelijk. Men is woedend, teleurgesteld en vindt het onredelijk. Dat vind ik ook. Maar men moet nu toch de vraag wegen: ... Gaan we onder deze omstandigheden maar regeren of gaan we in de oppositie. Ik ben niet voor regeren tot elke prijs. Maar ik vind dat men de prijs wel moet wegen en dat men in beschouwing moet nemen de totale prijslijst en die is nog niet te overzien op dit moment.’
Vraag: ‘De kiezers hebben gestemd op kandidaten van de PvdA. Die waren zelf geen lid van de PvdA en dat zijn er meer dan wel-leden. De kiezers zouden natuurlijk kunnen zeggen, eigenlijk hebben wij met de uitspraken van partijraden of partijcongressen niets te maken, wij hebben die mensen gekozen. Hoe lossen we dat op?’
Ik: ‘Dat vind ik toch geen redelijke zaak. Er zijn natuurlijk veel mensen die op Den Uyl hebben gestemd. Maar die mensen moeten bedenken dat Den Uyl er niet zou zijn zonder de PvdA. En de PvdA zou er niet zijn zonder Den Uyl. We kennen in Nederland geen personenstelsel. We kennen een partijenstelsel, waarin het aspect van wie de politieke leider is natuurlijk een hele grote rol speelt.’
Vraag: ‘Vandaar dat er gezegd wordt: kies de minister-president.’
Ik: ‘Natuurlijk, we hadden een uitstekende. Die hebben we nog. Daar zullen we de volgende verkiezingen weer mee komen. Maar het punt is, een politieke leider die gaat regeren zonder dat zijn partij daarin mee kan gaan, dat heeft natuurlijk geen enkele zin. Die partij moet daarvoor mede verantwoordelijkheid dragen. Maar die partij moet zich wel tweemaal bedenken wat ze kiest. Die draagt dan ook een zware verantwoordelijkheid. Vandaar dat de kamerfractie gezegd heeft, alle begrip voor de Partijraad, maar wij hebben de verantwoordelijkheid om het werk nog even af te maken. Dan moet het Congres maar over het eindresultaat een definitief eindoordeel vellen.’
Vraag: ‘Stel de PvdA komt langs die weg in de oppositie. Wat heeft dat voor consequentie?’
Ik: ‘Dat heeft voor het land nare gevolgen dat er een kabinet komt dat de mensen niet gewild hebben. Een rechts kabinet ... Iedereen staat
| |
| |
voor de keuze waar ik die befaamde nacht voor stond en waar ik de verantwoordelijkheid voor op me heb genomen, namelijk gaan we onder de omstandigheden zoals we die kennen regeren of wordt de PvdA oppositiepartij. Een zware verantwoordelijkheid.’
Een week later zouden de mensen tot wie ik gesproken heb pas antwoorden.
| |
Zondag 30 oktober
Het is nu wel echt onmogelijk geworden de politiek op zondag buitenshuis te houden. De treurige gang van zaken drukt zwaar op me. Het kabinet hangt aan een zijden draadje. Elke minuut telt. En zeker elke dag. Het record van 1973 (164 dagen) is bijna gebroken. Het is de 158ste dag.
Lezing van de NRC vrolijkt me niet op. Integendeel. J. Th. van den Berg heeft onder de titel ‘Gebrek Politieke Vernieuwing Fataal’ mijn doopceel als politicoloog gelicht. Hij wijst erop hoe in de zestiger jaren twee jonge politicologen, Hans Gruijters en Ed van Thijn, zich hebben ingezet voor een meer directe invloed van de kiezer op de vorming van een regering. Gruijters vanuit het Amerikaanse, ik vanuit het Engelse model. ‘Dat zagen ze, met hun Schumpeter-achtige benadering van de democratie, als een noodzakelijke vernieuwing van het verouderde zuilenstelsel in Nederland,’ aldus Van den Berg. Maar ziet: ‘De politieke wetenschap heeft in Nederland en daarbuiten sedertdien enige ontwikkeling doorgemaakt.’ En dan noemt hij enkele buitenlandse publicisten die in landen waar een meerderheidsstelsel bestaat, pleiten voor evenredige vertegenwoordiging. Als dat zo is dan is er althans in de buitenlandse politicologie weinig veranderd. Want die publicaties zijn bijna zo oud als de stelsels zelf. Het is mij inmiddels nog steeds niet duidelijk welke spectaculaire voortgang de Nederlandse politicologie heeft gemaakt sinds ik mij er voor het laatst in verdiepte. Het enige wat ik kan ontdekken is dat men tegenwoordig blijkbaar minder zorgvuldig met de feiten omspringt. Want, zo schrijft Van den Berg: ‘Niettemin speelt de “meerderheidsstrategie” nog steeds een grote rol in het denken en handelen van, in ieder geval, Van Thijn.’ En daar is, naar zijn mening, veel van de ellende op terug te voeren. Van pionier tot achterblijver? Van vernieuwer tot dogmaticus? Van democraat tot antidemocraat? Ik schrik. Zou de bedrijfsblindheid zo hard hebben toegeslagen? Maar na enig doordenken wijs ik die mogelijkheid toch van de hand. Het is gewoon onjuist wat Van den Berg schrijft. De ‘meerderheidsstrategie’ heeft niets te maken met mijn vroegere hang naar een ‘meerderheidsstelsel’. Het tegendeel is het geval. De meerderheidsstrategie is juist geboren op het moment dat ik mij gerea- | |
| |
liseerd heb dat ‘de oude partijverhoudingen, die een politieke tweedeling onmogelijk maakten, aanzienlijk taaier blijken dan politicologen van het genre Gruijters en Van Thijn hadden gedacht.’
De meerderheidsstrategie is het antwoord op de erkenning van het driestromenland, het antwoord op de totstandkoming van het CDA als middenpartij. Het is in feite een minderheidsstrategie, die zich bezighoudt met de vraag die zo oud is als het democratisch-socialisme: onder welke omstandigheden kunnen socialisten deelnemen aan een ‘burgerlijk kabinet’. Ik denk aan de overdruk uit Troelstra's Gedenkschriften die Max van der Stoel gisteren voor me meebracht over het Congres van Zwolle in 1913. ‘Het congres van Zwolle, dat ik als demokratisch leider der Partij niet had kunnen en willen tegenhouden, was het gevolg van een aktie van partijgenoten, die men gevoegelijk als een paleisrevolutie kan betitelen. De voorgeschiedenis van dat congres en het besef dat mijn houding niet zou worden begrepen en ik mij aan allerlei verkeerde uitleggingen zou blootstellen, deden mij dat congres tegemoet zien met een gevoel van walging...’ (Gedenkschriften, Deel III, Branding, p. 242).
De vraag van regeringsdeelname heeft onze beweging en haar leiders van oudsher verscheurd.
Ik herinner mij een discussie met dr. W. Drees in ‘Socialisme en Democratie’ (januari 1967). Drees hekelt mijn voorstellen die erop gericht zijn de kabinetsformatie zodanig te reglementeren dat de invloed van de kiezers op de regeringsvorming optimaal wordt en de vrijheid van onderhandelaars na de verkiezingen minimaal. Het middel is erger dan de kwaal. ‘Er zijn ook geen wondermiddelen aan te geven, die een betere gang van zaken waarborgen. De moeilijkheden wortelen in de aard van ons partijwezen en worden soms vergroot door de op een bepaald ogenblik heersende mentaliteit en door de persoonlijkheid van sommige leiders,’ schrijft Drees, de methode-Van Thijn krakend.
Ik heb hem geantwoord dat hij terecht als bezwaar tegen mijn methode aanvoert dat hierdoor de vrijheid van de onderhandelaars - de aanstaande minister-president voorop - tot een minimum beperkt. ‘Maar dat is ook mijn bedoeling. Wanneer wij de kiezers enige inspraak in de regeringsformatie willen verschaffen - en dat is mijn uitgangspunt - dan is aan een dergelijke vrijheidsbeperkende objectivering van de formatieprocedure niet te ontkomen, hoe vervelend ook voor de betrokkenen.’ Het kan verkeren, in tien jaar tijd.
Maar heb ik in die tien jaar stilgestaan zoals Van den Berg in feite beweert? Helaas niet. Op het gebied van de staatkundige vernieuwing heb ik achtereenvolgens moeten prijsgeven de gedachte aan een tweedeling, aan een gekozen formateur, aan afspraken vooraf. Ik ben tot
| |
| |
hoofdrolspeler geworden in een kabinetsformatie die in het teken staat van afspraken achteraf met een middenpartij die geen gekozen formateur wil aanvaarden.
De meerderheidsstrategie is de strategie van een minderheid, een linkse minderheid die wel regeringsverantwoordelijkheid wil dragen maar niet tot speelbal van een rechtse kamermeerderheid wil worden. En dat betekent regeren met een middenpartij die voor de verkiezingen niet tot afspraken wil komen. ‘Wij buigen niet naar links, wij buigen niet naar rechts,’ zei Van Agt in verkiezingstijd. Dat betekent met zoveel woorden: wij middenpartij, wij spelen links en rechts tegen elkaar uit. Als we links regeren remmen we rechts en omgekeerd, maar wij bepalen wat er in Nederland gebeurt, niet de kiezer. Zo is het decennia gegaan. Dat is de meerderheidsstrategie van de KVP, nu het CDA.
Tegen die situatie ben ik in de zestiger jaren in verzet gekomen. Niet de KVP, maar gij kiezer, was mijn motto. Ik heb dat niet kunnen volhouden. Het CDA is er gekomen, samen met de PvdA en D'66 110 zetels, samen met de VVD 77. Driestromenland, twee richtingen. Ik heb het CDA aanvaard als realiteit en na de verkiezingen onderhandeld met het mes van de 77 op mijn keel. Maar er zijn voor mij twee grenzen als democratisch-socialist. Als socialist sta ik op het aloude standpunt dat er alleen geregeerd wordt als er iets te regeren valt en dat kan alleen in een kabinet met een vooruitstrevende signatuur dat maatschappelijke hervormingen nastreeft die niet in het parlement tot op het bot kunnnen worden uitgekleed.
Als democraat sta ik op het standpunt dat je voor de verkiezingen moet zeggen onder welke omstandigheden je na de verkiezingen gaat regeren en dat je na de verkiezingen moet doen wat je voor de verkiezingen hebt gezegd.
Als politicoloog weet ik dat dit de strategie is van een hervormingsgezinde minderheid met de rug tegen de muur van een parlementaire meerderheid die met deze samenleving in vrede leeft. En dat ook het midden er een meerderheidsstrategie op na houdt, namelijk die van de schroothoop: lood om oud ijzer.
Als onderhandelaar weet ik inmiddels dat niet de kiezer beslist maar Van Agt.
In een nog ander opzicht is het onmogelijk de politiek vandaag buiten de deur te houden. Ook Hedy belt en belt. Ze is gaan twijfelen. Er is van veel kanten druk op haar uitgeoefend om zich toch beschikbaar te stellen. Juist nu het er zo op aan komt. En juist nu er een mogelijkheid bestaat dat er, voor wat het deelnemen van vrouwen betreft, toch een kleine doorbraak voor de deur staat.
's Avonds laat hoor ik dat ze een beslissing heeft genomen. Ze heeft
| |
| |
zich alsnog beschikbaar gesteld, met name als staatssecretaris van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening. ‘Dat is mijn vak,’ zegt ze. ‘En Emancipatiezaken dan?’ vraag ik, wetend dat ze daarvoor eindeloos genoemd is. Bovendien heb ik de kandidaat-minister voor CRM op bezoek die haar ook al als nr. 1 op zijn lijst heeft staan. ‘Nee, dat niet,’ zegt ze, ‘daar zijn genoeg anderen voor.’ Bovendien heeft ze al overal, tot in ‘Ot en Sien’ aan toe, laten weten daarvoor niet in de markt te zijn. De vrouw beslist. Dat wil zeggen over zichzelf. De besluitvorming over de samenstelling van het kabinet loopt over meerdere schijven.
| |
Maandag 31 oktober
Die schijven ontmoet ik weer allemaal vandaag. Maar die staan wel in het teken van de ministerskandidaten. Om twee uur moet ik mijn lijst bij de formateur indienen. Wat te doen met de nota van Duisenberg?
Ik ben inmiddels na lezing tot de conclusie gekomen dat ik de nota inderdaad moet zien als een voorbehoud. Hoofdpunt is dat nu al moet worden vastgelegd dat de doelstelling van 5%-financieringstekort maximaal prioriteit heeft boven andere doelstellingen, ‘met name de koopkrachtdoelstellingen en desiderata inzake de collectieve uitgaven.’ Dat kan niet. Als we dat zouden aanvaarden hebben we geen poot om op te staan als het om CDA-kandidaten als Andriessen gaat. En we krijgen moeilijkheden met het Congres. Maar ik wens niet de gemakkelijkste weg te kiezen. Om tal van redenen acht ik het van groot belang dat Wim voor het kabinet behouden blijft, maar zonder voorbehoud. Ik laat hem weten zijn nota niet te kunnen accepteren. Ik mobiliseer via Marcel van Dam zijn vriendenkring om op hem in te praten. Ik stuur zelfs zijn gedoodverfde opvolger, Dolman, op hem af.
Om half één belt hij mij uit een vergadering van het fractieburo. ‘De nota ligt alleen bij jou en mij,’ zegt hij. ‘Ik stem in met de gesloten formatieakkoorden.’ Hij acht het wel bekend dat hij grote reserves heeft met betrekking tot de in het akkoord besloten risico's. Als die risico's werkelijkheid worden zal het beleid, zoals hem dat voor ogen staat alsnog worden doorgezet.
Op korte termijn wil hij tot een gezamenlijke formulering komen waarbij aan ons beider geloofwaardigheid recht wordt gedaan.
Op langere termijn zal hij ervoor vechten dat zijn inzichten worden verantwoord in de Regeringsverklaring. ‘Je moet goed weten dat hier risico's inzitten omdat dit voor mij een zaak van wezenlijk belang is.’
Ik antwoord dat al deze uitgesproken zinnen voor mij toch het karakter houden een voorbehoud. Ik heb antwoord nodig op de vraag of hij
| |
| |
bereid is toe te treden onder 100% instemming met het akkoord. ‘Nee,’ zegt Wim, ‘het is geen voorbehoud, het is een uitwerking.’ Ik zeg me te zullen beraden. Hij hoort nog van me.
Terugkomend in het fractieburo zet ik het gerezen probleem uiteen. Algemeen is men van oordeel dat de uitwerking van Duisenberg niet kan worden uitgelegd als een hartelijke instemming. Hij dient zich bereid te verklaren om ‘na zorgvuldige overweging en heroverweging de risico's waarover het akkoord spreekt te aanvaarden.’
Ik bel hem op. Het is vijf voor twee. Om twee uur moet ik bij Joop zijn. Ik leg hem de buro-formule voor. Hij vraagt bedenktijd en zal me bij Joop terugbellen. Ik krijg nu toch wel de kriebels. Dit worden spannende momenten. Ik neem me voor geen krimp te zullen geven, maar krijg het toch wel erg benauwd.
Om vijf over twee ben ik bij Joop en noem mijn kandidaten. ‘Mijn kandidaat voor Financiën staat nog niet vast,’ zeg ik. ‘Ik krijg nog een telefoontje.’ Joop schrikt.
Om half drie gaat de telefoon: Duis. Hij stemt nog steeds in met het akkoord, inclusief de daarin opgesloten risico's.
De formule van het buro voegt daaraan niets toe, tenzij bedoeld is dat hij niet alleen de risico's aanvaardt maar ook de gevolgen. Dat kan niet. Vandaar de volgende aanvulling: ‘... met dien verstande dat uiteraard dit onverlet laat de eigen verantwoordelijkheid van de minister van Financiën om datgene te doen wat hij vanuit die verantwoordelijkheid bij het intreden van de risico's in 's lands belang acht.’ Hij voegt daaraan toe dat hij zich zal blijven inzetten voor het opnemen van zijn inzichten in de Regeringsverklaring.
Ik vertaal de situatie nu als volgt:
1. | Zijn visie moet in de Regeringsverklaring, d.w.z. één dag na de beediging ligt die visie op tafel. |
2. | Kernpunt daarbij is dat een deel van het Regeerakkoord voorrang krijgt boven het andere. |
3. | Als dat niet wordt geaccepteerd is zijn positie in het geding. |
Wim bevestigt dit.
Ik verklaar mij nader te moeten beraden. Ik tracht Dolman op te sporen. Hij heeft een werkbezoek, ergens in Leiden. Na geruime tijd krijg ik hem te pakken. Hij deelt mijn mening dat ik dit niet zo kan accepteren, stemt ermee in dat ik hem nu voordraag, maar zal alsnog zijn uiterste best doen om Wim tot andere gedachten te brengen. Hij zal met vliegende vaart wederom Duisenbergwaarts gaan.
Ik kom terug bij Joop. Mijn knieën trillen. Wat langzamer sprekend dan anders deel ik mee dat ik Dolman voordraag als kandidaat voor Financiën. Joop verstrakt. In een ijzige sfeer legt hij een verklaring af.
| |
| |
Hij vindt de door mij gevolgde procedure alsmede het door mij ingenomen standpunt als fractievoorzitter correct. Gelet echter op de politieke betekenis van het uitvallen van de huidige minister van Financiën, gelet op het feit dat het kabinetsbeleid inzet van de verkiezingen is geweest, concludeert hij dat het zijn verantwoordelijkheid als formateur is om alsnog te trachten mij als fractievoorzitter in staat te stellen de heer Duisenberg overeenkomstig de door mij geformuleerde gezichtspunten voor te dragen.
Hij spreekt als een resolutie. De spanning is om te snijden. Ik begin nu in de taal der amendementen te spreken. Ik deel mee dat ik niet zal accepteren dat langs deze procedure het uitonderhandelde regeerakkoord opnieuw onderhandelbaar zou blijken te zijn. In dat geval zal ik van mijn vetorecht gebruik maken. ‘Correct,’ zegt Joop. Wij spreken een ijzig stilzwijgen af.
Als ik buiten sta heb ik toch een beetje de pé in. Waar heb ik die snerpende kou aan verdiend? Teruggekomen in het fractieburo, dat nog steeds bijeen is, zwijg ik als het graf. Ze dringen niet aan. Ik houd het verder wel voor gezien. Het is mooi geweest. Ik wil naar huis. Mante, Hedy's beste vriend, is jarig. Daar zouden we samen heengaan. Dat wil ik persé doorzetten. Laatst moest ik ook al afbellen toen we bij hem zouden eten. Ik bel Hedy: ‘Ik kom eraan. Het gaat door.’ Hedy is opgelucht.
Ik wil weggaan. Wim Meijer en Bram Peper komen binnen. ‘Wat doet Joop?’ ‘Formeren,’ zeg ik opgewekt. ‘Ja, maar hoe? Heeft Van Agt al namen genoemd? Zo nee, wat doet hij eraan om ze toch te krijgen? We hebben nog maar vijf dagen. We zouden je helpen, weet je wel?’ Ik ben geïrriteerd. Ik wil naar huis. ‘Laat Joop nu maar. Die ziet ook wel in dat hij haast heeft.’ ‘Wat doet Joop vanavond?’ vragen ze. Ik zwijg. ‘Hij gaat zeker de hele avond en nacht aan Duisenberg besteden, hè?’ Ze zijn ook niet op hun achterhoofd gevallen. Zij vinden dat onaanvaardbaar. First things first. ‘Is er al een gesprek geweest om de activiteiten van onze topdrie te coördineren, deze week? Als jullie niet op één lijn zitten, kunnen we het op het Congres helemaal wel vergeten.’ Ik voel dat ze gelijk hebben. De berichten uit de partij zijn niet hoopgevend. Van een omslag is nog weinig te bespeuren. Twee partijgenoten hebben een ‘kort geding’ tegen Joop aangespannen. Maar ik kan het niet meer maken om alsnog Hedy af te bellen. Dat doe ik niet. Ik neem een beslissing. ‘Er is vanavond om half twaalf een vergadering van Joop, len en Ed. Agenda: coördinatie van deze week. Plaats: bij mij. Aanwezig: onze naaste adviseurs. Dus ook jullie.’
Ik sta op en vertrek. Hedy en ik bezoeken Mantes verjaardag. Om half
| |
| |
twaalf ben ik thuis. Ik word met de telefoon binnengehaald. Duisenberg: ‘Joop komt er aan. Wat mij betreft: ik zal voor mijn inzichten blijven vechten, ook bij de totstandkoming van de regeringsverklaring, maar er ligt geen portefeuille op tafel.’
Naar buiten toe zal hij verklaren: ‘Elk regeerakkoord heeft zijn plussen en minnen, ik heb mijn aarzelingen, maar gelet op het totaalbeeld, gelet op de situatie waarin het land verkeert en de noodzaak om snel een kabinet te krijgen stap ik over die aarzeling heen; er is een tijd van spreken en een tijd van doen. Nu is de tijd van doen aangebroken.’
Ik verklaar erg blij te zijn met deze afloop, maar nog even de komst van Joop te willen afwachten. ‘Tenslotte zou hij het mij mogelijk maken jou voor te dragen.’
Even na middernacht bel ik hem voor de laatste maal: ‘Wim, heel kort, ik heb met Joop gesproken. Het is nu voor elkaar, ik trek de kandidatuur van Dolman in en ik draag jou voor als minister van Financiën.’ Intussen begint ons coördinerend gesprek. Joop brengt verslag uit van zijn bevindingen. Volgens zijn informaties loopt de kandidaatstelling binnen het CDA volgens de verwachting van het conclaaf. Kruisinga zou afgevallen zijn. Boersma en Lubbers blijven gehandhaafd. Andriessen zou nu in zijn voor Ontwikkelingssamenwerking. Ik merk op dat hij Andriessen dan wel ‘hartelijke instemming’ moet vragen. ‘Dat ben ik tegenover Duisenberg wel verplicht,’ zucht Joop. Hij deelt mee dat D'66 niet met Van Mierlo, maar met Beek is gekomen. Ik reageer nijdig, maar wat te doen. Er zijn geen afspraken gemaakt. We lopen alle dingen die mogelijkerwijs deze week nog mis kunnen gaan door. Maar het ziet er naar uit dat het niet mis gaat. Zaterdag op het congres is er een kabinet.
Ook Van Agt is echter in vergadering. Hij coördineert de slotfase van de formatie ook met de partijvoorzitter. Alleen, hij heeft er drie.
| |
Dinsdag 1 november
Alles loopt toch net weer even anders. Dries is nog niet klaar met zijn interne formatie. Na lang trekken heeft Joop toch vier namen kunnen lospeuteren. Dries heeft voorgedragen: zichzelf voor Binnenlandse Zaken, Boersma voor Sociale Zaken, De Gaay Fortman voor Justitie en Kruisinga voor Landbouw. Dat laatste is een onaangename verrassing. Kruisinga is toch weer opgedoken na het overleg met de drie partijvoorzitters. Het is tegen de in het conclaaf gewekte verwachting in. Joop heeft Dries gewaarschuwd: dat heeft gevolgen voor de volgende drie namen: ‘Nu kun je niet meer met Andriessen komen.’ Maar hij heeft niettemin Kruisinga gehandhaafd. Hij is weer snel verder gegaan met zijn speurtocht. De zeeën gaan zeer hoog. Joop gaat nu ministers- | |
| |
kandidaten ontvangen. Hij begint met Max van der Stoel.
Om half vijf heb ik het fractieburo bijeengeroepen. Ik wil nu met hen de acht staatssecretarissen rond maken. Ik heb acht dubbeltallen gemaakt. Met enige aarzeling laat ik de naam van Hedy vallen. Ik ben blij als Ien uitvoerig toelicht hoe zij haar uiteindelijk telefonisch over de streep heeft gekregen. Het buro reageert echter enthousiast. Een meerderheid vindt dat ze dan toch maar Emancipatie moet doen. Dat vind ik eigenlijk ook. Ze heeft nu A gezegd, dus moet het ook maar B worden. Op Volkshuisvesting zit Marcel van Dam. Na wat er in '73 is gebeurd kunnen we niet weer met hem gaan schuiven. Bovendien moet hij het nieuwe huur- en subsidiebeleid zélf kunnen afmaken. En in geen geval laat ik hem zakken, ook al voorspellen sommigen dat hij op het Congres niet best zal vallen. Ik heb hem in de afgelopen maanden in de fractie wat beter leren kennen, en vind veel van de op hem bestaande kritiek ongerechtvaardigd.
Marcel blijft waar hij zit. Maar wat nu te doen met Emancipatie? De Rooie Vrouwen hebben een andere kandidaat voorgedragen, maar onder de mededeling dat ze het jammer vonden dat Hedy niet beschikbaar is. Ik vraag Pijkel om de kerngroep van de Rooie Vrouwen opnieuw om advies te vragen in het licht van de nieuwe situatie. Er zijn nog wat verschillen van inzicht over een staatssecretaris voor Sociale Zaken. Ik beloof nog wat nadere informaties te zullen vergaren en de kandidaten te ontvangen.
's Avonds wordt de congrescampagne voortgezet. Ik heb een interview met Frans de Kok van de GPD: een groot deel van de afdelingen in het land is tijdig bestreken.
Tijdens het interview belt Joop. Na een ‘traumatische middag’ is Dries met twee nieuwe namen gekomen. Andriessen voor Economische Zaken en Til Gardeniers-Berendsen voor Volksgezondheid. Hij heeft nog geen naam voor Ontwikkelingssamenwerking. Lubbers heeft zich daarvoor niet beschikbaar gesteld. ‘Ik heb Dries gezegd dat ik voor Economische Zaken een andere kandidaat wil hebben.’
| |
Woensdag 2 november
De campagne gaat door. Om 10 uur zit De Volkskrant op mijn kamer, vertegenwoordigd door Jan-Joost Lindner en Hans Goessens. Het gesprek start uitermate stroef. ‘Wij zijn niet beschikbaar voor propagandapraatjes,’ zegt Lindner. Ik word razend. ‘Pseudo-regent,’ denk ik. Het liefst zou ik het gesprek onmiddellijk willen beëindigen. Maar naar het partijkader toe zijn een paar regeltjes in De Volkskrant belangrijk. Ik volsta met een bitse reactie. ‘Ik neem aan dat jullie zinnige vragen te stellen hebben en bereid zijn de antwoorden op die vragen af
| |
| |
te drukken.’ Ja, dat is zo. ‘Stel de eerste vraag dan maar,’ zeg ik.
‘Hoe heb je zo stom kunnen zijn,’ daar komt het dan wel zo'n beetje op neer. Ik vertel mijn hele verhaal, de martelgang tijdens Vrolijk en Verdam, de eindafweging die ik had te maken tijdens het conclaaf, de belofte die ik meen te moeten nakomen. Het verhaal is wel bekend. Het heeft zo langzamerhand overal gestaan, behalve in De Volkskrant. Na afloop van het gesprek verklaren de beide heren het nu toch wel allemaal iets beter te begrijpen.
Ik word bij Joop geroepen. Hij heeft Dries weer gehad. We naderen nu toch een dramatische ontknoping. Hij handhaaft de kandidatuur van Andriessen voor Economische Zaken. ‘Ik heb dit nu formeel geblokkeerd. Niet Andriessen op Economische Zaken; niet Andriessen en Kruisinga samen in het kabinet. Ik moet er ook in kunnen blijven geloven,’ heeft Joop gezegd. Het gaat nu spannen, ook wat de tijd betreft. Ik loop terug naar mijn kamer. Op de gang ontmoet ik de persona non grata hemzelf. We hebben elkaar in geen tijden gezien.
De begroeting is hartelijk. Ik neem hem even apart. Op de achtergrond zie ik Aantjes staan, een zekere argwaan in de ogen. Maar dat kan ook verbeelding zijn. ‘Je weet wat er op het spel staat, Frans?’ ‘Ja,’ zegt hij. Hij heeft aan weinig woorden genoeg. Hij weet precies wat ik bedoel. ‘Ik vind het jammer dat jij nu uitgerekend in het geding gekomen bent,’ zeg ik, ‘je weet dat ik een andere voorkeur had: de man die nagelaten heeft drie voorbehouden te maken.’ Ook dat weet hij.
‘Maar ik mag toch aannemen dat het kabinet-Den Uyl niet struikelt over één persoon, ook als is het de jouwe?’ vraag ik. ‘Wat jullie over het hoofd hebben gezien is dat ik nog altijd de materiële leider van de KVP ben,’ zegt Frans. ‘Ik kan me niet terugtrekken. Als ik me terugtrek trekt de KVP zich terug.’ Ik neem mistroostig afscheid. Ik sprak met de grondlegger van het CDA. ‘Volgende keer moeten jullie maar weer het materiële leiderschap formaliseren,’ roep ik hem nog na.
Om tien over vijf belt Joop: Dries heeft geen ander voorstel te doen. Hij stelt nu een brief aan de fracties op met een totaalprent: Lubbers op Economische Zaken. Er zit niets anders op.
Ik eet met Jan Pronk. We hebben een lang gesprek. Er zijn nog wel een aantal misverstanden uit te praten. Dat lukt. Over en weer, begrijp ik uit zijn Hollands Dagboek dat hij in deze, voor hem zo enerverende week, uiterst beheerst verzorgt.
Ik ontmoet nog even Wim Kok, na afloop van een vergadering die hij heeft gehad met een fractiedelegatie over het arbeidsvoorwaardenbeleid. Ondanks de formatietrubbels blijven we ‘in the picture’.
Tenslotte loop ik nog even bij Joop langs, die weer uren heeft gewerkt
| |
| |
aan de brief die zijn laatste kan zijn.
‘Om alle misverstand uit te sluiten wil ik er de nadruk op leggen, dat naar mijn oordeel op voorhand geen van de voorgedragen kandidaten afzonderlijk van een post in het kabinet uitgesloten behoefde te zijn. Elke formateur is echter verplicht de samenstelling van het door hem te vormen kabinet als geheel te beoordelen. Ik heb daarom getracht te komen tot een kabinet, dat voldoet aan het eerder aanvaarde element van een redelijke mate van homogeniteit als vooruitstrevend kabinet, dat geloofwaardig zal zijn in de uitvoering van het overeengekomen regeerakkoord.’
Ziedaar het kabinet-Den Uyl II
Minister-president |
Den Uyl |
Binnenlandse Zaken (vice-premier) |
Van Agt |
Buitenlandse Zaken |
Van der Stoel |
Justitie |
De Gaay Fortman |
Onderwijs en Wetenschappen |
Van Kemenade |
Financiën |
Duisenberg |
Defensie |
Stemerdink |
Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening |
Schaefer |
Verkeer en Waterstaat |
Zeevalking |
Economische Zaken |
Lubbers |
Landbouw en Visserij |
Kruisinga |
Sociale Zaken |
Boersma |
Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk |
Meijer |
Volksgezondheid en Milieuhygiëne |
Gardeniers-Berendsen |
Ontwikkelingssamenwerking |
Neuman |
Wetenschapsbeleid |
Beek |
Het lijkt wel een reconstructie, denk ik als ik al die namen nog eens op een rijtje zie. Daar hebben we ons nu al die maanden zo druk om gemaakt. Wie sprak er ook weer over een aardverschuiving op 25 mei?
| |
Donderdag 3 november
Het interview staat in De Volkskrant. Mijn antwoorden zijn er keurig ingekomen, maar het is wel een zoekplaatje geworden. De kop luidt: Van Thijn Vervreemd Van Partij. Mijn citaten staan verpakt tussen lange beschouwingen van de beide schrijvers waarin ze omstandig uiteenzetten dat ik ‘afgebladderd ben in de publiciteit’, ‘een gehavend politicus, in een onzekere situatie’, ‘de man die zich kwalijk door Van Agt liet uitkleden’, men kon ‘de ijle vlucht van Van Thijns overwegingen’ niet meer volgen. Het woord ‘vervreemding’ is niet van de lucht.
| |
| |
‘Berustend zit Van Thijn te wachten op het eind’, is het eind. Berustend leg ik het verhaal opzij. Ik spreek de congresgangers zelf nog, denk ik. De berichten vanuit de partij zijn wat gunstiger. Sommigen spreken over een omslag. De afdelingsvergaderingen worden massaal bezocht. Maar de belangrijkste gewesten moeten nog bijeenkomen. Om elf uur komt de fractie bijeen om de brief van Joop te bespreken. Voor twaalf uur moet ik uitsluitsel geven, maar ik heb maar aangenomen dat er niet al teveel problemen zullen rijzen. Met 35 tegen 4 gaat de fractie akkoord. Hans Kombrink heeft tegen het plaatje als zodanig geen bezwaar.
Klokslag twaalf uur bel ik Joop. Hij heeft nieuwe zorgen. Lubbers heeft een brief geschreven dat hij formeel geen kandidaat is. Dries heeft om uitstel gevraagd.
Om één uur belt Joop mij: Het is oorlog. Dries heeft hem laten weten nog enkele uren nodig te hebben, anders is het nee. Hij heeft de drie partijvoorzitters ontboden.
Ik ontvang intussen de kandidaat-staatssecretarissen. Ik heb mijn lijst rond. De Rooie Vrouwen hebben een nieuw advies uitgebracht: Hedy d'Ancona voor Emancipatiezaken. Ik volg het advies op. Verder zoek ik aan:
Volksgezondheid |
Dick Dolman |
Justitie |
Ineke Haas-Berger |
Binnenlandse Zaken |
Piet Stoffelen |
Economische Zaken |
Meinie Epema-Brugman |
Sociale Zaken |
Ina Hommes |
Volkshuisvesting |
Marcel van Dam |
Onderwijs |
Ger Klein |
Om half vier belt Joop weer. Dries kan nog geen uitsluitsel geven. De grote meerderheid van zijn fractie ligt dwars. Hij vraagt tijd tot de ‘dageraad’. We kunnen niet anders dan daarin berusten. Joop besluit nog wel even schriftelijk vast te leggen dat het dan ook alleen maar ja of nee kan zijn.
De laatste staatssecretaris die ik ontvang is Ger Klein. Of eerlijk gezegd, ik ben hem vergeten. Zijn kandidatuur is zo vanzelfsprekend. Ik kom hem tegen in de rooksalon waar hij tevergeefs op een oproep heeft zitten wachten. We lopen samen op naar Berloth. Het is weer donderdagavond en de démissionaire bewindslieden eten nog steeds. Ger houdt een interessante, natuurkundige beschouwing over de formatie. Hij voelde zich sterk aangesproken door mijn korte inleiding in de fractievergadering na de Partijraad. Politiek is inderdaad een continu proces, zonder echte overwinningen en nederlagen. Het is ook een
| |
| |
onherhaalbaar proces. Elke formatie heeft toch weer zijn eigen verloop, waarin oude trauma's een grote rol spelen, waardoor nieuwe trauma's ontstaan. Dat alles wordt versterkt overgebracht op het publiek. Deze formatie is, als nooit tevoren, een open proces. Dat leidt tot een soort kringloop. De ene onderhandelaar doet een ‘harde’ uitspraak. De ander moet daarop reageren. Is die reactie te zacht, dan roept zijn partij hem ter verantwoording. Is de reactie hard, dan reageert de eerste weer. Zo ontstaat er een proces van verstarring en blokkades. Een ‘regeltechnicus spreekt in zo'n geval van een meervoudig teruggekoppeld proces met grote, rondgaande versterking en looptijden en hij kan meteen vertellen dat het een godswonder is als zo'n zaak niet gaat oscilleren.’ ‘En wat dan?’ vraag ik. ‘De stekker uit het stopcontact halen,’ antwoordt hij. ‘Maar mensen zijn geen electronen,’ zeg ik. ‘Nee, mensen zijn wispelturiger en voorts moet ik nog het eerste electron tegenkomen dat zich niet aan een afspraak houdt.’ ‘Politicologen en natuurkundigen zouden meer moeten samenwerken,’ vinden we. Ik vrees dat daar volop gelegenheid voor zal komen.
Het eten verloopt overigens in een nerveuze stemming. Iedereen begrijpt dat het beslissende moment is aangebroken. Niemand gaat ook naar huis. In grote drommen trekken de bewindslieden naar het kamergebouw. De meeste proppen zich in mijn kamer. Het belooft een lange nacht te worden. Wim Meijer raadt mij aan even te gaan slapen. Hij overhandigt mij de sleutel van zijn flat in Scheveningen aan de boulevard. Ik sta te tollen op mijn benen, oscillatie, denk ik. Ik maak van het aanbod gebruik.
Om half twee word ik wakker gebeld. Ik moet ogenblikkelijk terugkomen. Henk Bakker komt me halen. Opgekikkerd stap ik het kamergebouw binnen en bedank Wim voor zijn gastvrijheid en advies.
Ik zoek kontakt met Joop. Dries is geweest met tussenvoorstellen. Hij heeft twee varianten aangeboden. Eén Aantjes-variant. Aantjes zou in het kabinet komen op Binnenlandse Zaken, maar dan zou Van Agt Justitie terug moeten krijgen.
En een Andriessen-variant. Andriessen op Economische Zaken in kombinatie met een ruil Defensie/Ontwikkelingssamenwerking. Kruisinga zou dan Defensie nemen, Van der Stee keert terug op Landbouw.
Ik pleeg ruggespraak. De meeste bewindslieden zijn nog aanwezig. Naar ieders mening zijn geen van beide varianten aanvaardbaar. De ruil met Ontwikkelingssamenwerking wordt bestempeld als ‘mensenhandel’. Ook Jan Pronk vindt dat dit niet kan.
‘Maar als Aantjes beschikbaar is voor het kabinet moeten er toch nog tal van andere mogelijkheden zijn,’ suggereer ik.
| |
| |
De nacht schrijdt voort. Ik heb veel profijt van die paar uurtjes slaap. Om half drie: Joop weer. Dries is nu aan het proberen of Aantjes op Justitie wil, of anders op Verkeer en Waterstaat.
Om kwart voor vier: Joop. Het is nee.
Ik begrijp het niet. Nu heeft Aantjes toch de sleutel in handen. Wat wil hij nou eigenlijk? Ik wil hem spreken. Ik heb hem gedurende de hele formatie praktisch niet gezien, omdat ik niet buiten Van Agt om wou praten. Maar op dit kritieke moment laat ik alle reserves en plichtplegingen vallen. Er wordt druk bemiddeld.
Half vijf: Aantjes komt binnen, bleek maar niet onhartelijk. We praten. Hij legt uit waarom hij niet naar Justitie wil. Eigenlijk wil hij helemaal niet in het kabinet. ‘Sorry, Ed, ik ben niet bij machte nog een oplossing aan te dragen.’ Hij herhaalt nog eens de woorden ‘niet bij machte’. Helemaal begrijpen doe ik het niet. Anderen speculeren: als Andriessen én Aantjes in de fractie blijven zou een andere AR-man fractievoorzitter kunnen worden. Het voorstel van Joop zou dan alsnog kunnen worden aanvaard. Dat is de AR-lijn, zegt men. Het is niet de lijn van Dries.
Vijf voor zes: Joop. Hij heeft een afgrijselijke séance met Dries gehad. Ze zijn er niet uitgekomen. Het uiterste waar Dries toe bereid blijkt is Andriessen elders in het kabinet, maar onder handhaving van Kruisinga. Dat kan niet. Ik bied aan even over te steken.
Om vijf over zes zit ik bij Joop. Hij vertelt over zijn afschuwelijke ervaring. Dries zit volkomen fijngemalen tussen Andriessen en Aantjes. Joop heeft behoorlijk de ziekte in. Hij verwijst grimmig naar het artikel van Harry van Wijnen in Het Parool: De laatste dagen van Den Uyl.
We zijn bezig aan de laatste minuten. Om 7 uur begint de dageraad. Dries heeft verzekerd dat het dan ja of nee zal zijn.
Ik ga terug naar mijn kamer. Daar is nu wel het laatste vuur gedoofd. Her en der liggen mijn gasten te ronken, in de meest vreemde posities. Bram Peper ligt achterover op een stoel, het hoofd naar achteren als bij de tandarts. Over hem heen een half gelezen krant die zachtjes op en neer gaat. Het hoogtepunt komt nu snel nabij.
Als enige waak ik over de telefoon. Het is zeven uur. Niets. Vijf over zeven. Nog niets. Ik bel Joop. ‘Wie belt wie?’ vraag ik nerveus. ‘Hij mij’ zegt hij. ‘Hier zeggen ze dat jij hem belt,’ waarschuw ik. Zijn telefoon gaat. Ik hang snel op. Om kwart over zeven gaat de mijne: Joop. Mijn hart staat stil. Ik ben op alles voorbereid. Maar niet op dit. ‘Dries kan nu geen ja zeggen,’ vertelt Joop. ‘Hij is bereid om 12 uur zijn fractie bijeen te roepen. Technisch is het niet uitgesloten dat dit tot een ander standpunt leidt.’
| |
| |
| |
Vrijdag 4 november
Om 12 uur zou onze fractie bijeen komen. Er moet een eindoordeel gegeven worden. Morgen is het Congres. De meesten zijn nu wel weer wakker. We besluiten de fractie uit te stellen. Eerst moet het CDA maar vergaderen.
Wim, Bram en ik gaan naar de flat van Wim in Scheveningen. De dageraad is al volop in ontwikkeling. Om 12 uur word ik gewekt. Er is telefoon. De fractie is bijeen. Niemand weet iets van uitstel. De nachtploeg en de dagploeg zijn elkaar misgelopen. We moeten nog wennen. Ik vraag de vergadering toch maar even uit te stellen. Het CDA heeft de vergadering ook uitgesteld, vertelt Aad Kosto. Ze wachten op ons. Intussen blijkt Dries een brief geschreven te hebben over zijn nachtelijke avonturen met Joop. Hij moet inderdaad van beton zijn. Opnieuw een voorsprong in de publiciteitsslag. Hij meet breed alle voorstellen uit die hij vannacht heeft gedaan en die door Joop zijn afgewezen. Ik probeer Joop te pakken te krijgen. Onze voorstellen moeten dan ook maar naar buiten. Aantjes heeft zowat op elk departement gezeten, maar alles is afgewezen. We proberen nu zo snel mogelijk naar de kamer te komen. Wim stelt voor even naar een taxistandplaats te wandelen. Een frisse neus hebben we wel verdiend. Fris is het wel, maar een taxi is er niet.
We wachten twintig minuten en stappen dan op de tram. We hebben er al twee voorbij laten gaan. Bij het Vredespaleis zie ik een taxi staan. We springen de tram uit en klauteren de taxi binnen. Er is een verkeersknoop. De taxi haalt de tram niet meer in. Om half twee arriveren we in de gereed zittende fractie. Zes leden, Roethof, Dankert, Patijn, Van den Bergh, Roels en Knol, vragen heropening van de besprekingen, maar de fractie besluit in meerderheid uiteen te gaan. Het wachten is nu eerst op de uitkomst van het CDA-beraad.
Om kwart over drie belt Joop voor de eerste maal. Het is afgelopen. Het is nee.
Ik ben als eerste bij de pers. Het CDA heeft nee gezegd tegen een ‘ploeg van de redelijkheid,’ samengesteld op een formule waarvoor ik in de afgelopen dagen ‘mijn nek vér heb uitgestoken’.
Ik wijs erop dat het befaamde conclaaf is geëindigd met bepaalde verwachtingen omtrent de personele slotfase. ‘In die verwachtingen ben ik beschaamd.’ Ik veronderstel dat de formatie nu afspringt op de interne strijd om het leiderschap binnen het CDA. Wij zijn daarin niet onredelijk geweest. Hebben voor die problematiek begrip getoond. Nog hedennacht heeft Aantjes tenminste vier plaatsen in het kabinet aangeboden gekregen.
Het zelfrespect van de PvdA is zwaar op de proef gesteld. De maat is
| |
| |
nu vol. Blijkbaar wil Van Agt met de VVD. Dat probeert hij dan maar. ‘De PvdA blijft bereid op andere wijze regeringsverantwoordelijkheid te dragen.’
De fractie komt opnieuw bijeen. Deze keer om zowel het advies aan het Congres als aan het staatshoofd te bespreken. Ik stel de volgende lijn voor:
1. | We zijn uitgepraat met het CDA. |
2. | Van Agt moet het maar met de VVD proberen. |
3. | Wij staan klaar voor een progressief minderheidskabinet. |
De fractie gaat akkoord.
Ik maak weer een rondje televisie en ren vervolgens naar het Partijbestuur. Ook daar is de lijn snel uitgezet. ‘Van de PvdA is geen bijdrage meer te verwachten aan de totstandkoming van een parlementair coalitiekabinet PvdA-CDA-D'66’ is de kernzin in de motie die morgen aan het Congres zal worden voorgelegd. Ik vertrek uitgeput naar Amsterdam. Intussen heeft Berend-Jan een ontwerpspeech voorbereid. Onderweg kijk ik hem door. Een goed verhaal, maar toch. Ik heb de handicap dat ik moeilijk teksten van anderen kan uitspreken. Ik besluit toch zelf een verhaal te maken. Morgenochtend in alle vroegte. Nu eerst maar pitten. Ik rol vér voor middernacht mijn bed in. De verbreking van het formatierecord-1973 maak ik niet bewust mee.
|
|